Op 17 september 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de weigering van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Poolse autoriteiten. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in Polen, die in Nederland verblijft. De rechtbank heeft de overlevering geweigerd op grond van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW), omdat niet voldoende duidelijk was geworden hoe de opgeëiste persoon op de hoogte was van de procedure. De behandeling van het EAB vond plaats op 3 september 2025, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsvrouw en een tolk. De rechtbank heeft vastgesteld dat de oproep voor de zitting naar het laatst bekende adres van de opgeëiste persoon in Polen was gestuurd, maar dat hij niet op de hoogte was van de zitting en de procedure die had geleid tot het cumulatieve vonnis. De rechtbank oordeelde dat de opgeëiste persoon niet op de hoogte was van de procedure en dat hij niet kon worden verweten dat hij geen actie had ondernomen. De rechtbank concludeerde dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW van toepassing was en dat er geen aanleiding was om van deze weigeringsgrond af te wijken. De overlevering werd derhalve geweigerd en de rechtbank hefte de geschorste overleveringsdetentie van de opgeëiste persoon op.