ECLI:NL:RBAMS:2025:6091

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
31 juli 2025
Publicatiedatum
20 augustus 2025
Zaaknummer
13-212116-25
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met terugkeergarantie

Op 31 juli 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door het Amtsgericht München op 7 mei 2025. De zaak betreft een vordering van de officier van justitie tot behandeling van het EAB, waarbij de opgeëiste persoon, geboren in 2003, is aangehouden en gedetineerd in Nederland. Tijdens de openbare zitting was de opgeëiste persoon aanwezig, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. N.M. Delsing, die geen verweer heeft gevoerd. De officier van justitie concludeerde dat de overlevering kon worden toegestaan.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn. De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit en heeft zich beroepen op de garantie van maatschappelijke re-integratie in Nederland. De rechtbank heeft geoordeeld dat de opgeëiste persoon voldoende banden met Nederland heeft, waardoor de tenuitvoerlegging van een eventuele straf beter in Nederland kan plaatsvinden. De Duitse autoriteiten hebben een garantie gegeven dat de opgeëiste persoon zijn straf in Nederland kan ondergaan.

De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, omdat aan de voorwaarden van de OLW is voldaan en er geen belemmeringen zijn voor de uitvoering van het EAB. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-212116-25
Datum uitspraak: 31 juli 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 15 juli 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 7 mei 2025 door het
Amtsgericht München, Duitsland (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag] 2003,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[BRP-adres] ,
gedetineerd in [detentieplaats] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de openbare zitting van 31 juli 2025, in aanwezigheid van mr. W.L.M. van Poll, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. N.M. Delsing, advocaat in Amsterdam.
De raadsvrouw heeft geen verweer gevoerd en de officier van justitie heeft geconcludeerd dat de verzochte overlevering kan worden toegestaan.
De rechtbank heeft voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een bevel tot voorlopige hechtenis van het
Amtsgericht Münchenvan 7 mei 2025, met dossiernummer ER V Gs 6144/25.
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Duits recht strafbaar feit. Dit feit is omschreven in het EAB. [2]

4.Strafbaarheid

4.1
Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst (een deel van) het strafbare feit aan als een zogenoemd lijstfeit, dat in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staat vermeld, te weten:
georganiseerde of gewapende diefstal.
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van Duitsland een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.
4.2
Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de (deel)feiten ‘zaakbeschadiging’ en het ‘teweegbrengen van een ontploffing van explosieven’ niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, wanneer – kort gezegd – voldaan is aan het vereiste dat op de feiten naar het recht van de uitvaardigende lidstaat een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste twaalf maanden is gesteld en dat de feiten ook naar Nederlands recht strafbaar zijn.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
medeplegen van het opzettelijk en wederrechtelijk vernielen of beschadigen van enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort;
medeplegen van het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit en beroept zich op de garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW. De rechtbank stelt vast dat de opgeëiste persoon zodanige banden heeft met Nederland, dat de tenuitvoerlegging van een eventueel na overlevering opgelegde straf, uit het oogpunt van maatschappelijke re-integratie beter in Nederland kan plaatsvinden dan in de uitvaardigende lidstaat. De opgeëiste persoon heeft immers het centrum van zijn belangen in Nederland gevestigd. [3] Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan, wanneer is gewaarborgd dat de opgeëiste persoon, in geval van veroordeling in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf na overlevering, deze straf in Nederland mag ondergaan.
Der Leitende Oberstaatsanwalt Münchenheeft per brief van 24 juli 2025 ten aanzien van de opgeëiste persoon de volgende garantie gegeven:

gerechtelijk vooronderzoek tegen (…) [opgeëiste persoon], geboren op [geboortedag]-2003, wegens in bendeverband gepleegde gekwalificeerde diefstal
(…)
Voor zover de vervolgde personen na hun onherroepelijke veroordeling door een Duitse rechter ermee instemmen voor de straftenuitvoerlegging naar het Koninkrijk der Nederlanden te worden overgebracht, wordt toegezegd dat zij de straf daar kunnen ondergaan.
Naar het oordeel van de rechtbank is deze garantie voldoende.

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 47, 157 en 350 Wetboek van Strafrecht en 2, 5, 6 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan het
Amtsgericht München(Duitsland) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M.C.M. Hamer, voorzitter,
mrs. A.R.P.J. Davids en E.M. de Bie, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. G. Riedijk, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 31 juli 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie onderdeel e) van het EAB.
3.Hof van Justitie van de Europese Unie, 6 juni 2023, C-700/21, O. G. (