ECLI:NL:RBAMS:2025:6063

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 augustus 2025
Publicatiedatum
19 augustus 2025
Zaaknummer
10271165 \ CV EXPL 23-362
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ambtshalve toetsing van consumentenrecht in huurovereenkomst met betrekking tot doorbelaste boetes en eindafrekening

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, heeft de eisende partij, LUXOR LEASE B.V., mede handelend onder de naam CITYRENT, een vordering ingesteld tegen een gedaagde partij die niet is verschenen. De vordering betreft een huurovereenkomst voor een shortlease auto, waarbij de eisende partij een bedrag van € 3.579,84 vordert, vermeerderd met rente en kosten. De kantonrechter heeft ambtshalve de consumentenrechtelijke aspecten van de overeenkomst getoetst, aangezien de overeenkomst is gesloten tussen een handelaar en een consument. De rechter heeft vastgesteld dat de eisende partij aan haar informatieplichten heeft voldaan, maar heeft ook geconstateerd dat bepaalde bedingen in de algemene voorwaarden, met name die met betrekking tot doorbelaste boetes, als oneerlijk kunnen worden aangemerkt. Dit kan leiden tot een verstoring van het evenwicht tussen de rechten en verplichtingen van partijen, wat in strijd is met de richtlijn betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten. De kantonrechter heeft daarom het voornemen uitgesproken om het beding te vernietigen, zodat de eisende partij daar geen beroep meer op kan doen. De zaak is aangehouden voor akte uitlating door de eisende partij over de vernietiging van het beding en de btw-heffing over schadevergoedingen. De beslissing is gepland voor 11 september 2025.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 10271165 \ CV EXPL 23-362
Vonnis van 14 augustus 2025
in de zaak van
LUXOR LEASE B.V.,
mede handelend onder de naam CITYRENT,
rechtsopvolger van INQAR CITYRENT,
gevestigd te Vlaardingen,
eisende partij,
gemachtigde: mr. G.E. Hamer,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 16 december 2022, met producties,
- het tegen gedaagde partij verleende verstek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Eisende partij stelt dat haar rechtsvoorganger met gedaagde partij een huurovereenkomst (shortlease) heeft gesloten op grond waarvan gedaagde partij een auto huurde. Op de huurovereenkomst zijn algemene voorwaarden van toepassing verklaard. Eisende partij stelt krachtens de huurovereenkomst een bedrag van € 3.579,84 te vorderen te hebben gekregen, welk bedrag zij aan hoofdsom vordert, vermeerderd met rente en kosten.
2.2.
De overeenkomst die aan de vordering ten grondslag is gelegd is gesloten tussen een handelaar en een consument. De kantonrechter moet in dat geval ambtshalve toetsen aan het consumentenrecht. Onderzocht moet worden of de informatieplichten zijn nageleefd. Daarnaast moet de overeenkomst worden getoetst aan de Richtlijn 93/13 EG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (hierna: de richtlijn).
2.3.
De vordering bestaat uit onbetaald gelaten huur, doorbelaste boetes en een eindafrekening met daarin bedragen vanwege meer gereden kilometers en eigen risico in verband met schade aan de gehuurde auto.
2.4.
Over de totstandkoming van de overeenkomst en de naleving van de van toepassing zijnde informatieplichten, in dit geval artikel 6:230l van het Burgerlijk Wetboek, heeft eisende partij voldoende gesteld. Uit deze stellingen en de daarbij gegeven onderbouwing volgt dat eisende partij aan haar informatieplichten heeft voldaan.
2.5.
Voor wat betreft het toetsen van bedingen aan de richtlijn geldt het volgende. Ieder beding dat aan de vordering ten grondslag is of kan worden gelegd moet worden getoetst.
Onbetaald gelaten huur
2.6.
Het gedeelte van de hoofdsom dat ziet op de onbetaald gelaten huur is gebaseerd op een kernbeding van de overeenkomst. Ambtshalve toetsing van kernbedingen is ingevolge artikel 4 lid 2 van de richtlijn alleen aan de orde als ze niet duidelijk en begrijpelijk zijn geformuleerd. Nu het onderhavige kernbeding duidelijk en begrijpelijk in de huurovereenkomst is geformuleerd, is het uitgezonderd van verdere toetsing aan de richtlijn.
Doorbelaste boetes
2.7.
Eisende partij baseert meerdere parkeerboetes door op grond van artikel 13 van de algemene voorwaarden. Dat artikel luidt:
Artikel 13 – Overheidsmaatregelen en informatie aan autoriteiten
Voor rekening van huurder zijn alle sancties en gevolgen van maatregelen die in verband met het ter beschikking hebben door huurder c.q. gebruiken van het voertuig van overheidswege worden opgelegd, tenzij deze verband houden met een defect dat bij aanvang van de huur reeds aanwezig was of de sancties verband houden met omstandigheden die in de risicosfeer van verhuurder liggen.
Indien deze sancties en maatregelen aan verhuurder worden opgelegd, is huurder gehouden verhuurder op diens eerste verzoek schadeloos te stellen, waarbij huurder aanvullend de kosten van administratie verschuldigd wordt, met een minimum van € 25,- (inclusief BTW). Verhuurder dient de kosten zoveel mogelijk te beperken. Indien verhuurder in verband met enige gedraging of nalaten van huurder, zoals een verkeersovertreding, informatie aan autoriteiten verstrekt, is huurder gehouden de daarmee gepaard gaan de kosten te vergoeden, met een minimum van € 10,- (inclusief BTW).
Desgewenst krijgt huurder een kopie van het officiële document waarmee de sanctie is opgelegd.
2.8.
Het hiervoor geciteerde beding, dat ten grondslag ligt aan de doorbelaste parkeerboetes, wordt als oneerlijk aangemerkt. Eisende partij kan op grond dit beding een haar als kentekenhouder opgelegde boete betalen en aan de huurder doorbelasten. Hierdoor bestaat voor de huurder geen mogelijkheid meer om hiertegen een rechtsmiddel in te stellen. Over het algemeen leidt betaling van de boete ertoe dat wordt ingestemd met een schikkingsvoorstel, waardoor verdere strafvervolging uitblijft en het instellen van een rechtsmiddel niet meer mogelijk is. Bovendien kunnen naast het doorbelaste bedrag van de boete ook administratie- en informatiekosten in rekening worden gebracht, zonder limiet. Dat kan leiden tot een onevenredig hoge schadevergoeding. Dat maakt ieder op zichzelf, maar ook in samenhang dat het evenwicht tussen de rechten en verplichtingen van partijen aanzienlijk wordt verstoord ten nadele van de consument.
2.9.
Omdat het hiervoor besproken beding oneerlijk is, is de kantonrechter voornemens het ambtshalve te vernietigen, zodat eisende partij daar geen beroep meer op kan doen. Eisende partij kan onder deze omstandigheden ook geen beroep meer doen op het aanvullende recht dat van toepassing zou zijn als het beding niet in de algemene voorwaarden zou staan. Dat volgt uit de arresten van het Europese Hof van Justitie van 27 januari 2021, C-229/19, ECLI:EU:C:2021:68 (Dexia) en 8 december 2022, C-625/21, ECLI:EU:C:2022:971 (Gupfinger).
2.10.
Concreet betekent dat, dat de doorbelaste boetes niet toewijsbaar zijn.
2.11.
Voordat tot vernietiging van het beding wordt overgegaan, mag eisende partij zich daarover uitlaten.
Eindafrekening
2.12.
De eindafrekening bestaat, naast de (betaalde en onbetaald gelaten) huur, uit een vergoeding van € 773,92 exclusief btw voor meer gereden kilometers en uit een bedrag van € 700,00 exclusief btw aan eigen risico in verband met schade. Over beide vergoedingen brengt eisende partij btw bij gedaagde partij in rekening.
2.13.
De vergoeding voor meer gereden kilometers is gebaseerd op een transparant kernbeding in de overeenkomst, die daarom niet voor verdere toetsing in aanmerking komen.
2.14.
De bedingen die ten grondslag liggen aan de gevorderde bedragen aan eigen risico zijn getoetst en niet oneerlijk bevonden.
2.15.
Wel dient eisende partij toe te lichten waarom zij btw over beide vergoedingen in rekening heeft gebracht. Het gaat immers om een vorm van schadevergoeding, terwijl die vergoeding geen verband houdt met enige dienst die onder bezwarende titel is geleverd, zodat die vergoeding niet btw-plichtig is. Zie ook ECLI:EU:C:2007:440.
2.16.
De zaak wordt voor akte uitlating door eisende partij over het bepaalde in overwegingen 2.11 en 2.15.
2.17.
Eisende partij dient de akte tenminste twee weken voor de hierna te bepalen rolzitting ook aan gedaagde partij te sturen, met de mededeling dat gedaagde partij op die rolzitting daarop mag reageren dan wel uitstel kan vragen en hoe en wanneer gedaagde partij uiterlijk moet reageren. Eisende partij wordt in dat kader verzocht om naast de akte ook de mededeling/brief aan gedaagde partij in het geding te brengen. Wanneer niet kan worden vastgesteld dat de akte tijdig en/of met de juiste mededeling aan gedaagde partij is toegestuurd, wordt deze in beginsel buiten beschouwing gelaten.
2.18.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
verwijst de zaak naar de rol van
donderdag 11 september 2025 om 10.00 uurvoor akte uitlating eisende partij over het bepaalde in overwegingen 2.11 en 2.15,
3.2.
bepaalt dat eisende partij de akte aan gedaagde partij moet toesturen overeenkomstig het bepaalde in overweging 2.17,
3.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.W. Inden en in het openbaar uitgesproken op 14 augustus 2025.
991