ECLI:NL:RBAMS:2025:6899

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 september 2025
Publicatiedatum
18 september 2025
Zaaknummer
13/196546-25
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met verwerping van detentieomstandigheden

Op 18 september 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Rechtbank Bremerhaven in Duitsland. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in Griekenland in 1979, die zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland gedetineerd is. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 4 september 2025 gehouden, waarbij de opgeëiste persoon aanwezig was en bijgestaan door zijn raadsman, mr. J. Schenkels. De officier van justitie, mr. A.L. Wagenaar, heeft de vordering tot overlevering ingediend. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak op grond van de Overleveringswet met 30 dagen verlengd en de gevangenhouding bevolen.

De rechtbank heeft de inhoud van het EAB beoordeeld, waarin een arrestatiebevel is opgenomen voor een strafbaar feit dat in Nederland als moord en doodslag wordt gekwalificeerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De verdediging heeft aangevoerd dat er sprake is van gevaarlijke detentieomstandigheden in Duitsland, maar de rechtbank heeft deze argumenten verworpen, omdat er geen objectieve gegevens zijn over de detentieomstandigheden. De rechtbank heeft ook geen aanleiding gezien om nadere vragen aan de Duitse autoriteiten te stellen. Uiteindelijk heeft de rechtbank de overlevering toegestaan, waarbij zij heeft geoordeeld dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een feit dat in Nederland strafbaar is en dat de overlevering niet in strijd is met de Overleveringswet.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/196546-25
Datum uitspraak: 18 september 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 1 juli 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 19 juni 2025 door de Rechtbank (
Amtsgericht)Bremerhaven, Duitsland (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Griekenland) op [geboortedag] 1979,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentieplaats] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 4 september 2025, in aanwezigheid van mr. A.L. Wagenaar, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. J. Schenkels, advocaat in Hoorn en door een tolk in de Duitse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Griekse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een arrestatiebevel uitgevaardigd door de rechtbank (
Amtsgericht) Bremerhaven van 19 juni 2025 met zaaknummer: 110 AR 78/25 (56 Js 45314/25). Het betreft een bevel tot voorlopige hechtenis.
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Duits recht strafbaar feit. Dit feit is omschreven in het EAB. [3]

4.Strafbaarheid; feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW

De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst het strafbare feit aan als een zogenoemd lijstfeit, dat in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staat vermeld, te weten:
moord en doodslag, zware mishandeling.
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van Duitsland een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.Artikel 11 OLW

Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat sprake is van een algemeen gevaar vanwege de Duitse detentieomstandigheden. Hiertoe heeft de raadsman verwezen naar nieuwsberichten met betrekking tot misstanden in Duitse gevangenissen. Daarnaast is volgens de raadsman ook sprake van individueel gevaar, omdat de opgeëiste persoon niet veilig is in de penitentiaire inrichting in Duitsland, vanwege conflicten met zijn ex-partner, wiens oom bij de politie werkzaam is. Primair heeft de raadsman verzocht om nadere vragen aan de Duitse autoriteiten te stellen. Subsidiair dient de officier van justitie volgens de raadsman niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van een algemeen gevaar vanwege de Duitse detentieomstandigheden en dat daarom niet wordt toegekomen aan de vraag of sprake is van een individueel gevaar.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank ziet geen algemeen gevaar in verband met de Duitse detentieomstandigheden. De raadsman heeft geen objectieve, betrouwbare, nauwkeurige en naar behoren bijgewerkte gegevens overgelegd waaruit een dergelijk algemeen zou volgen. De rechtbank beschikt ook niet ambtshalve over dergelijke gegevens.
Gelet op het gegeven kader in de uitspraak
Aranyosi en Căldăraru(C-404/15 en C-659/15 PPU, ECLI:EU:C:2016:198), komt de rechtbank dan ook niet toe aan de vraag of sprake is van een individueel gevaar voor de opgeëiste persoon. De rechtbank ziet geen aanleiding om nadere vragen te stellen en verwerpt het verweer.

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan Rechtbank (
Amtsgericht)Bremerhaven, Duitsland voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. A.K. Glerum, voorzitter,
mrs. M. Westerman en E.M. de Bie, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.W. van der Hoek, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 18 september 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.