9.3.Het oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij [benadeelde partij 1]
Materiële schade
De rechtbank overweegt ten aanzien van de gevorderde materiële schadevergoeding als volgt. Nu zij tot een bewezenverklaring komt van het onder 1 tenlastegelegde staat vast dat aan de benadeelde partij rechtstreekse materiële schade is toegebracht door dit feit.
De benadeelde partij heeft 280,93 euro gevorderd voor beveiligingskosten voor het aanpassen en controleren van haar alarmsysteem. Het alarmsysteem is niet door de tenlastegelegde gedragingen vernield of beschadigd en er zijn door de benadeelde partij geen aanschafkosten gemaakt voor een nieuw alarmsysteem of uitbreiding van het huidige systeem. Hierom is de rechtbank van oordeel dat er geen rechtstreekse schade bestaat tussen het tenlastegelegde en deze gemaakte beveiligingskosten. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom voor dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
De benadeelde partij heeft daarnaast 3.688,68 euro aan verlies van arbeidsvermogen gevorderd. Zonder aanvullende stukken en een nadere onderbouwing heeft de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd welk bedrag zij daadwerkelijk aan inkomen is misgelopen en heeft zij de rechtbank onvoldoende handvatten gegeven om die schade te bepalen of een schatting te maken. Het genoemde 50 euro uurtarief is daarvoor onvoldoende, nu dit een gemiddelde is en daarmee de omzet van de benadeelde partij en wat zij netto aan haar werkzaamheden overhoudt in dat tarief niet wordt betrokken. Ook voor dit deel van de vordering zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren, omdat deze schadepost een onevenredige belasting van het strafproces oplevert.
Door de benadeelde partij wordt 2.094 euro gevorderd voor huishoudelijke hulp. De rechtbank volgt de onderbouwing van de advocaat van de benadeelde partij met betrekking tot de Letselschade Richtlijn Huishoudelijke Hulp en de gestelde 12 weken waarvoor mantelzorg nodig was, maar schat, gelet op de omstandigheden die door de benadeelde partij naar voren zijn gebracht, de beperking van de benadeelde partij voor de duur van de gehele 12 weken in als “licht tot matig beperkt”. De rechtbank gaat uit van een tweepersoonshuishouden, omdat de dochter van de benadeelde partij weliswaar meerderjarig is, maar studeert en daarom in het kader van de letselschade richtlijn moet worden gezien als een kind. Gelet hierop wijst de rechtbank de vordering toe tot een bedrag van 1.392 (12 x 116 euro) en wijst het overige deel van deze schadepost af.
De overige door de benadeelde partij gevorderde schadeposten acht de rechtbank voldoende onderbouwd en hebben rechtstreeks verband met het tenlastegelegde, zodat deze worden toegewezen.
Gelet op het voorgaande wordt de materiële vordering gedeeltelijk toegewezen tot een bedrag van 2.571,53 euro, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (te weten 28 september 2023).
Immateriële schade
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schadevergoeding oordeelt de rechtbank het volgende. Vaststaat dat de benadeelde partij door het onder 1 bewezenverklaarde rechtstreeks schade heeft geleden en dat een grondslag voor vergoeding van immateriële schade bestaat, reeds omdat de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen. Zo heeft zij een gebroken en gescheurde knie, diverse blauwe plekken, hoofdtrauma, een gekneusde nek en een gekneusde linker voet opgelopen. Medisch ingrijpen was noodzakelijk en bestond uit vier weken gips en twee weken brace. Dit werd gevolgd door intensieve fysiotherapie. Daarnaast heeft de benadeelde partij weken na het incident last gehad van herbelevingen en schrikt zij tot de dag van vandaag in haar winkel en wantrouwt zij anderen. Op grond van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van immateriële schade. Gelet op de door de benadeelde partij geschetste omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in vergelijkbare zaken worden toegekend, stelt de rechtbank de vergoeding van immateriële schade naar billijkheid vast op een bedrag van 7.500 euro. De vordering zal daarom gedeeltelijk worden toegewezen tot een bedrag van 7.500 euro, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd (te weten 28 september 2023). De rechtbank wijst het overige deel van de gevorderde immateriële schade af.
Veroordeling in de kosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [benadeelde partij 1] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de staat van het bedrag van 10.071,53 euro, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (te weten 28 september 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening. De rechtbank bepaalt de duur van de eventueel op grond van artikel 6:4:20 van het Wetboek van Strafvordering toe te passen gijzeling op maximaal 85 dagen.
De rechtbank bepaalt dat, indien en voor zover verdachte of een ander aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
De benadeelde partij [benadeelde partij 2]
De benadeelde partij vordert een bedrag van 10.000 euro aan shockschade. De Hoge Raad heeft overwogen (ECLI:NL:HR:2022:958) dat iemand die een ander door zijn onrechtmatige daad doodt of verwondt (hierna: het primaire slachtoffer) – afhankelijk van de omstandigheden waaronder die onrechtmatige daad en de confrontatie met die daad of de gevolgen daarvan, plaatsvinden – ook onrechtmatig kan handelen jegens degene bij wie die confrontatie een hevige emotionele schok teweeg brengt (hierna: het secundaire slachtoffer). Gezichtspunten die daarbij een rol spelen zijn: ( a) de aard, de toedracht en de gevolgen van de jegens het primaire slachtoffer gepleegde onrechtmatige daad, waaronder de intentie van de dader en de aard en ernst van het aan het primaire slachtoffer toegebrachte leed;
( b) de wijze waarop het secundaire slachtoffer wordt geconfronteerd met de jegens het primaire slachtoffer gepleegde onrechtmatige daad en de gevolgen daarvan en;
( c) de aard en hechtheid van de relatie tussen het primaire en secundaire slachtoffer.
Uit de stukken van de psycholoog volgt dat de klachten van de benadeelde partij voornamelijk gaan over de schrik en gevoel van onveiligheid die zij heeft in haar eigen woning. De psychische gesteldheid van de benadeelde lijkt geen rechtstreeks verband te hebben met de confrontatie die zij heeft gehad met de gevolgen van het bewezenverklaarde voor haar moeder, maar met het feit dat er personen met verkeerde bedoelingen in de winkel (en daarmee het verlengde van haar woning) zijn geweest. De rechtbank gaat er weliswaar vanuit dat de benadeelde erg is geschrokken op het moment dat zij haar moeder na de overval zag, maar kan gelet op de aangeleverde stukken niet vaststellen dat als gevolg van die confrontatie een hevige gemoedsbeweging is ontstaan die op zichzelf heeft geleid tot schade. Het enkele feit dat het bewezenverklaarde in de winkel onder haar woning heeft plaatsgevonden en daardoor een gevoel van onveiligheid is ontstaan is, hoe invoelbaar dat gevoel ook is, niet vergoedbaar als shockschade. De rechtbank acht de vordering daarmee onvoldoende onderbouwd en oordeelt dat deze vordering een onevenredige belasting van het strafproces oplevert, zodat de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering.
De benadeelde partij [benadeelde partij 3]
Vaststaat dat de benadeelde partij door het onder 2 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De benadeelde partij heeft schade gevorderd voor het deel van de herstelkosten van zijn pand die niet door zijn verzekeraar zijn uitgekeerd. Nu de verzekeraar de schade op het uitgekeerde bedrag heeft gewaardeerd en voor de rechtbank onvoldoende is onderbouwd waarom afgeweken moet worden van die waardering, zal zij verdachte voor dit deel van zijn vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Op de terechtzitting heeft de benadeelde partij zijn vordering aangevuld. Er wordt een bedrag van 1.077 euro en 225 euro gevorderd voor inbraakpreventie en 574 euro voor LRS. De rechtbank acht deze vorderingen voldoende onderbouwd en er bestaat een rechtstreeks verband tussen de schade en het bewezenverklaarde. De rechtbank wijst deze schadeposten dan ook toe.
De gevorderde schadepost “opruimen van troep, polijsten van beschadigde sieraden” valt onder het bedrag dat door de verzekeraar van de benadeelde partij is uitgekeerd, zodat de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaart voor dit deel van de vordering.
Door de benadeelde partij wordt een bedrag van 2.000 euro gevorderd voor het bedrag dat door zijn verzekeraar als eigen risico is ingehouden. De rechtbank wijst dit bedrag toe, nu dit voldoende is onderbouwd. Ook het door de benadeelde partij gevorderde bedrag van 10.812 euro aan omzetverlies wijst de rechtbank toe. De benadeelde partij heeft deze schadepost ter terechtzitting toegelicht. Volgens de benadeelde partij was er destijds geen sprake van winst. De onderneming leed op dat moment al verlies, terwijl de kosten logischerwijs doorliepen. Benadeelde moest dus nog meer bijpassen. Gelet op die toelichting en de stukken in de vordering acht de rechtbank voldoende aannemelijk geworden dat verdachte omzetverlies van 10.812 euro heeft geleden en dat dit omzetverlies in dit onderhavige geval in zijn volle omvang schade betreft.
De benadeelde partij heeft 150 euro gevorderd voor een bedankborrel en 900 euro gevorderd voor extra gemaakte personeelskosten. Voor deze schadeposten, hoe begrijpelijk ook, geldt dat er geen sprake is van een rechtstreeks causaal verband met het bewezenverklaarde. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk verklaren voor deze delen van de vordering.
Gelet op het voorgaande wordt de materiële vordering gedeeltelijk toegewezen tot een bedrag van 14.688 euro, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (te weten 3 augustus 2023).
Veroordeling in de kosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [benadeelde partij 3] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de staat van het bedrag van 14.688 euro, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (te weten 3 augustus 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening. De rechtbank bepaalt de duur van de eventueel op grond van artikel 6:4:20 van het Wetboek van Strafvordering toe te passen gijzeling op maximaal 108 dagen.
De rechtbank bepaalt dat, indien en voor zover verdachte of een ander aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
De benadeelde partij [benadeelde partij 5]
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 2 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. Ten aanzien van de gevorderde 3.576,23 euro voor de vervanging van de winkelruiten stelt de rechtbank vast dat uit de onderbouwing van de vordering niet volgt of de benadeelde partij door zijn verzekeraar hiervoor een geldbedrag uitgekeerd heeft gekregen. De rechtbank kan hierdoor niet vaststellen of de benadeelde partij in aanmerking komt voor vergoeding van deze schadepost. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat de overige gevorderde schadeposten onvoldoende zijn onderbouwd. De rechtbank verklaart de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk in zijn vordering.
De benadeelde partij [benadeelde partij 4]
De rechtbank stelt vast dat als gevolg van het onder 4 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht aan de benadeelde partij. De benadeelde partij heeft 4.376,98 euro gevorderd voor kosten van de aanschaf van een geavanceerd alarmsysteem. In haar vordering heeft zij toegelicht dat zij volgens haar verzekeraar een geavanceerder alarmsysteem had moeten hebben om in aanmerking te komen voor een uitkering van de verzekering. Desondanks heeft de verzekering haar een gelbedrag uitgekeerd onder de voorwaarde dat zij het geavanceerdere alarmsysteem alsnog aan zou schaffen. Het alarmsysteem van de benadeelde partij is als gevolg van de bewezenverklaarde inbraak niet vernield of beschadigd. De rechtbank concludeert daarom dat er geen rechtstreeks verband bestaat tussen deze schade en het bewezenverklaarde. Daarbij merkt de rechtbank op dat de inbraak en het bericht van haar verzekeraar de aanleiding, maar niet de oorzaak was om alsnog een geavanceerder alarmsysteem te kopen. Gelet hierop verklaart de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk voor dit deel van haar vordering.
Verder heeft de benadeelde partij 16.336 euro gevorderd voor de gestolen producten uit haar winkel. De rechtbank acht voldoende aannemelijk dat de opgesomde producten met hun bijbehorende verkoopwaarde de goederen zijn die uit haar winkel zijn weggenomen en zij hieraan dus schade heeft ondervonden. De benadeelde partij heeft direct bij haar aangifte dezelfde goederen opgesomd. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de door de benadeelde partij genoemde verkoopwaarde van de tassen. Op grond van de verklaring van de benadeelde partij op zitting stelt de rechtbank vast dat het gaat om designertassen die niet eenvoudig kunnen worden vervangen door soortgelijke exemplaren, die vervolgens met winst konden worden verkocht. De rechtbank stelt daarom vast dat de schade bestaat uit winstderving en zal de verkoopwaarde van de tassen, minus de btw, toewijzen. Nu de rechtbank bij de toewijzing van deze schadepost uitgaat van de verkoopwaarde van de tassen, zal zij de door de benadeelde partij gevorderde personeelskosten afwijzen. De rechtbank gaat er namelijk vanuit dat de personeelskosten bij die verkoopwaarde en dus in de daar bijbehorende winstmarge is inbegrepen.
Daarnaast heeft de benadeelde partij 187,17 euro gevorderd voor acute glasplaatsing. Deze schadepost is voldoende onderbouwd, niet door de verdediging weersproken en wordt toegewezen.
De rechtbank zal bij deze toe te wijzen bedragen het door de verzekering uitgekeerde bedrag van 6.123,24 euro aftrekken, nu daarmee een deel van de schade al is vergoed.
Gelet op het voorgaande wordt de materiële vordering gedeeltelijk toegewezen tot een bedrag van 7.532,27 euro, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (te weten 8 september 2023).
Veroordeling in de kosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [benadeelde partij 4] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de staat van het bedrag van 7.532,27 euro, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (te weten 8 september 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening. De rechtbank bepaalt de duur van de eventueel op grond van artikel 6:4:20 van het Wetboek van Strafvordering toe te passen gijzeling op maximaal 72 dagen.
De rechtbank bepaalt dat, indien en voor zover verdachte of een ander aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Hoofdelijkheid
Op basis van de inhoud van het dossier stelt de rechtbank vast dat bij de bewezenverklaarde feiten telkens twee personen betrokken zijn geweest. Nu verdachte en zijn mededader ieder onrechtmatige daden hebben gepleegd, zijn zij ieder hoofdelijk aansprakelijk voor dezelfde schade. De rechtbank wijst bovengenoemde vorderingen dan ook hoofdelijk toe. Indien en voor zover één van hen (een deel van) de schades betaalt, zal ook de ander daardoor zijn bevrijd van zijn betalingsverplichtingen.