ECLI:NL:RBAMS:2025:6322

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 augustus 2025
Publicatiedatum
28 augustus 2025
Zaaknummer
10821587 \ CV EXPL 23-15130
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ambtshalve toetsing consumentenrecht in medische behandelingen met ontbrekende facturen

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, heeft de eisende partij, Stichting Gezondheidscentra Haarlemmermeer, een vordering ingesteld tegen een gedaagde partij die niet is verschenen. De vordering betreft onbetaalde facturen voor medische behandelingen die in 2022 hebben plaatsgevonden, met een totaalbedrag van € 244,00 aan hoofdsom, vermeerderd met rente en kosten. De eisende partij heeft echter de relevante facturen niet overgelegd, wat de onderbouwing van de vordering bemoeilijkt. De kantonrechter heeft vastgesteld dat voor een goede beoordeling van de vordering de facturen noodzakelijk zijn en heeft de eisende partij opgedragen deze alsnog in het geding te brengen.

De kantonrechter heeft ook ambtshalve toetsing aan het consumentenrecht toegepast, aangezien de overeenkomst tussen de eisende partij en de gedaagde partij een handelaar en een consument betreft. De rechter heeft opgemerkt dat de informatieplichten in dit geval zijn uitgezonderd op grond van artikel 6:230h lid 2 sub d BW, maar dat de bedingen van de overeenkomst wel moeten worden getoetst aan de Richtlijn 93/13 EG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten. De rechter heeft benadrukt dat het prijsbeding voldoende transparant moet zijn en dat de gedaagde partij voorafgaand aan de behandelingen op de hoogte had moeten zijn van de kosten.

De zaak is verwezen naar de rol voor akte uitlating en overlegging van stukken door de eisende partij, met de instructie dat deze akte ten minste twee weken voor de rolzitting aan de gedaagde partij moet worden gestuurd. De kantonrechter heeft verder bepaald dat iedere verdere beslissing wordt aangehouden, en de zaak is gepland voor 5 september 2025 voor de rolzitting.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 10821587 \ CV EXPL 23-15130
Vonnis van 8 augustus 2025
in de zaak van
STICHTING GEZONDHEIDSCENTRA HAARLEMMERMEER,
gevestigd te Hoofddorp,
eisende partij,
gemachtigde: [gemachtigde] ,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 23 november 2023, met producties,
- het tegen gedaagde partij verleende verstek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Eisende partij stelt in de dagvaarding dat gedaagde partij in 2022 medische behandelingen bij haar heeft ondergaan, zoals nader omschreven in de facturen. De facturen heeft gedaagde partij niet betaald, aldus eisende partij. De vordering bedraagt € 244,00 aan hoofdsom, vermeerderd met rente en kosten.
2.2.
Eisende partij verwijst naar facturen, maar heeft deze niet overgelegd in verband met de privacy van gedaagde partij. Hierdoor is niet duidelijk waar de zorgverlening betrekking op heeft en is de vordering niet onderbouwd. Voor een goede beoordeling van de vordering zijn de facturen noodzakelijk. Eisende partij wordt daarom opgedragen die in het geding te brengen.
2.3.
De overeenkomst die aan de vordering ten grondslag is gelegd is gesloten tussen een handelaar en een consument. De kantonrechter moet in dat geval ambtshalve toetsen aan het consumentenrecht.
2.4.
De informatieplichten zijn van ambtshalve toetsing uitgezonderd op grond van artikel 6:230h lid 2 sub d BW.
2.5.
De bedingen van de overeenkomst moeten echter wel ambtshalve worden getoetst aan Richtlijn 93/13 EG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (hierna: de richtlijn). Bedingen die zien op het eigenlijke voorwerp van de overeenkomst, zoals het beding over de prijs, zijn van toetsing op oneerlijkheid uitgezonderd, voor zover ze duidelijk en begrijpelijk zijn geformuleerd (artikel 4 lid 2 van de richtlijn). Beoordeeld moet daarom worden of het prijsbeding voldoende transparant is. In dat kader is het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 12 januari 2023 van belang (ECLI:EU:C:2023:14).
2.6.
Uit dat arrest volgt dat gedaagde partij voorafgaand aan de behandeling(en) kennis heeft moeten kunnen nemen van de kosten van de behandeling(en). Vóórdat de overeenkomst wordt gesloten, moet de handelaar informatie verstrekken die de consument in staat stelt bij benadering de totale kosten van die diensten te ramen. Als dat niet of onvoldoende is gebeurd, zal het prijsbeding op oneerlijkheid in de zin van de richtlijn moeten worden getoetst. Nu eisende partij zich hierover nog niet heeft uitgelaten, krijgt zij de gelegenheid dat alsnog bij akte te doen. Eisende partij zal zich daarbij ook moeten uitlaten over de vraag waarom de gefactureerde bedragen niet gedekt worden door de zorgverzekering van gedaagde partij.
2.7.
Eisende partij stelt in de dagvaarding niets over algemene voorwaarden. Het is de kantonrechter echter ambtshalve bekend dat veel zorgverleners gebruik maken van algemene voorwaarden. Als eisende partij algemene voorwaarden heeft, dient zij deze in het geding te brengen en zich uit te laten over de (on)eerlijkheid van de bedingen die aan de vordering ten grondslag zijn, of kunnen worden gelegd.
2.8.
De zaak wordt voor akte uitlating en overlegging stukken door eisende partij verwezen naar de rol.
2.9.
Eisende partij dient de akte tenminste twee weken voor de hierna te bepalen rolzitting ook aan gedaagde partij te sturen, met de mededeling dat gedaagde partij op die rolzitting daarop mag reageren dan wel uitstel kan vragen en hoe en wanneer gedaagde partij uiterlijk moet reageren. Eisende partij wordt in dat kader verzocht om naast de akte ook de mededeling/brief aan gedaagde partij in het geding te brengen. Wanneer niet kan worden vastgesteld dat de akte tijdig en/of met de juiste mededeling aan gedaagde partij is toegestuurd, wordt deze in beginsel buiten beschouwing gelaten.
2.10.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
verwijst de zaak naar de rol van
vrijdag 5 september 2025 om 10.00 uurvoor het nemen van een akte door eisende partij zoals hiervoor is overwogen,
3.2.
bepaalt dat eisende partij de akte ten minste twee weken voor deze rolzitting aan gedaagde partij moet sturen, overeenkomstig het bepaalde in overweging 2.9,
3.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.W. Inden en in het openbaar uitgesproken op 8 augustus 2025.
991