ECLI:NL:RBAMS:2025:6829

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 september 2025
Publicatiedatum
16 september 2025
Zaaknummer
C/13/755847 / HA ZA 24-955
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vernietiging van franchiseovereenkomst en schadevergoeding door horecaondernemer tegen pizzarestaurantketen

In deze zaak heeft een horecaondernemer, aangeduid als [eiser], een franchiseovereenkomst gesloten met De Pizzabakkers, een pizzarestaurantketen. De ondernemer stelt dat de omzetprognoses die door De Pizzabakkers zijn verstrekt te optimistisch waren, waardoor hij heeft gedwaald bij het sluiten van de overeenkomst. Hij vordert vernietiging van de franchiseovereenkomst en schadevergoeding. De rechtbank oordeelt echter dat er geen sprake is van dwaling of onrechtmatig handelen door De Pizzabakkers. De rechtbank stelt vast dat de ondernemer onvoldoende bewijs heeft geleverd dat de vestiging inherent onrendabel is. De vorderingen van [eiser] worden afgewezen, en hij wordt veroordeeld in de proceskosten van De Pizzabakkers. In reconventie vordert De Pizzabakkers betaling van openstaande facturen en informatie over de aflossingen van de lening bij de ABN Amro Bank. De rechtbank wijst de vordering tot betaling van de openstaande facturen toe, maar compenseert de proceskosten tussen partijen.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/755847 / HA ZA 24-955
Vonnis van 10 september 2025
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. M.C. Franken-Schoemaker,
tegen
DE PIZZABAKKERS GROUP B.V.,
te Amsterdam,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: De Pizzabakkers,
advocaat: mr. A.E. van Zoest.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 6 augustus 2024, met producties,
- de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring, met productie,
- de incidentele conclusie van antwoord,
- het vonnis in incident van 6 november 2024,
- de conclusie van antwoord, tevens conclusie van eis in reconventie, met producties,
- de conclusie van antwoord in reconventie,
- het tussenvonnis van 26 maart 2025, waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
- de akte indiening aanvullende productie 24 van De Pizzabakkers,
- het verkort proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 16 juli 2025.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De Pizzabakkers is een pizzarestaurantketen met vestigingen in Amsterdam en in enkele andere steden in Nederland. Op enig moment heeft De Pizzabakkers meerdere Amsterdamse vestigingen van de pizzaketen Da Portare Via overgenomen.
2.2.
Op 20 maart 2019 heeft [eiser] met De Pizzabakkers een franchiseovereenkomst gesloten, voor de exploitatie van een vestiging van De Pizzabakkers aan de [adres] (hierna: de [vestigingsplaats] ). De franchiseovereenkomst had een looptijd van vijf jaar, ingaand op 1 mei 2019 en eindigend op 30 april 2024.
2.3.
In het pand aan de [vestigingsplaats] was voorheen een vestiging van Da Portare Via gevestigd.
2.4.
Voorafgaand aan het sluiten van de franchiseovereenkomst heeft De Pizzabakkers aan [eiser] een financieringsmodel verstrekt, een vestigingsplaatsonderzoek en een overzicht van de maandelijkse omzetten die Da Portare Via vanaf 2015 tot en met 2017 heeft behaald. Het financieringsmodel bevat omzetprognoses voor de jaren 2019 tot en met 2023. Het vestigingsplaatsonderzoek is opgesteld door het Bureau Stedelijke Planning en bevat ook een omzetraming, onderbouwd met een analyse van onder meer de locatie, de potentiële klanten en de potentiële concurrenten.
2.5.
Ter financiering van de opening van de [vestigingsplaats] heeft [eiser] een kredietovereenkomst gesloten met de ABN Amro Bank en een overeenkomst van geldlening van € 70.000 met De Pizzabakkers. De lening bij de De Pizzabakkers is achtergesteld bij die van de ABN Amro Bank, wat betekent dat [eiser] de lening bij De Pizzabakkers pas hoeft terug te betalen nadat hij de lening bij de ABN Amro Bank volledig heeft afgelost.
2.6.
[eiser] heeft met De Pizzabakkers ook een onderhuurovereenkomst gesloten voor het pand aan de [vestigingsplaats] .
2.7.
[eiser] heeft het restaurant geopend in juni 2019. De jaarlijkse omzet die [eiser] heeft behaald was lager dan de geprognotiseerde omzet in het financieringsmodel.
2.8.
In mei 2023 heeft De Pizzabakkers aan [eiser] meegedeeld dat zij de franchiseovereenkomst na 30 april 2024 niet wil voortzetten vanwege de tegenvallende resultaten.
2.9.
Op 22 mei 2024 heeft De Pizzabakkers [eiser] gedagvaard om te verschijnen voor de kantonrechter. In het verstekvonnis van 27 juni 2024 heeft de kantonrechter de onderhuurovereenkomst tussen De Pizzabakkers en [eiser] voor het pand aan de [vestigingsplaats] ontbonden en [eiser] veroordeeld om het pand te ontruimen. Ook heeft de kantonrechter [eiser] veroordeeld om een gebruiksvergoeding van € 1.881,18 te betalen voor elke maand (of gedeelte daarvan) dat hij na 31 mei 2024 in het genot blijft van het pand.
2.10.
[eiser] heeft tientallen facturen van De Pizzabakkers onbetaald gelaten tot een bedrag van € 27.372,89.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[eiser] vordert, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, samengevat:
I. De franchiseovereenkomst alsmede de huurovereenkomst te vernietigen op grond van dwaling;
II. Te verklaren voor recht dat deze dwaling aan De Pizzabakkers te wijten is;
III. Te verklaren voor recht dat De Pizzabakkers onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld;
IV. Te verklaren voor recht dat De Pizzabakkers toerekenbaar tekort is geschoten jegens [eiser] ;
V. De Pizzabakkers te veroordelen om aan [eiser] een schadevergoeding te betalen van € 798.146,-, met de wettelijke rente;
VI. De Pizzabakkers te veroordelen in de kosten van deze procedure, met de wettelijke rente.
3.2.
[eiser] legt aan de vorderingen ten grondslag dat hij de franchiseovereenkomst onder invloed van dwaling heeft gesloten. Achteraf is namelijk gebleken dat het onmogelijk is om op de locatie aan de [vestigingsplaats] rendabel een pizzarestaurant te exploiteren. De Pizzabakkers moet dat hebben geweten. Hierdoor heeft De Pizzabakkers bovendien onrechtmatig gehandeld jegens [eiser] . Tot slot is De Pizzabakkers tekortgeschoten in de nakoming van de franchiseovereenkomst, omdat zij [eiser] niet de noodzakelijke hulp heeft geboden om zijn vestiging succesvol uit te baten.
3.3.
De Pizzabakkers voert verweer. Zij betwist dat het onmogelijk is om een rendabele De Pizzabakkers-vestiging te exploiteren aan de [vestigingsplaats] en dat zij [eiser] onvoldoende hulp heeft geboden bij het uitbaten van de vestiging. Daarnaast betwist De Pizzabakkers de hoogte van de door [eiser] geleden schade. Verder voert zij onder andere aan dat het beroep op dwaling is verjaard en dat de gestelde schade van [eiser] aan zijn eigen schuld (artikel 6:101 BW) is te wijten.
in reconventie
3.4.
De Pizzabakkers vordert – na wijziging van eis – voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
[eiser] te gebieden De Pizzabakkers binnen drie dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis te betalen een bedrag van € 5.643,54;
[eiser] te gebieden De Pizzabakkers binnen drie dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis te betalen een bedrag van € 27.372,89;
[eiser] te gebieden aan De Pizzabakkers vanaf het in dezen te wijzen vonnis iedere maand voor het verstrijken van de 15e dag van de maand schriftelijk opgave te doen van het totaal van de aan de ABN Amro Bank verrichte aflossingen als omschreven in artikel 5 van de Overeenkomst van Geldlening, de in de voorafgaande maand verrichtte aflossingen en de op dat moment resterende openstand, een en ander op straffe van een dwangsom van € 1000,- per keer en per dag dat [eiser] hier niet of niet tijdig aan voldoet;
[eiser] , indien en voor zover aan de in sub C genoemde aflossingen aan de ABN Amro Bank is voldaan, te gebieden ter nakoming van zijn verplichtingen voortvloeiende uit de overeenkomst van geldlening aan De Pizzabakkers te voldoen een bedrag van € 70.000,- te vermeerderen met de gemiddelde rente over dit bedrag vanaf 30 april 2019 tot aan de dag der voldoening van de hoofdsom;
[eiser] te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.5.
De Pizzabakkers legt aan de vordering onder A ten grondslag dat de kantonrechter [eiser] heeft veroordeeld om een gebruiksvergoeding van € 1.881,18 te betalen voor elke maand (of gedeelte daarvan) gedurende welke hij na 31 mei 2024 in het genot blijft van het pand aan de [vestigingsplaats] . [eiser] moet € 5.643,54 (3 x € 1.881,18) betalen omdat hij tot 26 augustus 2024 van het pand gebruik heeft gemaakt. Daarnaast vordert De Pizzabakkers onder B nakoming van de franchiseovereenkomst, te weten betaling van diverse facturen voor diensten die De Pizzabakkers heeft verleend. Tot slot vordert De Pizzabakkers onder D nakoming van de overeenkomst van geldlening en onder C informatie waaruit de opeisbaarheid van die geldlening kan worden afgeleid.
3.6.
[eiser] voert verweer. Hij stelt dat hij heeft gedwaald en dat de franchiseovereenkomst – die ten grondslag ligt aan de facturen – daarom moet worden vernietigd, evenals de huurovereenkomst en de overeenkomst van geldlening.

4.De beoordeling

in conventie
[eiser] heeft niet gedwaald
4.1.
[eiser] stelt dat hij heeft gedwaald bij het sluiten van de franchiseovereenkomst omdat de [vestigingsplaats] inherent niet rendabel is. [eiser] heeft in zijn dagvaarding ook gesteld dat De Pizzabakkers verkeerde prognoses aan hem heeft verstrekt. Echter, op de zitting heeft hij toegelicht dat zijn beroep op dwaling, en zijn verwijt aan De Pizzabakkers, in de kern erop neerkomt dat het simpelweg onmogelijk is om een rendabele onderneming te exploiteren op die locatie en dat De Pizzabakkers dat had moeten weten. De vestiging is onder meer onrendabel omdat hij te klein is, met een te groot terras, waardoor de omzet sterk seizoensgebonden is, en omdat de kosten van De Pizzabakkers te hoog zijn.
4.2.
Het beroep op dwaling kan niet slagen. Alleen uit het feit dat het [eiser] niet is gelukt om de geprognotiseerde omzetten te realiseren blijkt namelijk niet dat het inherent onmogelijk is om op die locatie een winstgevend pizzarestaurant onder de vlag van De Pizzabakkers te exploiteren. Het Bureau Stedelijke Planning heeft de potentie van de vestiging van De Pizzabakkers aan de [vestigingsplaats] onderzocht en geconcludeerd dat het wel degelijk mogelijk is daar rendabel een pizzarestaurant uit te baten. Daarbij zijn behalve de locatie ook de omvang van de vestiging en het terras en de seizoensgebondenheid betrokken. [eiser] heeft geen concrete punten uit het vestigingsplaatsonderzoek en de prognoses betwist. Hij heeft ook niet zelf een eigen onderzoek naar de vestigingsplaats laten uitvoeren. [eiser] heeft ook geen concrete andere informatie naar voren gebracht, bijvoorbeeld over andere vestigingen van De Pizzabakkers of Da Portare Via, waaruit blijkt dat een vestiging met de omvang van het pand aan de [vestigingsplaats] niet rendabel kán zijn. Dat betekent dat [eiser] zijn stelling dat de [vestigingsplaats] inherent niet rendabel is, en dat hij de franchiseovereenkomst dus onder invloed van dwaling heeft gesloten, onvoldoende heeft onderbouwd.
4.3.
Omdat niet is komen vast te staan dat [eiser] heeft gedwaald, kan de franchiseovereenkomst niet op die grond worden vernietigd. De conventionele vorderingen I. en II. zullen daarom worden afgewezen.
De Pizzabakkers heeft niet onrechtmatig gehandeld jegens [eiser]
4.4.
[eiser] legt aan zijn stelling dat De Pizzabakkers onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld hetzelfde verwijt ten grondslag als hiervoor is besproken. Zoals in 4.2. is overwogen, heeft [eiser] onvoldoende onderbouwd dat de [vestigingsplaats] inherent niet rendabel is. Daarom zal de conventionele vordering III. eveneens worden afgewezen en kan geen schadevergoeding op grond van onrechtmatige daad worden toegekend.
De Pizzabakkers is niet tekortgeschoten in haar verplichtingen uit de franchiseovereenkomst
4.5.
[eiser] stelt dat De Pizzabakkers is tekortgeschoten in haar verplichtingen uit de franchiseovereenkomst omdat zij hem onvoldoende hulp heeft geboden om zijn vestiging succesvol uit te baten. De Pizzabakkers heeft dat betwist en een mail overgelegd met een verslag van een coachingsgesprek. [eiser] heeft nagelaten om tegenover de betwisting van De Pizzabakkers concrete voorbeelden aan te dragen van onbeantwoorde hulpvragen.
4.6.
Dat betekent dat niet is gebleken dat De Pizzabakkers is tekortgeschoten en dat er geen grond bestaat om een schadevergoeding toe te wijzen. Ook de conventionele vorderingen IV. en V. zullen worden afgewezen. Ten overvloede merkt de rechtbank nog op dat de zeer hoge schade en het causaal verband ook nog niet voldoende zijn onderbouwd.
4.7.
Nu de conventionele vorderingen om voornoemde redenen zullen worden afgewezen, kunnen de overige verweren onbesproken blijven.
Proceskosten
4.8.
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van De Pizzabakkers worden begroot op:
- griffierecht
6.617,00
- salaris advocaat
7.004,00
(2 punten × € 3.502,00)
- nakosten
139,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
13.760,00
in reconventie
4.9.
De rechtbank stelt voorop dat uit de overwegingen in conventie al volgt dat het dwalingsverweer ook in reconventie niet slaagt.
De Pizzabakkers heeft al een titel voor een vergoeding van gebruiksgenot
4.10.
De Pizzabakkers stelt dat [eiser] tot 26 augustus 2024 gebruik heeft gemaakt van het pand aan de [vestigingsplaats] . [eiser] heeft dit niet betwist. Daarmee staat het vast dat [eiser] na 31 mei 2024 gedurende twee maanden en een gedeelte van een derde maand in het genot is gebleven van het pand en is de reconventionele vordering A in beginsel toewijsbaar.
4.11.
In het verstekvonnis van 27 juni 2024 heeft de kantonrechter [eiser] echter al veroordeeld om deze gebruiksvergoeding te betalen. Dat betekent dat De Pizzabakkers al een executoriale titel heeft om haar vordering ten uitvoer te leggen. Zij heeft geen belang bij een tweede veroordeling van [eiser] om deze gebruiksvergoeding te betalen. Voor zover De Pizzabakkers alleen rechtens wil laten vaststellen dat [eiser] tot 26 augustus 2024 gebruik heeft gemaakt van het pand, volstaat hetgeen is overwogen in 4.10.
[eiser] moet de openstaande facturen betalen
4.12.
De Pizzabakkers stelt dat de facturen waarvan zij betaling vordert voortvloeien uit de franchiseovereenkomst. [eiser] heeft erkend dat hij de facturen niet heeft betaald en de grondslag van de facturen niet betwist. Dat betekent dat de reconventionele vordering B zal worden toegewezen.
Het schuldsaldo bij de ABN Amro Bank
4.13.
De Pizzabakkers vordert, in het kort weergegeven, [eiser] te gebieden maandelijks inzage te verschaffen in de resterende openstand van zijn schuld bij de ABN Amro Bank. [eiser] erkent de noodzaak daartoe in verband met zijn geldlening bij de De Pizzabakkers, die achtergesteld is bij zijn lening bij de ABN Amro Bank. Op de zitting heeft hij toegezegd openheid te geven over het schuldsaldo. De Pizzabakkers heeft aangegeven dat het doorsturen van incassomails van de ABN Amro Bank hiertoe volstaat.
4.14.
Uit het voorgaande volgt dat de reconventionele vordering om [eiser] te gebieden De Pizzabakkers maandelijks inzage te verschaffen in de resterende openstand van zijn schuld bij de ABN Amro Bank kan worden toegewezen. De rechtbank ziet geen aanleiding te bepalen dat [eiser] daarnaast ook inzage moet geven in de gedane aflossingen, omdat die al volgen uit de hoogte van de resterende schuld. Omwille van de eenvoud laat de rechtbank bovendien achterwege dat de openheid voor de 15e dag van de maand moet worden gegeven. Verder is de hoogte van de gevorderde dwangsom niet redelijk. Deze zal daarom worden gematigd en gemaximeerd op de wijze als vermeld in de beslissing.
De overeenkomst van geldlening
4.15.
De Pizzabakkers vordert, in het kort weergegeven, [eiser] te gebieden het door hem geleende bedrag van € 70.000,- (plus rente) terug te betalen, indien en voor zover hij zijn schuld bij de ABN Amro Bank heeft afgelost. [eiser] erkent dat De Pizzabakkers hem een lening heeft verstrekt van € 70.000,- en dat hij die, op grond van artikel 6 van de overeenkomst van geldlening, moet terugbetalen zodra hij zijn schuld bij de ABN Amro Bank heeft afgelost.
4.16.
Aangezien aan deze vordering een voorwaarde is verbonden en het niet duidelijk is wanneer die zal worden vervuld, bestaat op dit moment onvoldoende belang bij toewijzing van de vordering. Daarnaast is het niet duidelijk welk percentage aan rente De Pizzabakkers vordert. Dat betekent dat de vordering, voor zover het de rente over de lening betreft, ook onvoldoende is bepaald en daarom niet toewijsbaar is. Bovendien ziet een deel van de facturen waarvan De Pizzabakkers betaling heeft gevorderd ook op de rente over de geldlening. [eiser] kan niet twee keer worden veroordeeld tot betaling daarvan. De reconventionele vordering D zal dus worden afgewezen.
Proceskosten
4.17.
Omdat beide partijen gedeeltelijk ongelijk krijgen, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 13.760,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
5.4.
veroordeelt [eiser] aan De Pizzabakkers te betalen een bedrag van € 27.372,89,
5.5.
gebiedt [eiser] om vanaf heden iedere kalendermaand schriftelijk opgave te doen van de op dat moment resterende openstand bij de ABN Amro Bank, op straffe van een dwangsom van € 1000,- per keer dat [eiser] hier niet of niet tijdig aan voldoet,
5.6.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.7.
verklaart de onderdelen 5.4 en 5.5 van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Schaberg, bijgestaan door mr. R.D. Lok, en in het openbaar uitgesproken op 10 september 2025.