Op 4 september 2025 vond de openbare behandeling plaats in de Rechtbank Amsterdam, waar de vorderingen tot verlenging van de voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel en de omzetting van de PIJ-maatregel in een maatregel terbeschikkingstelling aan de orde kwamen. De rechtbank stelde vast dat de vorderingen tijdig waren ingediend, wat betekent dat de termijn van de maatregel doorloopt volgens artikel 6:6:32 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De behandeling van de vorderingen werd aangehouden, omdat er onvoldoende tijd was ingepland om beide vorderingen te behandelen. De officier van justitie, mr. J. Ang, en de raadsman van de veroordeelde, mr. N.M. van Wersch, waren aanwezig. De veroordeelde, geboren in 1997, was ook aanwezig en verklaarde dat hij graag terug naar zijn ouders wilde. De raadsman verzet zich niet tegen de aanhouding, maar pleit voor onmiddellijke invrijheidsstelling van de veroordeelde. De rechtbank heeft de vordering tot invrijheidsstelling afgewezen, omdat de PIJ-maatregel voorwaardelijk is beëindigd en de vorderingen tijdig zijn ingediend. De rechtbank heeft besloten dat de behandeling van de vorderingen wordt geschorst en dat er contact zal worden opgenomen voor het inplannen van een nieuwe zittingsdatum.