ECLI:NL:RBAMS:2025:6062

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 augustus 2025
Publicatiedatum
19 augustus 2025
Zaaknummer
10668198 \ CV EXPL 23-11538
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verstek
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstek in consumentenrechtelijke zaak met betrekking tot onbetaalde verzekeringspremie en vernietiging van oneerlijke bedingen

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Amsterdam op 15 augustus 2025, heeft de kantonrechter uitspraak gedaan in een verstekprocedure tussen NEDASCO B.V. en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij, NEDASCO B.V., gevestigd te Amersfoort, had een vordering ingesteld voor onbetaalde verzekeringspremie. De procedure is gestart met een tussenvonnis op 16 mei 2025, waarin de eisende partij werd gevraagd om zich te verantwoorden over de verstrekking van de algemene voorwaarden aan de gedaagde partij en de (on)eerlijkheid van de bedingen die aan de vordering ten grondslag lagen.

De eisende partij heeft aangegeven dat de algemene voorwaarden per e-mail zijn verzonden, maar heeft niet voldaan aan de instructies van de kantonrechter om de bedingen die aan de vordering ten grondslag lagen te specificeren. Desondanks heeft de kantonrechter geoordeeld dat de gevorderde hoofdsom, die betrekking heeft op de onbetaalde verzekeringspremie, toewijsbaar is, omdat deze op transparante wijze is geformuleerd. De wettelijke rente over de hoofdsom is eveneens toegewezen.

De kantonrechter heeft echter de bedingen over buitengerechtelijke kosten en proceskosten vernietigd, omdat deze als oneerlijk zijn aangemerkt. Dit betekent dat de eisende partij geen aanspraak kan maken op deze kosten. De beslissing van de kantonrechter is in lijn met recente jurisprudentie van de Hoge Raad en het Hof van Justitie van de Europese Unie, die bevestigen dat dergelijke bedingen niet bindend zijn voor consumenten. De gedaagde partij is veroordeeld tot betaling van € 113,52 aan hoofdsom, vermeerderd met wettelijke rente, en de veroordeling is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 10668198 \ CV EXPL 23-11538
Vonnis van 15 augustus 2025
in de zaak van
NEDASCO B.V.,
gevestigd te Amersfoort,
eisende partij,
gemachtigde: LAVG Gerechtsdeurwaarders (Groningen),
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 16 mei 2025,
- de akte van eisende partij.
1.2.
Hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft gedaagde partij niet op de akte van eisende partij gereageerd.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Bij voornoemd tussenvonnis is eisende partij in de gelegenheid gesteld zich gemotiveerd met stukken uit te laten over de wijze waarop de algemene voorwaarden aan gedaagde partij zijn verstrekt, over de (on)eerlijkheid van de bedingen die aan de vordering ten grondslag zijn of kunnen worden gelegd en over het voornemen van de kantonrechter tot vernietiging van de bedingen over buitengerechtelijke kosten en gerechtelijke kosten, die als oneerlijk zijn aangemerkt.
2.2.
Eisende partij heeft bij akte laten weten dat de algemene voorwaarden met het polisblad per e-mail zijn toegezonden aan het door gedaagde partij opgegeven e-mailadres. Ten aanzien van de oneerlijkheid van de bedingen refereert eisende partij zich aan het oordeel van de kantonrechter.
2.3.
Eisende partij heeft de gevraagde toelichting over de wijze waarop de algemene voorwaarden
voorafgaande aan het sluiten van de verzekering(zie overweging 2.6 van het tussenvonnis) niet gegeven. Dat de algemene voorwaarden na het sluiten van de overeenkomst per e-mail aan gedaagde partij zijn toegestuurd, zegt daar immers niets over. Gedoeld werd op de totstandkomingswijze van de overeenkomst.
2.4.
Eisende partij heeft ook niet de bedingen genoemd die aan de vordering ten grondslag zijn of kunnen worden gelegd.
2.5.
Ondanks dat eisende partij zich gezien het voorgaande niet heeft gehouden aan de instructies in het tussenvonnis, kan de gevorderde hoofdsom worden toegewezen, nu deze uitsluitend betrekking heeft op onbetaald gelaten verzekeringspremie en het prijsbeding op transparante wijze is geformuleerd.
2.6.
De wettelijke rente over de hoofdsom is toewijsbaar als gevorderd.
2.7.
Nu eisende partij zich voor wat betreft de oneerlijkheid van de bedingen die van belang zijn voor de vordering refereert aan het oordeel van de kantonrechter, zullen de in het tussenvonnis geciteerde bedingen over buitengerechtelijke kosten en gerechtelijke kosten worden vernietigd. In het tussenvonnis is reeds uiteengezet waarom de bedingen oneerlijk zijn.
2.8.
Gevolg van de vernietiging is dat eisende partij op de bedingen geen beroep kan doen en zij ook geen aanspraak meer kan maken op buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten op grond van de wet (zie overweging 2.7 van het tussenvonnis). Voor wat betreft de proceskosten wordt nog het volgende opgemerkt. De Hoge Raad heeft onlangs bevestigd dat een beding op grond waarvan alle gerechtelijke kosten bij de consument in rekening kunnen worden gebracht als oneerlijk is aan te merken (ECLI:NL:HR:2025:820). Daarom bindt het beding de consument niet. Ondanks dat de Hoge Raad in het aangehaalde arrest de vraag over de gevolgen van een oneerlijk proceskostenbeding op zijn beurt heeft gesteld aan het Hof van Justitie van de Europese Unie, worden de proceskosten afgewezen, gelet op artikel 6 lid 1 van Richtlijn 93/13/EG en de vaste jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie over de ‘terugvalleer’ (o.a. ECLI:EU:C:2021:68 en ECLI:EU:C:2022:971).
2.9.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
veroordeelt gedaagde partij tot betaling aan eisende partij van € 113,52 aan hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf 20 juli 2023 tot de dag van de algehele voldoening,
3.2.
verklaart de veroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
3.3.
wijst het meer of anders gevorderde, waaronder de proceskostenveroordeling ten laste van gedaagde partij, af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Pennink en in het openbaar uitgesproken op 15 augustus 2025.
991