ECLI:NL:RBAMS:2025:7103

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 september 2025
Publicatiedatum
25 september 2025
Zaaknummer
AMS 24/4764
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag uitkering op grond van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven

Deze uitspraak betreft de afwijzing van de aanvraag van eiseres voor een uitkering op grond van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven (Wsg). Eiseres is het niet eens met de afwijzing van haar aanvraag, die door verweerder is gedaan op 30 april 2024 en bevestigd op 5 juli 2024. De rechtbank heeft het beroep van eiseres op 14 juli 2025 behandeld. Eiseres voert aan dat haar dochter slachtoffer is van een opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf, maar de rechtbank oordeelt dat eiseres onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat dit het geval is. De rechtbank legt uit dat er geen objectieve informatie is overgelegd die de stelling van eiseres ondersteunt. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen omdat er geen aangifte is gedaan bij de politie en er geen strafrechtelijk onderzoek heeft plaatsgevonden. De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de aanvraag door verweerder in redelijkheid is gedaan en dat het beroep ongegrond is. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten en het griffierecht wordt niet teruggegeven.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
Zaaknummer: AMS 24/4764

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 september 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. R. den Riet),
en

de commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven, verweerder

(gemachtigde: mr. M.E.H. Vos-Nijp).

Samenvatting

1.1.
Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de aanvraag van eiseres voor een uitkering op grond van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven (Wsg). Eiseres is het niet eens met de afwijzing van de aanvraag. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de aanvraag.
1.2.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2.1.
Eiseres heeft een aanvraag ingediend voor een uitkering uit het schadefonds op grond van de Wsg. Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 30 april 2024 afgewezen. Met het bestreden besluit van 5 juli 2024 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
2.2.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.3.
De rechtbank heeft het beroep op 14 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de dochter van eiseres, mr. N.M. van Boekel als waarnemer van de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

3. Met het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd en de aanvraag afgewezen, omdat eiseres onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat haar dochter slachtoffer werd van een opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf, als bedoeld in artikel 3 van de Wsg. Eiseres heeft volgens verweerder geen objectieve informatie overgelegd die de stelling van eiseres dat haar dochter slachtoffer werd van seksueel misbruik kan onderbouwen. Verweerder maakt uit de beschikbare informatie op dat de beschuldiging gedaan is na een bezoekregeling en tegen het licht van een scheiding. Onder deze omstandigheden is verweerder van oordeel dat er hogere eisen gesteld mogen worden aan de onderbouwing van de aannemelijkheid van het gestelde misdrijf. Alleen medisch informatie, die naar het oordeel van verweerder ook nog eens erg summier is, is niet voldoende gelet op de achtergrond waarin de beschuldigingen geuit zijn. In bezwaar heeft de dochter van eiseres het één en ander op papier gezet. Verweerder stelt dat de eigen opgave van de dochter van eiseres niet voldoende is ter onderbouwing van de aannemelijkheid. Ook de eigen opgave van eiseres is niet voldoende voor de aannemelijkheid van de gestelde gebeurtenissen. Daarnaast is er geen aangifte gedaan bij de politie waardoor ook geen objectieve informatie van de politie aanwezig is.
4. Eiseres voert aan dat het bestreden besluit is genomen in strijd met het motiverings- en zorgvuldigheidsbeginsel. Uit de Beleidsbundel Schadefonds Geweldsmisdrijven blijkt dat het niet onomstotelijk hoeft vast te staan dat het is gegaan zoals in de aanvraag is beschreven, maar dat het op basis van de gegeven onderbouwing goed mogelijk is dat het zo is gegaan. Eiseres heeft bij haar aanvraag een onderbouwing gegeven waaruit een duidelijk en logisch beeld volgt van wat er is gebeurd, wat de aanleiding ervoor was en binnen welke periode. In het besluit van 5 juli 2024 wordt benoemd dat de dochter van eiseres EMDR story telling heeft ondergaan en dat haar dochter vanwege PTSS-klachten niet aan individuele angstbehandeling kon beginnen. Desondanks laat het besluit na om weer te geven hoe deze omstandigheden dienen te worden geduid, dan wel waarom dit niet als onderbouwing van de toedracht kan worden aangemerkt. Volgens eisers heeft verweerder onvoldoende rekening gehouden met haar uitgebreide verklaring over haar eigen waarnemingen ten aanzien van haar dochter. Daarnaast heeft verweerder de belangen van eiseres en haar dochter onvoldoende meegewogen waardoor het bestreden besluit in strijd is met het evenredigheidsbeginsel.
5. Ingevolge artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wsg kunnen uit het Schadefonds uitkeringen worden gedaan aan een ieder die ten gevolge van een in Nederland opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf ernstig lichamelijk of geestelijk letsel heeft bekomen.
Bij de beoordeling van een aanvraag om een uitkering hanteert verweerder het beleid dat is neergelegd in de Beleidsbundel Schadefonds Geweldsmisdrijven (de Beleidsbundel). Volgens paragraaf 1.1.4 van de Beleidsbundel hoeft een geweldsmisdrijf niet bewezen te worden, maar moet dit aannemelijk worden gemaakt. Volgens paragraaf 1.1.4 van de Beleidsbundel kan het geweldsmisdrijf, als er geen aangifte is gedaan en er geen strafrechtelijk onderzoek heeft plaatsgevonden, alleen in uitzonderlijke gevallen op een andere manier worden onderbouwd. De enkele verklaring van het slachtoffer over wat er is gebeurd is niet voldoende. Objectieve aanwijzingen moeten de verklaring van het slachtoffer ondersteunen. Een objectieve aanwijzing is informatie afkomstig van een andere bron dan het slachtoffer. Het moet ook een objectieve bron zijn. In die gevallen bepaalt verweerder op basis van deze aanvullende informatie of het geweldsmisdrijf aannemelijk is. Medische informatie kan een verklaring van een slachtoffer over de aannemelijkheid doorgaans slechts in (zeer) beperkte mate ondersteunen. Daarom is verweerder bij de beoordeling van de aannemelijkheid van het geweldsmisdrijf terughoudend in het gebruik van medische informatie. Zo nodig wordt in het individuele geval wel bekeken of de medische informatie zich leent ter onderbouwing van de aannemelijkheid van wat er is gebeurd.
6. Verweerder heeft zich naar het oordeel van de rechtbank voldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat haar dochter slachtoffer is van een opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf als bedoel in artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wsg. Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) heeft overwogen [1] , is het aan de aanvrager van een uitkering uit het Schadefonds om met voldoende objectieve aanwijzingen aannemelijk te maken dat hij slachtoffer is van een tegen hem opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf. In dit geval zijn geen stukken voorhanden waaruit blijkt dat eiseres aangifte bij de politie heeft gedaan of dat er een strafrechtelijk onderzoek heeft plaatsgevonden naar het gestelde seksueel misbruik van de dochter van eiseres. Eiseres moet daarom met voldoende objectieve aanwijzingen komen om een opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf aannemelijk te maken. Eiseres heeft medische informatie en eigen verklaringen van haarzelf en haar dochter overgelegd. Uit de medische informatie blijkt echter niet wat er ten aanzien van het gestelde misdrijf precies besproken is, wat de dochter van eiseres heeft meegemaakt en wanneer dit plaatsvond. Daaruit blijkt bijvoorbeeld niet wat de dochter van eiseres verteld heeft over de te verrichten handelingen en de omstandigheden waaronder dit plaatsvond. Daarnaast is, in tegenstelling tot hetgeen eiseres stelt, de eigen verklaring van haar en haar dochter over wat er is gebeurd, niet voldoende. Er is namelijk geen objectieve informatie beschikbaar ter ondersteuning van deze verklaringen. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder de door eiseres gevraagde uitkering in redelijkheid heeft kunnen afwijzen. Niet is gebleken dat de gevolgen van het bestreden besluit onevenredig zwaar zijn voor eiseres, haar beroep op het evenredigheidsbeginsel slaagt daarom niet.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.D. Belcheva, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.C.M. Schilder, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 29 september 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van 10 juli 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2322 en 30 juni 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1385.