ECLI:NL:RBAMS:2025:7055

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 september 2025
Publicatiedatum
24 september 2025
Zaaknummer
764454
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering op grond van onverschuldigde betaling in het kader van een bemiddelingsovereenkomst voor een arbeidsovereenkomst

In deze zaak vordert Fintag Group B.V. (hierna: Fintag) van Steens Professionals B.V. (hierna: Steens) een bedrag van € 39.683,77 op grond van onverschuldigde betaling. De vordering is gebaseerd op een bemiddelingsovereenkomst die is gesloten voor de invulling van een CFO-positie bij Yoursafe. Fintag stelt dat de arbeidsovereenkomst met de voorgedragen kandidaat, [naam 4], is vernietigd wegens dwaling, waardoor er geen aanspraak meer bestaat op de bemiddelingsvergoeding. Steens betwist dit en stelt dat de overeenkomst met Yoursafe is gesloten, niet met Fintag, en dat de vergoeding verschuldigd was op het moment dat de arbeidsovereenkomst tot stand kwam.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de overeenkomst daadwerkelijk met Fintag is gesloten, aangezien de aanvaarding van de offerte en de betaling door Fintag zijn gedaan. De rechtbank oordeelt dat de vernietiging van de arbeidsovereenkomst met [naam 4] betekent dat de basis voor de betalingsverplichting van Fintag aan Steens is komen te vervallen. Echter, de rechtbank erkent dat Steens recht heeft op een redelijk loon voor de verrichte werkzaamheden, aangezien de bemiddelingsovereenkomst niet is geëindigd door nakoming.

De rechtbank heeft partijen verzocht om nadere gegevens te verstrekken over de werkzaamheden van Steens en de omvang van het redelijk loon. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling en de rechtbank heeft partijen aangemoedigd om in overleg te treden over een mogelijke regeling. De beslissing over de vordering van Fintag is aangehouden, evenals de verdere beslissingen in de zaak.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/764454 / HA ZA 25-379
Vonnis van 17 september 2025
in de zaak van
FINTAG GROUP B.V.,
te Amsterdam,
eisende partij,
hierna te noemen: Fintag,
advocaat: mr. W.A. van Sambeek,
tegen
STEENS PROFESSIONALS B.V.,
te Amstelveen,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Steens,
advocaat: mr. J.H.M. Spanjaard.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 7 februari 2025
- de akte overlegging producties van Fintag van 19 februari 2025 met producties
- de conclusie van antwoord van 2 april 2025
- het tussenvonnis van 30 april 2025, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald
- de e-mail van 4 juli 2025 van Steens met een productie
- het verkorte proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 17 juli 2025 en de daarin vermelde stukken
- de zittingsaantekeningen van de griffier van die mondelinge behandeling die zich in het dossier bevinden.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Fintag is een financiële dienstverlener.
2.2.
Steens is een onderneming die zich bezighoudt met de bemiddeling van financieel personeel.
2.3.
In 2023 hebben medewerkers van Steens, Fintag en Yoursafe (een onderdeel van een groep bedrijven met Fintag aan het hoofd) overlegd over de invulling van een vacature voor een
chief financial officer(CFO) bij Yoursafe.
2.4.
Op 23 maart 2023 stuurde [naam 1] , medewerker van Steens, een e-mail aan [naam 2] , werkzaam bij Yoursafe, met de volgende inhoud:
(…)
We have agreed on 27,5% recruitment fee of the all-in annual salary* for this CFO position.
(") the all-in annual salary is the annual salary including guaranteed bonuses, 13th or 14th month and holiday allowance.
Payment takes place immediately after signing the employment contract.
(…)
2.5.
In antwoord daarop schreef [naam 3] , [naam functie 1] van Fintag, op 13 april 2023, per e-mail aan [naam 1] en [naam 2] :
Dear [naam 1] and [naam 2] ,
This is approved. [naam 1] : if you need an agreement, please let me know.
Otherwise this approval email may be sufficient.
(…)
[naam 3]
Fintag Group BV.
(…)
2.6.
Op 8 juni 2023 zond Steens een factuur voor het overeengekomen bedrag met de volgende adressering:
[naam 3] / Fintag Group B.V.
T.a.v. [naam 2]
[adres]
2.7.
De factuur is door Fintag betaald.
2.8.
Op 30 mei 2023 tekenden Yoursafe en [naam 4] een arbeidsovereenkomst (hierna: de arbeidsovereenkomst). Op 12 juni 2023 trad [naam 4] bij Yoursafe in dienst.
2.9.
Op 1 november 2023 vernietigde de advocaat van Yoursafe de arbeidsovereenkomst buitengerechtelijk wegens dwaling. Bij beschikking van 31 januari 2024 oordeelde de rechtbank Amsterdam, kamer voor kantonzaken, dat deze vernietiging terecht was. [naam 4] is niet tegen deze uitspraak in beroep gegaan.
2.10.
In een brief van 11 juni 2024 sommeerde [naam 5] , [naam functie 2] van Fintag, Steens tot terugbetaling van het aan Steens betaalde bedrag. In deze brief schreef zij ook:
Beëindiging van de opdracht aan Steens & Partners
(…)
Wij hebben er dan ook geen enkele behoefte aan om de opdracht tot het werven en selecteren van een kandidaat (opnieuw) aan u te verstrekken. Wij beschouwen de opdracht definitief als beëindigd.
(…)
2.11.
Op 24 juni 2024 schreef [naam 6] , partner en [naam functie 3] van Steens, in reactie hierop aan Fintag:
(…)
Gezien het bovenstaande is Steens & Partners van mening (…) dat wij voor deze ontstane situatie niet aansprakelijk zijn en dat er daarom geen enkele verplichting bestaat tot het terugbetalen van deze werving & selectie fee.
(…)

3.Het geschil

3.1.
Fintag vordert – na wijziging van eis en samengevat - dat de rechtbank bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. Steens veroordeelt te betalen een bedrag van € 39.683,77, vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf 24 juni 2024;
2. Steens veroordeelt te betalen een bedrag van € 1.417,92 aan buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding;
3. Steens veroordeelt de proces- en nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente;
3.2.
Fintag legt aan de vordering – samengevat – het volgende ten grondslag. Tussen Fintag en Steens is een bemiddelingsovereenkomst gesloten. Op grond daarvan heeft Steens [naam 4] voorgedragen voor de functie van CFO bij Fintag. De met [naam 4] gesloten arbeidsovereenkomst is enkele maanden na het sluiten daarvan wegens dwaling door Fintag vernietigd. Daardoor is er met terugwerkende kracht geen arbeidsovereenkomst tot stand gekomen, althans is het daarop gebaseerde salaris nihil. De aanspraak van Steens op een vergoeding voor haar diensten vervalt daarmee, waardoor de door Fintag betaalde vergoeding van € 39.683,77 onverschuldigd is betaald. Daarnaast vordert Fintag buitengerechtelijke kosten van € 1.417,92 (€ 1.171,84, vermeerderd met btw). Voor het geval de rechtbank oordeelt dat niet Fintag maar Yoursafe contractspartij was, is de vordering door Yoursafe voorwaardelijk gecedeerd aan Fintag.
3.3.
Steens voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van Fintag, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van Fintag, met veroordeling van Fintag in de kosten van deze procedure. Steens voert – samengevat – het volgende aan. Steens heeft niet met Fintag maar met Yoursafe een overeenkomst van opdracht gesloten. Fintag is daarom niet-ontvankelijk. Ten aanzien van de overeenkomst geldt dat de recruitment fee door Fintag verschuldigd was op het moment dat de arbeidsovereenkomst met [naam 4] tot stand kwam. De latere vernietiging doet daar niet aan af, omdat daarover geen afwijkende afspraken zijn gemaakt. Daarnaast voert Steens aan dat Fintag op grond van artikel 7:411 BW een redelijk loon verschuldigd is. Steens doet een beroep op haar algemene voorwaarden, op grond waarvan zij niet aansprakelijk is voor niet-bruikbaarheid van bemiddeld personeel. Steens doet ook een beroep op artikel 6:89 BW en voert aan dat Fintag te laat heeft geklaagd. Ook is Steens geen schadevergoeding verschuldigd, nu zij niet in verzuim is. Tenslotte betoogt Steens dat op eventuele schade de btw in mindering moet worden gebracht en dat Fintag geen wettelijke handelsrente kan vorderen omdat de grondslag van de vordering onverschuldigde betaling is.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Met wie is de overeenkomst gesloten?
4.1.
De rechtbank is van oordeel dat Steens met Fintag de overeenkomst heeft gesloten en licht dat als volgt toe.
4.2.
Het antwoord op de vraag wie partij is bij een overeenkomst is afhankelijk van wat partijen jegens elkaar hebben verklaard en over en weer uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en mochten afleiden. Tot de omstandigheden die in dit verband in aanmerking moeten worden genomen, hoort ook de voor de wederpartij kenbare hoedanigheid en de context waarin partijen optraden.
4.3.
Op 23 maart 2023 heeft Steens een offerte voor bemiddeling aan [naam 2] gezonden. Deze offerte is op 13 april 2023 aanvaard door [naam 3] , die daarbij ondertekende namens Fintag Group B.V. (zie 2.5.). Steens heeft haar factuur gericht aan Fintag en niet in geschil is dat deze door Fintag is betaald. Het standpunt van Steens dat zij meende met Yoursafe te contracteren omdat alle correspondentie is gevoerd met Yoursafe is gezien het voorgaande onjuist. Essentiele correspondentie over aanvaarding en betaling is met Fintag gevoerd. Dat Steens (ook) heeft gecorrespondeerd met mensen van Yoursafe, is in het licht van het voorgaande onvoldoende voor de conclusie dat Yoursafe contractspartij was. Dat leidt tot de slotsom dat Steens de overeenkomst is aangegaan met Fintag. Fintag is dan ook ontvankelijk in haar vordering.
De gemaakte afspraken
4.4.
Fintag heeft haar vordering gegrond op onverschuldigde betaling (artikel 6:203 BW). Om te kunnen beoordelen of de vernietiging van de arbeidsovereenkomst tot gevolg had dat Fintag zonder rechtsgrond aan Steens heeft betaald, moet eerst worden vastgesteld wat partijen met betrekking tot de betalingsverplichting zijn overeengekomen. Het komt daarbij aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen en aan de bepalingen van het beding mochten toekennen en op wat zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (de Haviltex-maatstaf).
4.5.
Vast staat dat de opdracht van Fintag aan Steens een opdracht was om tegen betaling werkzaam te zijn bij het tot stand brengen van een overeenkomst tussen Fintag en een CFO. De betrokken overeenkomst van opdracht moet daarom nader worden aangemerkt als een bemiddelingsovereenkomst in de zin van artikel 7:425 BW.
4.6.
Met betrekking tot de door Fintag aan Steens te betalen vergoeding (hierna: de vergoeding) hebben partijen in de overeenkomst opgenomen dat deze verschuldigd wordt direct na het tekenen van de arbeidsovereenkomst (“immediately after signing the employment contract” – zie 2.4). Partijen zijn het eens dat daarmee is bedoeld ‘direct na het tot stand komen van de arbeidsovereenkomst’. Dit sluit aan bij het bepaalde in artikel 7:426 lid 1 BW, dat bepaalt dat de tussenpersoon recht heeft op loon zodra door zijn bemiddeling de overeenkomst tussen de opdrachtgever en de derde is tot stand gekomen.
4.7.
Steens heeft daarnaast betoogd dat de overeenkomst zo moet worden uitgelegd dat uitsluitend de ondertekeningshandeling de aanspraak op een vergoeding doet ontstaan, ongeacht de vraag of de arbeidsovereenkomst tot stand is gebracht. Deze afwijkende uitleg is echter in tegenspraak met Steens’ eerdere standpunt dat maatgevend is dat een arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen. Daar komt bij dat noch in de tekst, noch in de aard van de overeenkomst (het bemiddelen bij het tot stand brengen van een arbeidsovereenkomst) aanknopingspunten zijn te vinden voor de afwijkende uitleg. Nu Steens verder geen feiten of omstandigheden heeft aangedragen ter onderbouwing van deze uitleg, gaat de rechtbank daaraan voorbij.
4.8.
Het argument van Steens dat de betalingsverplichting na de vernietiging van de arbeidsovereenkomst is blijven bestaan omdat partijen daarover in de overeenkomst geen afwijkende afspraken hebben gemaakt slaagt evenmin. Voor het intreden van de rechtsgevolgen van vernietiging is het niet noodzakelijk dat partijen daarover nadere afspraken maken. Veeleer geldt het tegenovergestelde: als Steens had willen bewerkstelligen dat haar aanspraak op betaling in stand zou blijven na vernietiging van de bemiddelde arbeidsovereenkomst, had het op haar weg gelegen daar nadere afspraken over te maken. Niet in geschil is dat dat niet is gebeurd.
Gevolgen van de vernietiging van de arbeidsovereenkomst
4.9.
Het voorgaande brengt naar het oordeel van de rechtbank met zich mee dat de vernietiging van de arbeidsovereenkomst tot gevolg heeft dat de bemiddelingsovereenkomst niet langer een rechtsgrond bood voor de betalingsverplichting van Fintag. Daarbij is het volgende van belang.
4.10.
Vernietiging werkt terug tot het tijdstip waarop de rechtshandeling is verricht. Gevolg van de vernietiging van een overeenkomst is dat die overeenkomst wordt geacht nooit tot stand te zijn gekomen (art. 3:53 lid 1 BW). Met Fintag is de rechtbank van oordeel dat daaruit volgt dat tussen Yoursafe en [naam 4] geen arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen. Daarmee is de rechtsgrond ontvallen aan de op het tot stand komen van de arbeidsovereenkomst gebaseerde aanspraak op vergoeding van Steens.
Algemene voorwaarden
4.11.
Steens heeft een beroep gedaan op haar algemene voorwaarden, welke voorwaarden aansprakelijkheid voor niet-bruikbaarheid van bemiddeld personeel uitsluiten. Fintag heeft de toepasselijkheid betwist.
4.12.
Het beroep van Steens slaagt niet. Zelfs als de algemene voorwaarden onderdeel uit zouden maken van de overeenkomst, missen zij in dit geval toepassing. In de eerste plaats omdat deze procedure niet gaat over de aansprakelijkheid van Steens voor het functioneren van [naam 4] , maar over de rechtsgevolgen van de vernietiging van diens arbeidsovereenkomst. Dat aan die vernietiging een geschil over de geschiktheid van [naam 4] ten grondslag lag maakt dat niet anders. Daarnaast heeft Fintag aangevoerd dat de algemene voorwaarden niet van toepassing zijn op de bemiddeling van [naam 4] . Fintag heeft daarbij verwezen naar een door Fintag overgelegde kopie van algemene voorwaarden van Steens. Hoofdstuk 1 daarvan bepaalt dat de voorwaarden van toepassing zijn op het uitlenen van freelance professionals door Steens. [naam 4] was geen freelance professional, maar in vaste dienst bij Yoursafe, aldus Fintag. Steens heeft dit niet weersproken, maar ter zitting betoogd dat de algemene voorwaarden zodanig zouden moeten worden uitgelegd dat zij ook betrekking hebben op de bemiddeling van vaste arbeidskrachten. Dit standpunt is door Steens op geen enkele wijze onderbouwd, zodat de rechtbank daaraan voorbij gaat.
Beroep op klachtplicht slaagt niet
4.13.
Het beroep van Steens op de klachtplicht wordt verworpen. De in artikel 6:89 BW bedoelde klachtplicht ziet op prestaties van een schuldenaar die niet aan de verbintenis beantwoorden. De klachtplicht ziet dan ook niet op een vordering uit onverschuldigde betaling.
Steens heeft recht op een redelijk loon
4.14.
Het voorgaande betekent niet dat Steens in het geheel geen aanspraak heeft op een vergoeding. Vast staat dat Steens werkzaamheden heeft verricht in het kader van de bemiddeling van [naam 4] . De rechtbank oordeelt daarom dat Steens recht heeft op betaling van een redelijk loon. Dat wordt als volgt toegelicht.
4.15.
Artikel 7:411 lid 1 BW bepaalt dat als de bemiddelingsovereenkomst eindigt voordat de opdracht is volbracht en de verschuldigdheid van het loon afhankelijk is van de volbrenging of van het verstrijken van de tijd, de opdrachtnemer recht heeft op een naar redelijkheid vast te stellen deel van het loon. Bij bemiddelingsovereenkomsten is deze regel van toepassing naast artikel 7:426 lid 1 BW, ook als de beoogde overeenkomst tussen de opdrachtnemer en de derde niet tot stand is gekomen. [1]
4.16.
Uit wat hiervoor is overwogen volgt dat de overeenkomst niet is geëindigd door nakoming door Steens, nu geen arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen. Niet in geschil is dat Fintag de overeenkomst op 11 juni 2024 heeft beëindigd (zie 2.10). Dat betekent dat de overeenkomst is geëindigd zonder dat het door partijen beoogde resultaat – het aantrekken van een nieuwe CFO door bemiddeling van Steens – was bereikt. Daarmee is voldaan aan de voorwaarden voor het ontstaan van een aanspraak op een redelijk loon.
Uitlaten partijen
4.17.
Bij het vaststellen van wat een redelijk loon is moet onder meer rekening worden gehouden met de door de opdrachtnemer verrichte werkzaamheden, het voordeel dat de opdrachtgever daarvan heeft (gehad), en de grond waarop de overeenkomst is geëindigd (artikel 7:411 lid 1 BW). De rechtbank heeft onvoldoende informatie om het redelijk loon vast te kunnen stellen en wil daarom van partijen de volgende nadere gegevens ontvangen:
- een gedetailleerde opgave van de door Steens verrichte werkzaamheden in het kader van de bemiddeling van [naam 4] . Het gaat daarbij zowel om de aard van de werkzaamheden als de tijdsbesteding die daarmee gemoeid was, zowel met betrekking tot [naam 4] als met betrekking tot de overige voor de functie bij Yoursafe benaderde kandidaten;
- de door Steens opgevraagde referenties van [naam 4] ;
- een gedetailleerde opgave van alle werkzaamheden die door [naam 4] gedurende zijn dienstverband bij Fintag zijn verricht.
4.18.
Het partijdebat over de omvang van een redelijk loon is nog onvoldoende gevoerd. Nu Steens aanspraak maakt op een redelijk loon rusten conform de hoofdregel van artikel 150 Rv, op haar de stelplicht en bewijslast van de feiten en omstandigheden die van belang zijn voor de beoordeling van wat een
redelijkloon is. Steens zal daarom in de gelegenheid worden gesteld zich bij akte uit te laten over wat zij een redelijk loon vindt en welke factoren daarbij gewogen moeten worden. Fintag zal daarna in de gelegenheid worden gesteld daarop te reageren. De rechtbank merkt daarbij op dat de vraag die de rechtbank uiteindelijk moet beantwoorden is wat in deze omstandigheden voor deze werkzaamheden in deze branche redelijk is. De berekening kan gebaseerd worden op een percentage van de betaalde vergoeding, maar bijvoorbeeld ook op een uurloon en een urenberekening of een in de branche gebruikelijke vergoeding in vergelijkbare gevallen.
4.19.
Het vaststellen van het redelijk loon heeft voor de vordering van Fintag de volgende gevolgen. Het gedeelte van de door Fintag aan Steens betaalde vergoeding dat kan worden aangemerkt als redelijk loon is niet zonder rechtsgrond en daarom niet onverschuldigd aan Steens betaald. Dat betekent dat de vordering van Fintag ten beloop van het redelijk loon niet kan worden toegewezen.
Verzuim en wettelijke rente
4.20.
Fintag heeft gesteld dat Steens op 24 juni 2024 in verzuim is geraakt omdat Steens op die datum, na sommatie daartoe door Fintag, heeft laten weten niet tot restitutie over te zullen gaan (zie 2.11).
4.21.
De rechtbank vat het standpunt van Fintag op als een beroep op artikel 6:83 sub c BW. Dat bepaalt dat verzuim zonder ingebrekestelling intreedt wanneer de schuldeiser uit een mededeling van de schuldenaar moet afleiden dat deze in de nakoming van de verbintenis zal tekortschieten. Steens heeft de door Fintag aan het verzuim ten grondslag gelegde feiten niet betwist, maar aangevoerd dat er geen sprake is van verzuim omdat Fintag haar niet in de gelegenheid heeft gesteld de tekortkoming te herstellen. Dit argument slaagt niet nu de grondslag van de vordering van Fintag niet (tekortkoming in de) nakoming van de verplichtingen uit de overeenkomst is, maar ongerechtvaardigde verrijking.
4.22.
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat het verzuim van Steens is ingetreden op 24 juni 2024.
4.23.
De met ingang van die datum door Fintag gevorderde wettelijke handelsrente is niet verschuldigd nu de vordering is gegrond op onverschuldigde betaling en niet op een handelsovereenkomst in de zin van artikel 6:119a lid 1 BW. De wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW kan wel worden toegewezen.
4.24.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
Tot slot
4.25.
De rechtbank geeft partijen in overweging om opnieuw met elkaar in overleg te treden om te bezien of zij tot een afspraak kunnen komen over het redelijk loon. Als zij daarvoor meer tijd nodig hebben, kunnen zij de rechtbank vragen de in 5.1 vermelde termijn voor het nemen van een akte te verlengen.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
woensdag 1 oktober 2025voor het nemen van een akte door Steens zoals omschreven in 4.17 en 4.18, waarna Fintag gelegenheid zal krijgen een antwoordakte te nemen;
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J.W. Pulles en in het openbaar uitgesproken op 17 september 2025.

Voetnoten

1.HR 23 mei 2003 (ECLI:NL:HR:2003:AF4626).