In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 19 september 2025 een tussenuitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Volkswagen Pon Financial Services B.V. en een gedaagde partij die onder een handelsnaam opereert. De eisende partij, Volkswagen, vorderde betaling van € 17.045,74 op basis van een financial leaseovereenkomst voor een Audi Q2 uit 2016. De gedaagde erkende de vordering, maar stelde dat hij de overeenkomst zowel privé als zakelijk had gesloten. De rechtbank oordeelde dat het nog niet vaststaat of de gedaagde bij het aangaan van de overeenkomst handelde voor doeleinden die hoofdzakelijk binnen zijn bedrijfsactiviteiten vallen. Dit is van belang voor de ambtshalve toetsing aan het consumentenrecht, aangezien het begrip consument een objectief begrip is dat afhankelijk is van het doel van de overeenkomst. De rechtbank gelastte een mondelinge behandeling om de feitelijke totstandkoming van de overeenkomst te bespreken en om te bepalen of de gedaagde als consument moet worden aangemerkt, wat hem consumentenbescherming zou toekennen. De rechtbank benadrukte dat partijen zich moeten voorbereiden op de mondelinge behandeling, waarbij ook de mogelijkheid van een schikking aan de orde kan komen. De zaak is aangehouden voor verdere beslissingen en de partijen zijn opgeroepen om hun verhinderdagen door te geven voor de volgende zitting.