ECLI:NL:RBAMS:2025:6128

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 juli 2025
Publicatiedatum
20 augustus 2025
Zaaknummer
1314020225
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel van Duitsland

Op 29 juli 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door het Amtsgericht Keulen in Duitsland. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in 2002, van Nederlandse nationaliteit, die momenteel gedetineerd is. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op deze datum voortgezet, waarbij de officier van justitie, mr. K. van der Schaft, aanwezig was en de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. C.N.G.M. Starmans.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn die de overlevering in de weg staan. De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit en de rechtbank heeft geoordeeld dat zijn maatschappelijke re-integratie beter in Nederland kan plaatsvinden. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, onder de voorwaarde dat de opgeëiste persoon in Nederland zijn straf kan ondergaan, mocht hij in Duitsland worden veroordeeld.

De rechtbank heeft ook de argumenten van de raadsman en de officier van justitie overwogen. De raadsman stelde dat de overlevering moest worden geweigerd omdat het zwaartepunt van de feiten in Nederland ligt, terwijl de officier van justitie betoogde dat dit niet relevant is voor de toetsing aan artikel 13 OLW. De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat de enkele omstandigheid dat het feit geacht wordt geheel of gedeeltelijk in Nederland te zijn gepleegd, onvoldoende is om de overlevering te weigeren. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, waarbij de relevante wetsartikelen zijn toegepast.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/140202-25
Datum uitspraak: 29 juli 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 15 juli 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 31 maart 2025 door het
AmtsgerichtKeulen in Duitsland (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren op [geboortedag] 2002 te [geboorteplaats] ,
van Nederlandse nationaliteit,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] ,
thans gedetineerd in [detentieadres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 29 juli 2025, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. C.N.G.M. Starmans, advocaat in Utrecht.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.
3. Grondslag en inhoud van het EAB
Het EAB vermeldt een aanhoudingsbevel van het Amtsgericht Keulen van 13 maart 2025
(ref. 506 Gs 815/25).
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Duits recht strafbaar feit. Dit feit is omschreven in het EAB. [3]

4.Strafbaarheid

Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst het strafbare feit aan als een zogenoemd lijstfeit, dat in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staat vermeld, te weten:
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van Duitsland een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit en beroept zich op de garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW. De rechtbank stelt vast dat de opgeëiste persoon zodanige banden heeft met Nederland, dat de tenuitvoerlegging van een eventueel na overlevering opgelegde straf, uit het oogpunt van maatschappelijke re-integratie beter in Nederland kan plaatsvinden dan in de uitvaardigende lidstaat. De opgeëiste persoon heeft immers het centrum van zijn gezinsleven en zijn belangen in Nederland gevestigd. [4]
Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan, wanneer is gewaarborgd dat de opgeëiste persoon, in geval van veroordeling in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf na overlevering, deze straf in Nederland mag ondergaan.
De
Public Prosecution Office Cologneheeft op 28 juli 2025 de volgende garantie gegeven:
“It is hereby assured that, in the event of a final conviction in the Federal Republic of Germany, the person sought will be surrendered for further enforcement in the Netherlands for the purposes of enforcement in the European Union (OJ L 327, 5.12.2008, p. 27) pursuant to the applicable version of Council Framework Decision 2008/909/JHA of 27 November 2008 on the application of the principle of mutual recognition to judgments in criminal matters imposing custodial sentences or measures involving deprivation of liberty. for the purposes of its enforcement in the European Union (OJ L 327 of 5 December 2008, p 27), will be transferred back to the Netherlands for further enforcement.”
Naar het oordeel van de rechtbank is deze garantie voldoende.

6.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13 OLW

Het EAB ziet op een feit dat geacht wordt geheel of gedeeltelijk op Nederlands grondgebied te zijn gepleegd. In zo’n situatie kan de rechtbank de overlevering weigeren. [5]
Standpunt van de raadsman
De raadsman stelt zich op het standpunt dat de overlevering moet worden geweigerd omdat het zwaartepunt van de begane feiten in Nederland ligt. De criminele organisatie bevindt zich in Nederland en het centrum van de drugshandel vindt in Nederland plaats. Slechts het over de grens brengen van de drugs vindt in Duitsland plaats.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat kan worden afgezien van de weigeringsgrond om de volgende redenen:
- de drugs bevinden zich in Duitsland;
- het onderzoek vindt in Duitsland plaats;
- de medeverdachten bevinden zich in Duitsland;
- Nederland is niet voornemens de opgeëiste persoon in Nederland voor dit feit te vervolgen.
Waar het zwaartepunt van de feiten ligt is, in tegenstelling tot wat de raadsman stelt, niet relevant voor de toets van artikel 13 OLW.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat aan de regeling van het EAB ten grondslag ligt dat overlevering de hoofdregel is en weigering de uitzondering moet zijn. De gedachte achter deze facultatieve weigeringsgrond is dat moet worden voorkomen dat Nederland zou moeten meewerken aan overlevering voor een feit dat geheel of ten dele in Nederland is gepleegd en dat hier niet strafbaar is of hier niet pleegt te worden vervolgd.
De rechtbank stelt vast dat – in het licht van de door de officier van justitie gegeven argumenten – de enkele omstandigheid dat het feit geacht wordt geheel of gedeeltelijk in Nederland te zijn gepleegd, onvoldoende aanleiding geeft om de weigeringsgrond van artikel 13 OLW toe te passen. Hetgeen de raadsman heeft aangevoerd, is onvoldoende voor de rechtbank om tot een ander oordeel te komen.

7.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

8.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 6 en 7 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan het
AmtsgerichtKeulen voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. E. Biçer, voorzitter,
mr. R.A. Sipkens en mr. D.L.S. Ceulen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.J. Gauneau, griffier.
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 29 juli 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 OLW.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW. (of eerste, derde, vierde en vijfde lid OLW).
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Hof van Justitie van de Europese Unie, 6 juni 2023, C-700/21,
5.Artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, OLW.