ECLI:NL:RBAMS:2025:7158

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 september 2025
Publicatiedatum
26 september 2025
Zaaknummer
11748765 WM VERZ 25-9085
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure over parkeren op een gehandicaptenparkeerplaats met afgeplakt onderbord

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 23 september 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een verkeerssanctie. Betrokkene had een beroep ingesteld tegen een beslissing van de verweerder, die een sanctie had opgelegd wegens het parkeren op een gehandicaptenparkeerplaats zonder geldige gehandicaptenparkeerkaart. De sanctie was opgelegd op basis van een gedraging die had plaatsgevonden op 2 maart 2024. Betrokkene stelde dat het onderbord van de gehandicaptenparkeerplaats was afgeplakt, waardoor zij dacht dat de parkeerplaats niet meer in gebruik was. De kantonrechter heeft vastgesteld dat, ondanks het afgeplakte onderbord, het bord E6 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens (RVV) 1990 nog steeds van kracht was. De rechter oordeelde dat de gedraging voldoende was komen vast te staan en dat de sanctie terecht was opgelegd. Echter, de kantonrechter heeft ook rekening gehouden met de omstandigheden waaronder de gedraging had plaatsgevonden en heeft besloten de sanctie te matigen tot € 150,00 exclusief administratiekosten. De beslissing werd genomen na een openbare zitting waar beide partijen aanwezig waren en hun standpunten hebben toegelicht. De uitspraak benadrukt het belang van de geldigheid van verkeersborden, zelfs als deze niet volledig zichtbaar zijn.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
kantonrechter: mr. L. van Berkum
zaaknummer: 11748765 WM VERZ 25-9085
beslissing van: 23 september 2025
func.: 43837
Afschrift van de aantekening in het proces-verbaal van de openbare zitting van 23 september 2025 inzake het beroep ingevolge de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (verder: de Wahv) van:

[betrokkene]

[adres]
verder: betrokkene
welk beroep is ingesteld bij verzoekschrift, ingekomen bij de CVOM te Utrecht op 23 september 2024 en is gericht tegen de beslissing van 12 augustus 2024 van de
officier van justitie(verder: verweerder) ten aanzien van betrokkene, geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1994.

CJIB-nummer: [nummer]

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Aan betrokkene is bij beschikking van 13 maart 2024 (verder: de inleidende beschikking) een sanctie in het kader van de Wahv opgelegd. Betrokkene heeft tegen de inleidende beschikking beroep ingesteld bij verweerder. Deze heeft dat beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing heeft betrokkene vervolgens beroep ingesteld bij de kantonrechter. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende gegevens overgelegd. Het beroep is behandeld op de openbare zitting van 23 september 2025. Partijen zijn voor deze zitting opgeroepen.
Betrokkene is bij de zitting verschenen en de cautie verleend.
Ter zitting heeft verweerder gereageerd op de inhoud van het beroepschrift. Verweerder heeft geconcludeerd dat het beroep ongegrond is.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Aan betrokkene is bij de inleidende beschikking wegens een verkeersgedraging een administratieve sanctie opgelegd ingevolge de Wahv. Betrokkene wordt verweten dat met het motorvoertuig, met kenteken [kenteken] , waarvoor betrokkene als kentekenhouder aansprakelijk is, is geparkeerd op een gehandicaptenparkeerplaats anders dan met een motorvoertuig op meer dan twee wielen met een geldige gehandicaptenparkeerkaart. Deze gedraging is geconstateerd op 2 maart 2024 om 16:28 uur op de [locatie] .
Het beroep is tijdig ingesteld.
Betrokkene voert tegen de beslissing van verweerder aan dat de betreffende gehandicaptenparkeerplaats inmiddels is opgeheven. Het bord E6 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens (RVV) 1990 staat er niet meer. Betrokkene heeft hiervan een foto aan het beroepschrift gevoegd. Betrokkene vindt het niet terecht dat zij een boete krijgt voor het parkeren op een gehandicaptenparkeerplaats terwijl het geen gehandicaptenparkeerplek meer was.
In het administratief beroepschrift heeft betrokkene gesteld dat zij in de buurt woont en dat het onderbord met een grote witte sticker was afgeplakt, waardoor het lijkt alsof de gehandicaptenparkeerplaats niet meer van toepassing was.
4. Op de zitting heeft betrokkene het beroepschrift nader toegelicht. Desgevraagd geeft betrokkene aan dat zij de persoon voor wie de gehandicaptenparkeerplaats bestemd was niet kent, maar zij woont in een zijstraat van de vermeende pleeglocatie en had al meerdere keren gezien dat het bord volledig afgeplakt was. Betrokkene was er daarom vanuit gegaan dat de gehandicaptenparkeerplaats inmiddels was opgeheven. Als betrokkene wist dat de gehandicaptenparkeerplaats nog in gebruik zou zijn voor een invalide, dan zou zij er niet hebben geparkeerd.
5. Verweerder stelt zich ter zitting op het standpunt dat het bord E6 van het RVV 1990 niet was afgeplakt ten tijde van de gedraging, gelet op de foto’s van de verbalisant. De werking van het bord E6 RVV 1990 was dus nog van kracht. De gedraging is daarom voldoende komen vast te staan. Verweerder ziet geen aanleiding tot matiging van de sanctie en verzoekt de kantonrechter om het beroep ongegrond te verklaren.
6. Het volgende wordt overwogen.
7. De verbalisant verklaart in het zich in het dossier bevindende zaakoverzicht dat het voornoemde voertuig stond geparkeerd op een door bord E6 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens (RVV) 1990 aangeduide gehandicaptenparkeerplaats. De verbalisant heeft geen geldige gehandicaptenparkeerkaart in het voertuig waargenomen.
Er zijn foto’s van de aan betrokkene verweten gedraging in het geding gebracht.
8. Betrokkene betwist niet dat haar voertuig ter plaatse stond geparkeerd, maar bestrijdt wel de geldigheid van het bord E6 RVV 1990, omdat het onderbord was afgeplakt met een grote witte sticker.
9. Uit de door de verbalisant ingebrachte foto’s blijkt dat het onderbord bij het bord E6 was afgeplakt. De verbalisant heeft bij het opleggen van de sanctie daarom terecht gekozen voor de gedraging
“parkeren op gehandicaptenparkeerplaats zonder duidelijk zichtbare gehandicaptenparkeerkaart”en aan hetgeen op het afgeplakte onderbord was vermeld geen betekenis toegekend. De omstandigheid dat de gehandicaptenparkeerplaats oorspronkelijk was ingesteld als gereserveerde gehandicaptenparkeerplaats en dat deze persoon geen gebruik meer maakt van de gehandicaptenparkeerplaats, brengt niet mee dat de gehandicaptenparkeerplaats is ‘vervallen’. Een verkeersdeelnemer heeft zich te gedragen naar de ter plaatse aanwezige bebording -in dit geval bord E6-, ook indien het bord zou zijn geplaatst zonder dat daaraan (nog) een verkeersbesluit ten grondslag ligt (vgl. het arrest van de Hoge Raad van 16 juni 2020, ECLI:NL:HR:2020:1055). Dat het bord E6 deels was afgeplakt en de gemeente op dat moment het bord nog niet had verwijderd, brengt niet mee dat betrokkene heeft mogen aannemen dat zij geen gevolg meer hoefde te geven aan het bord.
10. Gelet op het voorgaande kan worden vastgesteld dat de gedraging is verricht en is de sanctie terecht opgelegd. Echter naar het oordeel van de kantonrechter vormen de door betrokkene aangevoerde omstandigheden waaronder de gedraging is verricht aanleiding om van de vastgestelde tarieven af te wijken. De sanctie wordt gematigd als na te melden.
11. Daarom wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De kantonrechter:
  • verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond en stelt, onder wijziging van de inleidende beschikking, de sanctie vast op € 150,00 exclusief administratiekosten;
  • bepaalt dat het als zekerheid betaalde bedrag aan betrokkene wordt gerestitueerd voor zover dit het genoemde bedrag, vermeerderd met de administratiekosten, te boven gaat.
De griffier De kantonrechter
Datum verzending
Bent u het met deze beslissing niet eens, dan kunt u
binnen zes wekenna de hierboven vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen indien de als gevolg van deze beslissing te betalen administratieve sanctie meer dan € 110,00 bedraagt. Het beroepschrift dient schriftelijk (niet per e-mail) te worden ingediend bij rechtbank Amsterdam, afdeling privaatrecht, team kanton, postbus 70515, 1007 KM, Amsterdam en dient door degene die het beroep instelt of een gemachtigde te worden ondertekend. De procedure bij het gerechtshof verloopt schriftelijk,
tenzij in het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling wordt gevraagd.