Uitspraak
1.De procedure
2.De feiten
spoofing.Zij heeft op 26 juni 2024 telefonisch contact gehad met twee personen die zich voordeden als medewerkers van ABN AMRO Bank.
“Inmiddels hebben wij melding ontvangen dat de op uw rekening ontvangen gelden zijn verkregen uit frauduleuze handelingen. Het slachtoffer heeft hiervan aangifte gedaan.
3.Het geschil
spoofing. Dit heeft ertoe geleid dat zij een bedrag van € 5.034,29 zonder rechtsgrond aan [gedaagde] heeft betaald. Hiervan heeft [eiser] intussen een bedrag van € 0,29 terugontvangen. [gedaagde] dient het (resterende) bedrag van € 5.034,00 als onverschuldigd betaald aan [eiser] terug te betalen.
4.De beoordeling
feitelijkniet in handen van [gedaagde] is gekomen, omdat zij – naar eigen zeggen – de toegang en beschikking tot haar bankrekening met haar nicht heeft gedeeld, de pinpas aan haar heeft gegeven en het bedrag dezelfde dag contant door een ander is opgenomen, is – wat hier verder ook van zij – niet van belang. Wat [gedaagde] heeft aangevoerd betekent hooguit dat zij eventueel een vordering heeft op degene die het geld van haar rekening heeft gehaald. Daarnaast laat het ook zien dat zij met haar handelen de
spoofing(mede) mogelijk heeft gemaakt.