ECLI:NL:RBAMS:2025:6696

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 september 2025
Publicatiedatum
11 september 2025
Zaaknummer
11518932 \ CV EXPL 25-2509
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verstek
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ambtshalve toetsing consumentenrecht en informatieplichten in online overeenkomst

In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam is behandeld, heeft de kantonrechter op 5 september 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen MOVING INTELLIGENCE B.V. en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij, MOVING INTELLIGENCE B.V., had een vordering ingesteld die betrekking had op een overeenkomst die online was gesloten. De procedure begon met een dagvaarding op 14 januari 2025, waarna de gedaagde partij verstek heeft laten verlenen.

De kern van de zaak draait om de vraag of de eisende partij heeft voldaan aan de informatieplichten die voortvloeien uit het consumentenrecht. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de overeenkomst tussen de partijen als een consumentenovereenkomst moet worden gekwalificeerd, wat betekent dat de rechter ambtshalve moet toetsen aan de relevante consumentenwetgeving. De eisende partij stelde dat zij voldeed aan de informatieplichten, maar de kantonrechter kon dit niet verifiëren omdat de overgelegde schermafdrukken van het bestelproces uit een ander jaar stamden dan het jaar waarin de overeenkomst was gesloten.

De rechter concludeerde dat de eisende partij niet voldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat zij aan haar informatieplichten had voldaan. Bovendien waren de overgelegde algemene voorwaarden niet van toepassing op de overeenkomst, omdat deze pas na de totstandkoming van de overeenkomst waren opgesteld. Hierdoor kon de rechter niet toetsen of de bedingen in de overeenkomst oneerlijk waren in de zin van de richtlijn betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van MOVING INTELLIGENCE B.V. afgewezen en de eisende partij veroordeeld in de proceskosten, die op nihil zijn begroot. Dit vonnis benadrukt het belang van het correct aanleveren van bewijs in consumentenrechtelijke geschillen en de noodzaak voor handelaren om zich aan de informatieplichten te houden.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 11518932 \ CV EXPL 25-2509
Vonnis van 5 september 2025
in de zaak van
MOVING INTELLIGENCE B.V.,
gevestigd te Zaltbommel,
eisende partij,
gemachtigde: Bazuin & Partners,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 14 januari 2025, met producties,
- het tegen gedaagde partij verleende verstek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
De overeenkomst die in deze procedure centraal staat is gesloten tussen eisende partij als handelaar en gedaagde partij als consument. In dat geval moet ambtshalve worden getoetst aan het consumentenrecht. Onder meer moet worden onderzocht of eisende partij de op haar rustende informatieplichten heeft nageleefd. Daarnaast moet de overeenkomst worden getoetst aan Richtlijn 93/13 EG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (hierna: de richtlijn).
2.2.
Eisende partij stelt in de dagvaarding dat de overeenkomst online via de website van eisende partij is gesloten. Het betreft een overeenkomst op afstand. Eisende partij stelt dat is voldaan aan de informatieplichten van artikel 6:230m lid 1 en 6:230v van het Burgerlijk Wetboek en verwijst ter onderbouwing van die stelling naar schermafdrukken van het bestelproces.
2.3.
Uit de overgelegde stukken volgt dat gedaagde partij zich bij eisende partij heeft aangemeld op 10 december 2022. Op diezelfde dag is ook een bestelling geplaatst. Dat blijkt uit productie 6. Gelet op deze datum, dient de kantonrechter het aanmeld- en bestelproces te beoordelen uit dat jaar. Het (fictieve) bestelproces dat eisende partij inzichtelijk heeft gemaakt dateert echter uit 2023 maar zonder datum. Dat blijkt uit productie 2. Weliswaar stelt eisende partij in de dagvaarding dat iedere aspirant afnemer het online bestelproces doorloopt, maar zonder nadere onderbouwing kan niet worden vastgesteld dat het online bestelproces van 2023 niet is gewijzigd ten opzichte van het jaar 2022. Nu de kantonrechter niet beschikt over schermafdrukken van het bestelproces van het jaar waarin de overeenkomst tussen partijen is gesloten, kan niet worden getoetst of eisende partij destijds aan haar informatieplichten jegens gedaagde partij heeft voldaan.
2.4.
De overgelegde schermafdrukken kunnen naar vast beleid van deze rechtbank niet dienen ter onderbouwing van de stelling dat is voldaan aan de informatieplichten. In dit verband wordt verwezen naar overweging 3.1.17 van het Arvato-arrest van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2021:1677). Eveneens is vast beleid dat geen tussenvonnis wordt gewezen om ontbrekende informatie en/of stukken om ambtshalve te kunnen toetsen op te vragen.
2.5.
Verder heeft eisende partij ‘Algemene voorwaarden Moving Intelligence 24.07.2023’ overgelegd. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, kunnen deze algemene voorwaarden niet op de overeenkomst tussen partijen – een half jaar eerder tot stand gekomen – van toepassing zijn, omdat ze op dat moment nog niet bestonden. Gevolg hiervan is dat de bedingen die aan de vordering ten grondslag zijn of kunnen worden gelegd niet kunnen worden getoetst op oneerlijkheid in de zin van de richtlijn.
2.6.
Geoordeeld wordt dat eisende partij de voor de beoordeling van belang zijnde feiten niet volledig heeft aangevoerd, waardoor het ambtshalve onderzoek door de kantonrechter niet goed kan worden uitgevoerd. Eisende partij heeft dan ook niet voldaan aan haar stelplicht. Dat leidt tot afwijzing van de vordering.
2.7.
Eisende partij wordt bij deze uitkomst als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van gedaagde partij, die worden begroot op nihil.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
wijst de vordering af,
3.2.
veroordeelt eisende partij in de proceskosten, begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Pennink en in het openbaar uitgesproken op
5 september 2025.
991