ECLI:NL:RBAMS:2025:7034

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 juli 2025
Publicatiedatum
23 september 2025
Zaaknummer
1335678324
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht. Vrijspraak openlijke geweldpleging en opzettelijk teweegbrengen van ontploffing, veroordeling voor ontploffing en belediging van politieagenten.

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 17 juli 2025 uitspraak gedaan in een jeugdstrafrechtelijke kwestie. De verdachte werd vrijgesproken van openlijke geweldpleging en het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing op 7 november 2024 bij het Bijlmerplein in Amsterdam. De rechtbank oordeelde dat niet buiten redelijke twijfel kon worden vastgesteld dat de verdachte de verweten handelingen had verricht. Echter, de verdachte werd wel veroordeeld voor het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing op 7 oktober 2024 bij een wooncomplex aan de Nieuwe Osdorpergracht in Amsterdam, evenals voor het opzettelijk beledigen van twee politieagenten door een middelvinger op te steken op 25 maart 2025. De rechtbank legde een voorwaardelijke jeugddetentie van één maand op, alsook een werkstraf van 150 uren. De bijzondere voorwaarden omvatten een behandeling vanuit het FACT jeugd van Arkin of een soortgelijke instelling, en het toezicht daarop is dadelijk uitvoerbaar. De rechtbank overwoog dat de verdachte, ondanks zijn eerdere veroordelingen, een kans op rehabilitatie moet krijgen, maar dat zijn gedrag ernstige gevolgen heeft gehad voor de veiligheid van anderen en de gemeenschap.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Team Familie & Jeugd
Parketnummers: 13.356783.24 (zaak A), 13.384316.24 (zaak B) en 13.093721.25 (zaak C)
Datum uitspraak: 17 juli 2025
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaken tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende op het [adres] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting achter gesloten deuren van 3 juli 2025.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, ter zitting gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaak A, zaak B en zaak C aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. J.M. Pauwelussen en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. T.T.H.M. Bruers naar voren hebben gebracht.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van wat onder meer door [medewerker Raad voor de Kinderbescherming] , namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad), [medewerker JBRA] , namens Jeugdbescherming Regio Amsterdam (hierna: JBRA) en door de moeder van verdachte naar voren is gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is, kort gezegd, ten laste gelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan:
Zaak A:
ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
openlijke geweldpleging op 7 november 2024 te Amsterdam, te weten op/nabij de Karspeldreef, tegen een onbekend gebleven persoon, door:
- houten stokken uit de grond te trekken en hiermee (hard) op voornoemd slachtoffer af te rennen en/of
- een sprong te maken en vervolgens voornoemd slachtoffer op/tegen de borst te trappen, waardoor het slachtoffer achterover is gevallen en/of
- (vervolgens) een aanloop te nemen en (met geschoeide voet) op/tegen het hoofd van voornoemd slachtoffer te trappen en/of
- terwijl het slachtoffer overeind probeerde te komen, (nogmaals) met geschoeide voet op/tegen het hoofd te trappen;
ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
openlijke geweldpleging op 7 november 2024 te Amsterdam, te weten op/nabij het Bijlmerplein, tegen één of meer verbalisanten, door:
één of meer stuks zwaar (illegaal) vuurwerk op/tegen althans in de richting van/naar voornoemde verbalisanten af te schieten en/of te gooien, waarbij voornoemd vuurwerk vlakbij de lichamen van voornoemde verbalisanten tot ontploffing is gekomen;
ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde:
het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing op 7 november 2024 te Amsterdam, door een stuk zwaar (illegaal) vuurwerk aan te steken en/of te gooien in de richting van de daar aanwezige verbalisanten, terwijl daarvan levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten voornoemde verbalisanten te duchten was;
Zaak B:
ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing op 7 oktober 2024 te Amsterdam op/aan/bij een wooncomplex gelegen aan de Nieuwe Osdorpergracht door een geïmproviseerde explosieve constructie, in elk geval een stuk zwaar vuurwerk en/of een fles vloeistof op/aan/bij/voor de portiek van voornoemd wooncomplex te plaatsen/te ontsteken/tot ontploffing te brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen (wooncomplex/omringde woningen) en/of levensgevaar, dan wel lichamelijk letsel te duchten was;
ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
het al dan niet opzettelijk voorhanden hebben van een (zelfgemaakte) geïmproviseerde explosieve constructie (zwaar vuurwerk, vermoedelijk een cobra) en/of een hoeveelheid brandbare vloeistof;
Zaak C:
het opzettelijke beledigen van [politieagent 1] en/of [politieagent 2] (beiden werkzaam als politieagent bij de Eenheid Amsterdam) door een middelvinger naar voornoemde op te steken.
De volledige tenlasteleggingen zijn opgenomen in bijlage I bij dit vonnis en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaardingen zijn geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

Zaak A
4.1.
Vrijspraak van feiten 1, 2 en 3
4.1.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van de openlijke geweldpleging tegen de onbekend gebleven persoon en tegen de verbalisanten en tot een bewezenverklaring van het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing op 7 november 2024. De signalementen van de verkenningsunit die het gooien van het vuurwerk en het openlijke geweld hebben waargenomen komen overeen met die van de aanhoudingsunit. Verdachte heeft specifieke kenmerken, zoals een typisch petje en een licht kledingstuk. De verbalisanten hebben de verdachte van A tot Z gevolgd en er is ook geen stukje dat niet door de verbalisanten is waargenomen.
4.1.2.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op basis van het dossier en de verklaring van verdachte vast dat verdachte op 7 november 2024 op en rondom Bijlmerplein is geweest. De rechtbank stelt tevens vast dat er die avond ongeregeldheden hebben plaatsgevonden. Uit het dossier blijkt dat er vuurwerk is gegooid en openlijk geweld is gepleegd tegen de politie en tegen een onbekend gebleven persoon. Bij de rechtbank bestaat echter twijfel of verdachte degene is geweest die dit geweld (mede) heeft gepleegd. De rechtbank licht dat hieronder toe.
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] omschrijven in het proces-verbaal van 8 november 2024 (met proces-verbaal nummer PL1300-2024267361-3) dat zij een groep van ongeveer 40 jongens hebben zien staat, die bijna allemaal in het zwart gekleed waren. Uit dit proces-verbaal blijkt dat verbalisant [verbalisant 2] één jongen iets heeft zien aansteken en in de richting van de collega’s van de Mobiele Eenheid heeft zien gooien. De jongen die het vuurwerk gooide had het volgende signalement: een licht getinte huidskleur, bruine Burberry pet, donker halflang krullend haar, een zwarte capuchon en een zwarte jas. Na de knal ging de groep jongeren uiteen. De verbalisanten hebben de persoon die het vuurwerk zou hebben gegooid vervolgens gevolgd. De verbalisanten hebben gezien dat onder andere diezelfde jongen onderdeel was van een groep die een man vervolgens met stokken geslagen heeft. De verdachte rende verder in de richting van het [station] en de verbalisanten zagen dat de verdachte werd aangehouden door de aanhoudingseenheid.
De rechtbank overweegt dat uit het hiervoor genoemde proces-verbaal blijkt dat alleen verbalisant [verbalisant 2] heeft waargenomen welke persoon het vuurwerk aanstak; hij heeft van diegene kennelijk vervolgens het signalement met zijn collega gedeeld. Dit signalement komt niet geheel overeen met het signalement van verdachte bij aanhouding. Zoals ook door de raadsvrouw naar voren is gebracht, had verdachte op de foto na zijn aanhouding een wit met grijze jas aan, terwijl het door de verbalisant opgegeven signalement spreekt over een zwarte jas. De rechtbank twijfelt dus of degene die vuurwerk heeft gegooid daadwerkelijk de verdachte is geweest. Dit klemt temeer nu verdachte deel uitmaakte van een groep van 40 jongens, waarbij volgens de beschrijving bijna iedereen zwart gekleed was.
Nu uit het proces-verbaal verder blijkt dat de verbalisanten degene die zij het vuurwerk hebben zien gooien vervolgens hebben gevolgd en hebben gezien dat deze persoon geweld pleegde tegen een onbekende man, twijfelt de rechtbank er ook aan of dit daadwerkelijk de verdachte is geweest.
Nu gelet op het voorgaande niet buiten redelijke twijfel worden vastgesteld dat verdachte degene is geweest die de verweten geweldshandelingen (mede) heeft verricht, dient verdachte te worden vrijgesproken van alle in zaak A ten laste gelegde feiten.
Zaak B
4.2.
Bewezenverklaring van feit 1
4.2.1.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw stelt zich op het standpunt dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit aangezien wettig en overtuigend bewijs ontbreekt. Verdachte heeft verklaard dat hij zijn telefoon die avond aan iemand anders heeft uitgeleend. De persoon die het explosief plaatst, komt niet herkenbaar in beeld en ook de overige herkenningen, waaronder die van de wijkagent, zijn onbetrouwbaar. Mocht de rechtbank ervan uitgaan dat het verdachte is die het ten laste gelegde feit heeft begaan, dan kan volgens de raadsvrouw niet bewezen worden dat sprake is geweest van gemeen gevaar voor de naastgelegen complexen/woningen, dan wel levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen in het wooncomplex of daarbuiten.
4.2.2.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is, anders dan de raadsvrouw heeft bepleit, met de officier van justitie van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het teweegbrengen van een ontploffing op 7 oktober 2024 bij een wooncomplex aan de Nieuwe Osdorpergracht in Amsterdam. De rechtbank licht hieronder toe hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
De rechtbank stelt vast dat op 7 oktober 2024 een ontploffing heeft plaatsgevonden bij het wooncomplex aan de Nieuwe Osdorpergracht . Op de camerabeelden ‘CCTR’ is te zien dat een persoon, gekleed in het zwart, naar het wooncomplex loopt, iets aansteekt waarna een ontploffing plaatsvindt. Na de ontploffing liepen er meerdere scheuren vanaf de onderkant van het glas naar boven, tot een hoogte van 2,5 meter. Het metalen kozijn was aan de onderkant ingedeukt en er had zich op de grond een streep van zwart stof van ongeveer 30 centimeter gevormd. Daarnaast werden meerdere kartonnen snippers op de grond aangetroffen, met onder andere in rode letters een ‘B’ en een ‘O’, die verbalisanten ambtshalve herkennen als afkomstig van een Cobra 6.
Op camerabeelden van de [woningcorporatie] is volgens de politie te zien dat de dader mogelijk de explosie filmt met een mobiele telefoon. Verdachte is op 4 november 2024 gehoord in een andere strafzaak, waarbij zijn telefoon, een iPhone 8, in beslag is genomen. Op basis van de data afkomstig uit de telefoon kan het bijna niet anders dan dat verdachte de gebruiker is van die telefoon. Dat het de telefoon van verdachte is, heeft hij op zitting ook bevestigd. Op die telefoon is een filmpje aangetroffen, waarop de hiervoor omschreven explosie bij het wooncomplex aan de Nieuwe Osdorpergracht te zien is. Voor de rechtbank staat vast dat het filmpje dat is aangetroffen in de telefoon van verdachte, het filmpje is dat is gemaakt door de dader, zoals ook is te zien op de camerabeelden van [woningcorporatie] . Immers, de locatie die is te zien op de beide filmbeelden is hetzelfde en de looproute van de dader blijkens het filmpje van [woningcorporatie] , is dezelfde als de looproute van de gene die met de iPhone 8 de explosie filmt. Met andere woorden: degene die met de iPhone 8 het desbetreffende filmpje maakt, is ook de dader. De rechtbank is er op basis van het bewijs ook van overtuigd dat verdachte de film met zijn telefoon heeft gemaakt. De telefoon heeft op het moment van de explosie uitgestraald op de plaats delict en ongeveer 20 minuten later was de telefoon weer bij de woning van verdachte. De rechtbank acht op basis van deze omstandigheden wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ontploffing teweeg heeft gebracht.
Deze overtuiging wordt gesterkt doordat op de telefoon van verdachte nog een foto is aangetroffen, gemaakt op 2 november 2024, waarbij verdachte door een agent wordt herkend. Op die foto draagt verdachte schoenen met een opvallend patroon van wit en zwart. De schoenen op de foto hebben dezelfde uiterlijke kenmerken als de schoenen die de dader tijdens het teweegbrengen van de ontploffing draagt. Tot slot komt het signalement van verdachte op overige punten ook overeen met de persoon die te zien is op de ‘CCTR Camerabeelden’.
Verklaring van verdachte
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij zijn telefoon die avond voor ongeveer een kwartiertje heeft uitgeleend aan een vriend, die hem vervolgens heeft teruggebracht. De rechtbank begrijpt dit aldus dat verdachte bedoelt te stellen dat niet hij, maar een vriend de explosie heeft gefilmd met verdachtes telefoon. Dit scenario is niet alleen niet verifieerbaar – zo heeft verdachte de naam van die vriend niet genoemd - maar acht de rechtbank bovendien volstrekt ongeloofwaardig. Daarom schuift de rechtbank deze verklaring terzijde. Verdachte is pas op zitting met deze verklaring gekomen, terwijl hij eerder anders heeft verklaard over de telefoon, namelijk dat de telefoon van een vriend zou zijn geweest. Het scenario dat verdachte schetst is dermate ontlastend voor hem dat het niet is te begrijpen waarom verdachte dit niet eerder zou hebben verklaard.
Te duchten gevaar
De rechtbank is met de raadsvrouw van oordeel dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten bevat voor het oordeel dat er gemeen gevaar voor de naastgelegen/omringende woningen/panden en/of de in de naastgelegen/omringende woningen/panden aanwezige goederen te duchten was.
Anders dan de verdediging is de rechtbank wel van oordeel dat ook levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten was. Door het handelen van verdachte in de gegeven omstandigheden waren deze gevaren naar algemene ervaringsregels voorzienbaar. Dat er zich personen rondom de ontploffing zouden bevinden was, gelet op het feit dat de ontploffing op de openbare weg plaatsvond en het tijdstip waarop de ontploffing plaatsvond (omstreeks 22:25 uur), alleszins voorzienbaar. Op de beelden is ook te zien dat er een voetganger voorbij loopt op het moment dat verdachte bij het wooncomplex aan komt. Ook is te zien dat er, op het moment dat de dader bij het portiek het explosief afsteekt, een vrouw dicht langs het wooncomplex fietst. Het is een feit van algemene bekendheid dat zwaar vuurwerk, zoals een Cobra, zeer gevaarlijk is en levensgevaar en/of zwaar lichamelijk letsel kan veroorzaken. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte in dit geval de aanmerkelijke kans aanvaard dat iemand als gevolg van het ter ontploffing brengen van de Cobra 6 in levensgevaar zou raken en/of zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
4.3.
Vrijspraak van feit 2
4.3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
4.3.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank kan op basis van het dossier niet vaststellen dat verdachte een hoeveelheid brandbare vloeistof voorhanden heeft gehad. De rechtbank stelt op basis van het dossier en anders dan de raadsvrouw heeft betoogd wél vast dat verdachte een Cobra 6 voorhanden heeft gehad, maar het dossier bevat geen omstandigheden waaruit de rechtbank kan opmaken dat dit [specifieke stuk] vuurwerk naar zijn aard bestemd is voor het treffen van personen of zaken. De Cobra 6 kan daarom niet worden gekwalificeerd als een wapen van categorie II onder 7 van de WWM. De rechtbank verklaart het onder feit 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Zaak C
4.4.
Bewezenverklaring van feit
4.4.1.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw stelt zich op het standpunt dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit. Er is slechts één proces-verbaal van de verbalisanten aanwezig, dat volgens de raadsvrouw onbetrouwbaar is en niet kan worden gebruikt als bewijs. Verdachte ontkent dat hij zijn middelvinger heeft opgestoken. Hij maakte slechts een wenkend gebaar omdat hij wilde dat de politie naar hem toekwam. De raadsvrouw heeft als onderbouwing van dit standpunt twee berichten van getuigen overhandigd, met het verzoek deze berichten te voegen in het dossier. Verder merkt de raadsvrouw op dat de verbalisanten in deze zaak ook slachtoffer zijn, waardoor terughoudend moet worden omgegaan met dit enkele proces-verbaal als enige bewijsmiddel.
4.4.2.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is – met de officier van justitie – van oordeel dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan. De rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan het op ambtseed opgemaakte proces-verbaal van de verbalisanten. Dat de verbalisanten tevens als slachtoffer in deze zaak kunnen worden aangemerkt, doet niets af aan de betrouwbaarheid. De rechtbank hecht geen waarde aan de door de raadsvrouw kort voor de zitting overgelegde berichten van mogelijke getuigen. De rechtbank weet niet van wie deze berichten afkomstig zijn en hoe de berichten precies tot stand zijn gekomen; deze berichten zijn daardoor niet verifieerbaar en de betrouwbaarheid kan niet worden vastgesteld.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in vervatte bewijsmiddelen bewezen dat
Zaak B
ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
hij op 7 oktober 2024 te Amsterdam bij een wooncomplex gelegen aan de Nieuwe Osdorpergracht , opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door aldaar een stuk zwaar vuurwerk (een Cobra) bij een raam van het portiek van voornoemd wooncomplex te plaatsen en/of te ontsteken en/of tot ontploffing te brengen terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten voornoemd wooncomplex en de in het wooncomplex aanwezige goederen en
- levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was;
Zaak C
hij op 25 maart 2025 te Amsterdam opzettelijk [politieagent 1] en [politieagent 2] (beiden werkzaam als politieagent bij de Eenheid Amsterdam), in hun tegenwoordigheid, door feitelijkheden, heeft beledigd, door een middelvinger naar die [politieagent 1] en [politieagent 2] op te steken;

6.Bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat de verdachte het bewezen geachte heeft begaan op feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

7.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

8.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.Motivering van de straffen en maatregelen

9.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie eist een jeugddetentie voor de duur van 8 maanden, met aftrek, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De officier verzoekt de bijzondere voorwaarden op te leggen zoals door de Raad geadviseerd en dadelijke uitvoerbaarheid daarvan te bepalen.
9.2.
Het standpunt van de verdediging
Mocht de rechtbank tot een bewezenverklaring van de feiten komen, dan verzoekt de raadsvrouw een taakstraf op te leggen. Ook verzoekt de raadsvrouw een jeugddetentie op te leggen dat gelijk is aan het gedeelte dat verdachte in voorlopige hechtenis heeft gezeten, eventueel met een voorwaardelijk gedeelte. De raadsvrouw verzoekt daarnaast rekening te houden met het NIFP rapport, waaruit blijkt dat er stoornissen zijn vastgesteld die mogelijk van invloed zijn geweest op het gedrag. De raadsvrouw verzoekt geen avondklok op te leggen. Ook verzoekt de raadsvrouw een contactverbod met medeverdachte [medeverdachte] op te leggen voor maximaal één maand, zodat daarna een gesprek plaats kan vinden met de IFA coaches van verdachte en medeverdachte. Ook merkt de raadsvrouw op dat verdachte geen behandeling wenst te ondergaan.
9.3.
Het oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf en het bepalen van de maatregel heeft de rechtbank zich laten leiden door de persoon van de verdachte zoals die naar voren komt in nagenoemde rapportages en hetgeen de deskundigen ter zitting hebben verklaard, alsmede de ernst van het bewezen geachte en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich op 7 oktober 2024 schuldig gemaakt aan het veroorzaken van een ontploffing bij de portiek van een wooncomplex, door een Cobra 6 aan te steken. De verdachte heeft hiermee het gevoel van veiligheid dat iedereen in en rond het wooncomplex zou moeten hebben, ernstig geschaad. De rechtbank rekent dit de verdachte dan ook zwaar aan. Het handelen van verdachte heeft niet alleen gevolgen gehad voor de bewoners zelf en voor omstanders, maar ook in de samenleving in het algemeen. Dit soort misdaden veroorzaken gevoelens van angst en onveiligheid. Daarnaast heeft de ontploffing ook nog materiële schade veroorzaakt. Verdachte heeft geen enkele opheldering verschaft over zijn beweegredenen, wat de rechtbank zorgelijk acht en in zijn nadeel meeweegt.
Verder heeft verdachte, terwijl hij in een schorsing liep, zich opnieuw aan een strafbaar feit schuldig gemaakt door ambtenaren te beledigen op 25 maart 2025.
Persoon en persoonlijke omstandigheden van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van een Uittreksel Justitiële Documentatie van 22 mei 2025 waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor misdrijven. Dit weegt de rechtbank in het nadeel van verdachte mee. Verdachte is op 8 januari 2025 nog veroordeeld, waaronder voor een eenvoudige belediging van een ambtenaar op 19 mei 2023, waarvoor hij een voorwaardelijk straf heeft opgelegd gekregen. Verdachte heeft er desondanks voor gekozen opnieuw dit gedrag te vertonen.
De rechtbank heeft daarnaast kennisgenomen van de rapportages die over de verdachte zijn opgesteld, waaronder:
  • een Pro Justitia rapportage van 22 mei 2025, opgemaakt door mw. K. Oostra, GZ-psycholoog;
  • een rapport van de Raad van 30 juni 2025.
Uit het rapport van de
psycholoogblijkt dat er bij verdachte sprake is van een normoverschrijdende-gedragsstoornis, beginnend in de adolescentie, met beperkte pro-sociale emoties, matig tot ernstig in ernst. Daarnaast is sprake van een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling (met antisociale trekken), een ouder-kindrelatieprobleem en een leer-of onderwijsprobleem. Het risico op toekomstig gewelddadig gedrag wordt ingeschat als matig tot hoog. De psycholoog acht begeleiding en (individuele) behandeling aangewezen om de ontwikkeling van verdachte optimaal te bevorderen en het risico op toekomstig grensoverschrijdend gedrag en recidive te verminderen. Wat betreft de strafafdoening wordt een (deels) voorwaardelijke jeugddetentie passend geacht. Hierbij kan verplichte begeleiding door de jeugdreclassering als bijzondere voorwaarde worden opgelegd, waarbij tevens gedacht kan worden aan het mee moeten werken aan individuele behandeling zoals geboden wordt door het FACT jeugdteam vanuit Arkin (of een soortgelijke ambulante forensische GGZ-instelling) en begeleiding zoals geboden door een coach.
De
Raadheeft ter zitting gepersisteerd bij het uitgebrachte advies in het rapport van 30 juni 2025. De Raad adviseert een onvoorwaardelijke werkstraf en voorwaardelijke jeugddetentie. Als bijzondere voorwaarde adviseert de Raad onder andere een behandeling bij het FACT jeugd van Arkin of gelijke behandeling en aanbieder.
JBRAheeft opgemerkt dat verdachte sinds 17 april 2025, de laatste keer dat hij vrijkwam, een omslag heeft gemaakt. Verdachte is goed in contact met de coach, gaat naar school en heeft een stageplek gevonden.
Werkstraf en voorwaardelijke jeugddetentie
De
rechtbankis van oordeel dat een taakstraf in de vorm van een werkstraf van 150 uren, met aftrek van de tijd in voorarrest, passend en geboden is. Op die manier ervaart verdachte de consequenties van zijn gedrag door het verrichten van onbetaalde arbeid voor de maatschappij. Daarnaast legt de rechtbank aan verdachte een geheel voorwaardelijke jeugddetentie op van één (1) maand, als stok achter de deur. De rechtbank komt daarmee op een lagere straf uit dan door de officier van justitie geëist, hetgeen komt doordat de rechtbank verdachte vrijspreekt van de feiten zoals ten laste gelegd in zaak A.
Bijzondere voorwaarden
Ondanks het feit dat verdachte niet gemotiveerd is voor een behandeling, is de rechtbank van oordeel dat een behandeling bij het FACT jeugd van Arkin of gelijke behandeling en aanbieder als bijzondere voorwaarde moet gelden. Deze behandeling is nodig om de ontwikkeling van verdachte optimaal te bevorderen en het risico op toekomstig grensoverschrijdend gedrag en recidive te verminderen. Binnen deze behandeling kan aandacht besteed worden aan het vergroten van het inzicht in de risico’s van omgang met een personen uit een negatief sociaal netwerk en de mogelijke gevolgen hiervan. Er kan gewerkt worden aan het verbeteren van de emotieregulatie en copingvaardigheden en impulscontrole. Verdachte moet leren afstand te nemen van antisociaal en crimineel gedrag.
Ook vindt de rechtbank het belangrijk dat verdachte meewerkt aan de hulpverlening vanuit IFA, zolang als Jeugdbescherming dit nodig acht. De raadsvrouw heeft namens verdachte ter zitting aangegeven dat verdachte hier baat bij heeft.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De verdachte heeft zich onder andere schuldig gemaakt aan een misdrijf die gericht is tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van personen. Gelet hierop en gelet op de rapporten van de deskundigen, waarin de recidivekans als matig tot hoog wordt ingeschat, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.

10.Beslag

Uit de beslaglijst van 4 april 2025 blijkt dat bij de verdachte het volgende voorwerp in beslag is genomen:
- 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL1300-2024239089-G6577118, Apple).
Ter zitting heeft de rechtbank begrepen dat het telefoontoestel al is teruggegeven aan verdachte. Mocht dit niet het geval zijn, dan is de rechtbank van oordeel dat teruggave kan worden gelast aan verdachte.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 63, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 157 en 266 van het Wetboek van Strafrecht

12.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslising.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde in Zaak B onder 1 en in zaak C heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Zaak B
ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde:
opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen te duchten is;
Zaak C
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt gedaan tegen een ambtenaar gedurende
of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte] ,daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van
1 maand.
Beveelt dat deze jeugddetentie
in het geheelnietten uitvoerzal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van
150 uren, met aftrek van de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht naar maatstaf van 2 uren per dag.
Beveelt dat, als verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
75 dagen.
Stelt de proeftijd vast op 2 jaren onder de
algemenevoorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
en onder de
bijzonderevoorwaarden dat de veroordeelde:
- zich houdt aan zijn school/stage rooster;
- meewerkt aan het (vinden en) behouden van een positieve vrijetijdsbesteding in de vorm van werk;
- meewerkt aan de hulpverlening vanuit IFA (zolang de Jeugdbescherming dit nodig acht);
- meewerkt aan behandeling vanuit het FACT jeugd van Arkin of een soortgelijke behandeling en aanbieder;
- meewerkt aan alle hulpverlening die de Jeugdbescherming noodzakelijk acht;
waarbij aan de gecertificeerde instelling te weten Jeugdbescherming Regio Amsterdam opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
De veroordeelde is daarbij van rechtswege verplicht zijn medewerking te verlenen aan het vaststellen van zijn identiteit en aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Beveelt dat de gestelde bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht
dadelijk uitvoerbaarzijn.
Gelast teruggaveaan de verdachte van:
1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL1300-2024239089-G6577118, Apple).
Heft ophet geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A. van Luijck, voorzitter tevens kinderrechter,
mrs. K. Oldekamp-Bakker en K.M. van Hassel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.M. Elsman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 juli 2025.
[...]