ECLI:NL:RBAMS:2025:6795

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 september 2025
Publicatiedatum
15 september 2025
Zaaknummer
1319488425
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming tot overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot de opgeëiste persoon

Op 10 september 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Roemeense autoriteiten. De zaak kwam aan de orde na een vordering van de officier van justitie op 2 juli 2025. De opgeëiste persoon, geboren in 1994 in Roemenië, was in Nederland en werd bijgestaan door zijn advocaat. Tijdens de zitting op 27 augustus 2025 werd de termijn voor uitspraak verlengd en werd de gevangenhouding bevolen met schorsing tot aan de uitspraak.

De rechtbank beoordeelde of de overlevering kon worden toegestaan op basis van de Overleveringswet (OLW). De verdediging stelde dat de overlevering moest worden geweigerd omdat de opgeëiste persoon niet op de hoogte was van de procedure in hoger beroep en zijn verdedigingsrechten waren geschaad. De officier van justitie betoogde echter dat de opgeëiste persoon correct was gedagvaard en dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW niet van toepassing was. De rechtbank oordeelde dat de informatie van de Roemeense autoriteiten betrouwbaar was en dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de zitting in hoger beroep.

Daarnaast werd de vraag van de genoegzaamheid van het EAB behandeld. De verdediging betoogde dat het EAB onduidelijk was over de resterende gevangenisstraf, maar de rechtbank oordeelde dat het EAB voldoende informatie bevatte. De rechtbank concludeerde dat er geen weigeringsgronden waren en dat de detentieomstandigheden in Roemenië geen beletsel vormden voor de overlevering. Uiteindelijk besloot de rechtbank de overlevering toe te staan, waarbij werd vastgesteld dat het EAB voldeed aan de eisen van de OLW.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/194884-25
Datum uitspraak: 10 september 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 2 juli 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 15 januari 2024 door
Reșița Court(Roemenië) (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren op [geboortedag] 1994 te [geboorteplaats] (Roemenië),
Verblijfadres: [adres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 27 augustus 2025, in aanwezigheid van mr. A.L. Wagenaar, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. S.W. Kuijpers, advocaat te Hoofddorp, en door een tolk in de Roemeense taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen met gelijktijdige schorsing van dat bevel tot aan de uitspraak.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Roemeense nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB gelezen in samenhang met de aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit van 13 augustus 2025 vermeldt een
Criminal sentencevan
the Resita Courtvan 31 augustus 2023 met kenmerk no. 328 alsmede een arrest van
the Timișoara Court of Appealvan 14 november 2023 met kenmerk no. 1053/A.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 2 jaar, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog 2 jaren minus:
“the period of detention from 10.04.2023, 00.15 until 11.04.2023, 00.15, as well as the measure of preventive arrest, namely house arrest, starting from 10.04.2023 to present”.De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde arrest.
Dit arrest betreft het feit zoals dat is omschreven in het EAB. [3]
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Inleiding
Als het proces in twee opeenvolgende instanties heeft plaatsgevonden, namelijk een eerste aanleg gevolgd door een procedure in hoger beroep, dan is de laatste van die beslissingen relevant voor de beoordeling of is voldaan aan de vereisten van artikel 4 bis, eerste lid, Kaderbesluit 2002/584/JBZ en artikel 12 OLW, voor zover daartegen geen gewoon rechtsmiddel meer openstaat en daarom de zaak ten gronde definitief is afgedaan. [4]
Het EAB bevat geen informatie omtrent de procedure in hoger beroep. Als bijlage bij de brief van 13 augustus 2025 heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit een ingevuld D-formulier voor het hoger beroep toegestuurd. Hierin is aangekruist dat de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij de zitting in hoger beroep. Wel is hij in persoon gedagvaard op 18 oktober 2023 en daarbij geïnformeerd over het tijdstip en de plaats van zitting en dat een beslissing in zijn afwezigheid kon worden genomen.
Standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw stelt zich op het standpunt dat de overlevering moet worden geweigerd omdat de opgeëiste persoon in zijn verdedigingsrechten is geschaad. De opgeëiste persoon was niet op de hoogte van de procedure in hoger beroep en het arrest. Ten tijde van de oproep – in oktober 2023 - was hij al in Nederland zodat de informatie dat hij in persoon een oproep heeft ontvangen, niet kan kloppen. Daarnaast heeft hij geen advocaat gemachtigd om namens hem de verdediging te voeren.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW niet aan de orde is. Uit de aanvullende informatie van 13 augustus 2025 volgt namelijk dat de opgeëiste persoon op 18 oktober 2023 in persoon is gedagvaard en dat ook aan de overige voorwaarden voor toepassing van artikel 12 onder a OLW is voldaan. Bij het beoordelen van deze informatie moet worden uitgegaan van het vertrouwensbeginsel.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een arrest, terwijl de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid. Op grond van de aanvullende informatie van de Roemeense autoriteiten stelt de rechtbank vast dat de opgeëiste persoon op 18 oktober 2023 in persoon is gedagvaard, daarbij op de hoogte is gesteld van het tijdstip en de plaats van de zitting in hoger beroep en is geïnformeerd dat een beslissing kan worden genomen indien hij niet verschijnt. Gelet op het vertrouwensbeginsel gaat de rechtbank uit van de juistheid van die informatie. De enkele ontkenning van de opgeëiste persoon dat hij de oproep heeft ontvangen is dan ook onvoldoende. Ter zitting heeft opgeëiste persoon verklaard dat hij “ergens in oktober 2023” naar Nederland is gekomen. Deze stelling is dus te onbepaald om twijfel aan de betekening op 18 oktober 2023 op te roepen, terwijl geen objectieve stukken zijn overgelegd waaruit zou blijken dat de informatie van de Roemeense autoriteiten onjuist is. De rechtbank is van oordeel dat sprake is van de situatie als bedoeld in artikel 12, onder a, OLW. De weigeringsgrond van artikel 12 OLW is derhalve niet van toepassing.
3.2
Genoegzaamheid
Standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw stelt zich op het standpunt dat de overlevering geweigerd moet worden omdat het EAB niet genoegzaam is. Het is onduidelijk of het strafrestant wel meer dan vier maanden is, nu opgeëiste persoon blijkbaar vanaf 10 april 2023 tot “heden”, in huisarrest heeft doorgebracht.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het EAB genoegzaam is. Het berekenen van het strafrestant is een executie-aangelegenheid die niet aan overlevering in de weg staat. Daarnaast moet bij de beoordeling van het EAB worden gekeken naar de opgelegde gevangenisstraf en niet naar het restant van de opgelegde gevangenisstraf.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat het EAB gegevens moet bevatten op basis waarvan het voor de opgeëiste persoon duidelijk is waarvoor zijn overlevering wordt verzocht. Verder moet het voor de rechtbank duidelijk zijn of het verzoek voldoet aan de in de OLW genoemde vereisten. Zo moet het EAB een beschrijving bevatten van de omstandigheden waaronder de strafbare feiten zijn gepleegd, met vermelding van, in ieder geval, het tijdstip, de plaats en de mate van betrokkenheid van de opgeëiste persoon bij de strafbare feiten. Die beschrijving moet ook de naleving van het specialiteitsbeginsel kunnen waarborgen.
Voor de resterende gevangenisstraf geldt het volgende. Zoals de officier van justitie naar voren heeft gebracht, en anders dan de raadsvrouw heeft betoogd, is het berekenen van het strafrestant een executie-aangelegenheid. Daarnaast is voor de beoordeling van het overleveringsverzoek enkel relevant of minimaal vier maanden gevangenisstraf is opgelegd. Daarvan is in dit geval sprake. Tot slot merkt de rechtbank ten overvloede nog op dat in het A-formulier bovendien staat vermeld dat van de opgelegde gevangenisstraf van 2 jaar de periode tussen 10 april 2023 en 31 augustus 2023 moet worden afgetrokken. Dit maakt dat het EAB in samenhang gelezen met het A-formulier voldoende duidelijkheid biedt over de resterende gevangenisstraf en dat de opmerking in het EAB dat het huisarrest tot “present” doorliep, blijkbaar een verschrijving was.

4.Strafbaarheid

Feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken.

5.Artikel 11 OLW; detentieomstandigheden

De rechtbank heeft eerder vastgesteld dat uit de algemene detentieomstandigheden in Roemenië een reëel gevaar van onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 Handvest van de grondrechten van de EU (Handvest) voortvloeit voor personen die in een Roemeense penitentiaire instelling worden gedetineerd, met name vanwege de overbevolking in de penitentiaire instellingen. [5]
Bij brief van 13 augustus 2025 heeft de
National Penitentiary Administrationde volgende garantie gegeven:
“(…) regarding the request of the Dutch authorities, regarding the conditions of detention that the said [opgeëiste persoon] (…) will benefit from, in the event he would be handed over to Romania, we inform you of the following.
(…) In the event that the person deprived of liberty will be handed over to the Romanian authorities at Henri Coanda Bucharest Airport, he/she will initially be lodged in the Bucharest-Rahova Penitentiary in order to carry out the quarantine period, for a period of 21 days, in a room that will provide him/her with a minimum space of 3 square meters. (…)
Given the amount of the sentence, he will most likely serve his sentence initially in a semi-open regime . At the same time, given his domicile, he will most likely initially serve his sentence in Timisoara Penitentiary. (…)
The named [opgeëiste persoon] will benefit from a minimum individual space of 3 square meters, throughout the entire period of execution of the sentence (…), including the bed and related furniture, without including the space intended for the sanitary group, the number of detainees being configured in relation to the surface area of the room. Each detainee will be provided with an individual bed equipped with specific accommodation. (…)
The right to medica! assistance, treatment and care of convicted persons is guaranteed, without discrimination as to their legal situation. The right to medical assistance includes medical intervention, primary medical assistance, emergency medical assistance and specialized medical assistance. The right to care includes bath health care and terminal care. (…)”
Zowel de raadsvrouw als de officier van justitie stelt zich op het standpunt dat met deze garantie het individuele gevaar voor de opgeëiste persoon is weggenomen.
Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, gaat de rechtbank uit van de geboden zekerheid in voorgaande garantie. [6] De rechtbank is, gelet op de op 13 augustus 2025 afgegeven garantie, van oordeel dat er voor de opgeëiste persoon na overlevering geen reëel gevaar bestaat van een onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 Handvest. Het algemene gevaar dat de rechtbank ten aanzien van de detentieomstandigheden in Roemeense penitentiaire inrichtingen heeft aangenomen, wordt door de garantie immers uitgesloten ten aanzien van de opgeëiste persoon. Daarom vormen de detentieomstandigheden geen beletsel voor overlevering.

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. De rechtbank staat daarom de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 312 Wetboek van Strafrecht en 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
Reșița Courtvoor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. B.M. Vroom-Cramer, voorzitter,
mrs. E. Biçer en C.M.S. Loven, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.J. Gauneau, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 10 september 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Hof van Justitie van de Europese Unie, 21 december 2023, C-397/22, LM, (
5.Zie onder andere: rechtbank Amsterdam, 2 mei 2016, ECLI:NL:RBAMS:2016:2629 en rechtbank Amsterdam, 27 januari 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:463.
6.HvJ EU van 25 juli 2018, zaak ML, (C-220/18 PPU, ECLI:EU:C:2018:589), punt 114.