Op 17 juni 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een 26-jarige man, die werd beschuldigd van diefstal in vereniging met geweld van een partij cocaïne in Finland. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken, omdat het bewijs niet voldoende was om hem te veroordelen. De zaak draaide om de verklaring van een getuige, die als doorslaggevend werd beschouwd, maar waarvan de verdediging geen gelegenheid had om deze te ondervragen. Dit werd als in strijd met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) beschouwd, wat leidde tot de conclusie dat het proces niet eerlijk was. De rechtbank concludeerde dat, na uitsluiting van de getuigenverklaring, er onvoldoende bewijs was om vast te stellen dat de verdachte betrokken was bij de poging tot diefstal met geweld. De rechtbank verklaarde het tenlastegelegde niet bewezen en sprak de verdachte vrij.