3.1Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Standpunt van de raadsman
De raadsman stelt zich op het standpunt dat de overlevering geweigerd moet worden, omdat de opgeëiste persoon niet aanwezig was bij de zitting van 1 oktober 2020, niet in persoon is gedagvaard voor deze zitting en ook geen gemachtigde advocaat had die namens hem de verdediging heeft gevoerd. De zaak is op 1 oktober 2020 aangehouden tot 29 oktober 2020 en hiervan is geen bericht gestuurd naar de opgeëiste persoon, terwijl de zaak op de zitting van 29 oktober 2020 is afgedaan. Hij heeft daarom niet bij deze zitting aanwezig kunnen zijn en hij is hierdoor in zijn verdedigingsrechten geschaad.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat kan worden afgezien van de weigeringsgrond van artikel 12 OLW, omdat de opgeëiste persoon een dagvaarding heeft ontvangen op het door hem opgegeven adres. Het is zijn verantwoordelijkheid om een adreswijziging door te geven. Daarnaast hebben de Poolse autoriteiten een ondertekende adresinstructie opgestuurd.
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan en ook geen garantie als bedoeld in artikel 12, sub d, OLW is verstrekt.
Gelet daarop kan de overlevering ex artikel 12 OLW worden geweigerd.
De vraag is vervolgens of er reden is om af te zien van toepassing van deze weigeringsgrond. Daarbij is het volgende van belang.
Onder punt 2 van onderdeel d) van het EAB is onder andere het volgende vermeld over de behandeling van de strafzaak tegen de opgeëiste persoon in Polen:
“
He did not appear at the trial the 1st of October 2020. The postal mail sent to [opgeëiste persoon] to address: [adres 2] , was returned to the sender with an annotation that it had not been collected/picked up within the prescribed time limit after two notices of attempted service had been left for the addressee and it was deemed to have be served, which said person had been advised of during the first interview in the preparatory proceedings. In order to obtain information on criminal history/conviction, the Court ordered an adjournment of the trial until the 29th of October 2020 and on the basis of Art. 401 §1 of k.p.k. the Presiding Judge did not order that a notification of the scheduled date (of the adjourned trial) be sent to [opgeëiste persoon] . On the 29th of October 2020 the Court pronounced the judgment. [opgeëiste persoon] was not present at the pronouncement of the judgment.”
In aanvulling op deze informatie in het EAB heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit op
15 juli 2025 de volgende informatie verstrekt:
“In response to the letter of 9 July 2025, I would like to kindly inform you that in the case III K 1712/19, by a legally binding judgement of 29 October 2020, the District Court of Watbrzych found [opgeëiste persoon] , son of [persoon] , guilty of committing an act under Article 279 §1 of the Criminal Code and imposed on him a punishment of 1 (one) year of deprivation of liberty. In addition, a Criminal measure in the form of an obligation to make good the damage was adjudged against the convict.
[opgeëiste persoon] , who was heard in the course of investigation, was instructed about the content of Article 138 of the Code of Criminal Procedure, according to which he was obliged to indicate the addressee (person or institution with address data) for service in the country, when he is abroad; Otherwise, a letter sent to his last known address in the country will be deemed to have been successfully served, and an action or trial will be held in the suspect's absence, and about the content of Article 139 of the Code of Criminal Procedure, according to which he should provide a new address in the event of a change of residence or stay, including due to deprivation of liberty in another case; otherwise, a letter sent to the previous address will be deemed to have been successfully served, and an action or trial will be held in the suspect's absence.”
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van het voorgenomen proces. De oproeping voor de zitting van 1 oktober 2020 is naar het door hem opgegeven adres verstuurd. Daarnaast is hij in het vooronderzoek als verdachte door de politie gehoord en heeft hij een adresinstructie ontvangen. De enkele betwisting hiervan door de opgeëiste persoon is onvoldoende voor een ander oordeel. Op grond van de voornoemde omstandigheden, in samenhang bezien, stelt de rechtbank vast dat de opgeëiste persoon impliciet afstand heeft gedaan van zijn aanwezigheidsrecht bij de zitting van 1 oktober 2020, dan wel dat hij met betrekking tot de uitoefening van zijn verdedigingsrechten kennelijk onzorgvuldig is geweest.
Het is de rechtbank daarentegen niet duidelijk of de opgeëiste persoon op de hoogte was of had moeten zijn van de vervolgzitting op 29 oktober 2020. Uit de aanvullende informatie blijkt dat de rechter heeft bepaald dat de opgeëiste persoon niet is opgeroepen voor de vervolgzitting. Dit klemt omdat uit de verstrekte informatie niet blijkt wat er op de zitting van 29 oktober 2020 is besproken en of op die zitting een behandeling van de zaak ten gronde heeft plaatsgevonden. De rechtbank beschikt daarom op dit moment over te weinig informatie om te kunnen oordelen dat zij af kan zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren op grond van artikel 12 OLW.
De rechtbank heropent en schorst om die reden het onderzoek om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de volgende vragen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit voor te leggen:
-
Heeft op de vervolgzitting van 29 oktober 2020 een (deels) inhoudelijke behandeling van de strafzaak plaatsgevonden? Of is op deze zitting alleen vonnis gewezen?
-
Indien op de vervolgzitting van 29 oktober 2020 een (deels) inhoudelijke behandeling heeft plaatsgevonden van de strafzaak: op welke manier is de opgeëiste persoon op de hoogte gesteld van deze vervolgzitting nu hij voor deze zitting niet is opgeroepen?