Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
- de akte van eisende partij.
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is op 5 september 2025 een eindvonnis uitgesproken in een civiele procedure tussen ICM International Oil Company B.V. en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij had een vordering ingesteld met betrekking tot een prijsbeding in een overeenkomst voor tolk- en vertaaldiensten. De kantonrechter heeft ambtshalve de oneerlijkheid van het prijsbeding getoetst, in het kader van de Richtlijn 93/13 EG, die tot doel heeft oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten te bestrijden.
De procedure begon met een tussenvonnis op 11 juli 2025, waarin de eisende partij de gelegenheid kreeg om zich uit te laten over het voornemen tot vernietiging van het prijsbeding. De eisende partij stelde dat de prijsstructuur voldoende transparant was en dat de gedaagde partij op de hoogte was van de gehanteerde prijzen. De kantonrechter oordeelde echter dat de eisende partij onvoldoende informatie had verstrekt over de totale kosten, inclusief btw, en dat de gedaagde partij niet adequaat was geïnformeerd over de prijs per minuut.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter het prijsbeding vernietigd, wat betekent dat de gedaagde partij niet aan dit beding gebonden is. De vordering van de eisende partij werd afgewezen en deze werd veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de gedaagde partij op nihil zijn begroot. Dit vonnis benadrukt het belang van transparantie in consumentenovereenkomsten en de bescherming van consumenten tegen oneerlijke contractvoorwaarden.