ECLI:NL:RBAMS:2025:6691

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 september 2025
Publicatiedatum
11 september 2025
Zaaknummer
10436629 \ CV EXPL 23-4994
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verstek
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een vordering tot betaling met betrekking tot consumentenrecht en informatieplichten

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Amsterdam, heeft de kantonrechter op 2 september 2025 een vonnis gewezen in een civiele procedure tussen ZOOFY B.V. en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij, ZOOFY B.V., gevestigd te Vught, had een vordering ingesteld op basis van een overeenkomst die op afstand was gesloten. De procedure begon met een tussenvonnis op 8 juli 2025, waarin de eisende partij werd uitgenodigd om zich uit te laten over de transparantie en eerlijkheid van het prijsbeding, in overeenstemming met een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie.

De kantonrechter oordeelde dat de informatieplichten, zoals vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek, niet volledig waren nageleefd door de eisende partij. Dit leidde tot de conclusie dat de gedaagde partij recht had op een vermindering van de betalingsverplichting met 20%. Daarnaast werd vastgesteld dat de kosten voor een garantiepakket niet toewijsbaar waren, omdat de gedaagde partij niet expliciet had ingestemd met deze kosten.

Het vonnis resulteerde in een toewijzing van een bedrag van € 174,97 aan hoofdsom, vermeerderd met wettelijke rente, en een bedrag van € 10,00 aan buitengerechtelijke kosten. De gedaagde partij werd ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die in totaal € 293,13 bedroegen. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 10436629 \ CV EXPL 23-4994
Vonnis van 2 september 2025
in de zaak van
ZOOFY B.V.,
gevestigd te Vught,
eisende partij,
gemachtigde: NDA Incasso B.V,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 8 juli 2025,
- de akte van eisende partij.
1.2.
Gedaagde partij heeft niet gereageerd op de akte van eisende partij, ondanks daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Eisende partij is bij voornoemd tussenvonnis in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de transparantie en (on)eerlijkheid van het prijsbeding, in lijn met het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 12 januari 2023, ECLI:EU:C:2023:14.
2.2.
Eisende partij heeft bij akte laten weten, voor zover relevant, dat hierover bij dagvaarding al voldoende is gesteld. Tijdens het online aanvraagproces wordt, afhankelijk van de klus, het moment van de dag en de spoedeisendheid, informatie over de prijs verstrekt. In de voorbeeld-schermafdrukken van het aanmeldproces (productie 2) staat een vaste prijs van € 175,00. In de situatie van gedaagde partij is een vaste prijs van € 200,00 overeengekomen. Dat bevestigt gedaagde partij zelf (productie 7).
2.3.
In de overgelegde schermafdrukken zijn prijzen van € 59,00 per uur en vaste prijzen van € 175,00 en € 200,00 vermeld. Die kunnen niet allemaal van toepassing zijn. Ondanks deze onduidelijkheid wordt geoordeeld dat het prijsbeding toch voldoende transparant is zodat verdere toetsing aan Richtlijn 93/13 EG niet aan de orde is, gelet op de bij akte overgelegde e-mail van gedaagde partij waarin gedaagde partij bevestigt dat een vaste prijs van € 200,00 is overeengekomen.
2.4.
Gelet op de gestelde wijze van totstandkoming van de overeenkomst, is sprake van een overeenkomst op afstand, waarop de informatieplichten van artikel 6:230m lid 1 en 6:230v van het Burgerlijk Wetboek (BW) van toepassing zijn. De naleving daarvan moet volgens de Hoge Raad ambtshalve worden getoetst, ECLI:NL:HR:2021:1677.
2.5.
Eisende partij stelt dat de informatieplichten zijn nageleefd, maar uit de schermafdrukken die zij ter onderbouwing van die stelling heeft overgelegd blijkt dat in zowel de precontractuele als in de contractuele fase geen informatie wordt verstrekt over het ontbindingsrecht (of de uitzonderingen daarop). In de precontractuele fase wordt ook de totale prijs niet gegeven. Uitsluitend worden de prijzen gegeven van de afzonderlijke onderdelen, zoals de prijs van de klusjesman, de service fee en het (hierna te bespreken) garantiepakket.
2.6.
Hiervoor zal overeenkomstig de landelijke Richtlijn Sanctiemodel essentiële informatieplichten een sanctie worden opgelegd, bestaande uit – in dit geval – een vermindering van de betalingsverplichting van gedaagde partij met 20%.
2.7.
Eisende partij heeft ook een bedrag van € 4,95 gefactureerd voor een ‘garantiepakket’. Die aanvullende kosten zijn ingevolge artikel 6:230j BW niet toewijsbaar. Uit de schermafdrukken volgt namelijk dat een vinkje moet worden geplaatst als er geen garantiepakket gewenst is. Het staat dus standaard ‘aangevinkt’. Het niet aanvinken van dat vakje (dus om het garantiepakket niet af te nemen) door gedaagde partij kan niet worden gezien als uitdrukkelijke instemming. Anders gezegd, voor een aanvullend garantiepakket moet uitdrukkelijk worden gekozen door middel van een ‘opt-in’. Eisende partij zal haar bestelproces op dit punt, voor zover zij dat nog niet heeft gedaan, dus moeten wijzigen wil zij in rechte de kosten voor het garantiepakket vergoed zien.
2.8.
Het voorgaande leidt tot toewijzing van een bedrag aan hoofdsom van € 174,97 aan hoofdsom (€ 224,90 x 0,8 = € 179,92 minus € 4,95).
2.9.
Eisende partij maakt ook aanspraak op rente, incassokosten en proceskosten. Hierover staan geen bedingen in de algemene voorwaarden die aan deze vorderingen ten grondslag kunnen worden gelegd, zodat eisende partij zich op de wet kan beroepen.
2.10.
Nu een deel van de hoofdsom niet toewijsbaar is, is de wettelijke rente berekend over een te hoog bedrag. Het gevorderde bedrag aan vervallen rente wordt daarom afgewezen. De wettelijke rente is toewijsbaar over een hoofdsom van € 174,97 vanaf de datum van verzuim. Deze datum is in de dagvaarding gesteld.
2.11.
Eisende partij vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De vordering moet worden beoordeeld op grond van artikel 6:96 BW en het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Eisende partij heeft aan gedaagde partij een of meer aanmaningen gestuurd die voldoen aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. Daarom is het gevorderde bedrag van € 40,00 toewijsbaar. De betaling door gedaagde partij van € 30,00 strekt hierop in mindering, zodat hierna € 10,00 wordt toegewezen.
2.12.
Gedaagde partij is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van eisende partij worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
105,13
- griffierecht
128,00
- salaris gemachtigde
40,00
(1 punt × € 40,00)
- nakosten
20,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
293,13

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
veroordeelt gedaagde partij om aan eisende partij te betalen een bedrag van € 174,97, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag, met ingang van 10 april 2022, tot de dag van volledige betaling,
3.2.
veroordeelt gedaagde partij om aan eisende partij te betalen een bedrag van € 10,00 aan buitengerechtelijke kosten,
3.3.
veroordeelt gedaagde partij in de proceskosten van € 293,13, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als gedaagde partij niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
3.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
3.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Pennink en in het openbaar uitgesproken op 2 september 2025.
991