Op 1 oktober 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak met nummer AMS 25/4755. Deze uitspraak betreft een verzoek van de verzoeker om een veroordeling van de verweerder in de proceskosten. De verzoeker had eerder op 25 augustus 2025 zijn verzoek om een voorlopige voorziening ingetrokken, omdat de verweerder op 21 augustus 2025 de begunstigingstermijn inzake de last onder dwangsom had verlengd. De voorzieningenrechter heeft de verweerder in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling, maar de verweerder heeft hierop niet gereageerd. De voorzieningenrechter heeft zonder zitting uitspraak gedaan en het verzoek om proceskostenveroordeling toegewezen.
De voorzieningenrechter overweegt dat wanneer een verzoek om voorlopige voorziening wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener tegemoet is gekomen, de voorzieningenrechter op verzoek van de indiener het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten. In dit geval is de verweerder tegemoetgekomen aan de verzoeker door de begunstigingstermijn te verlengen. De voorzieningenrechter concludeert dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een uitzondering op deze regel rechtvaardigen. Daarom wordt het verzoek om proceskostenveroordeling toegewezen. De totale proceskosten worden vastgesteld op € 907,-, die door de verweerder aan de verzoeker moeten worden vergoed. Daarnaast wordt het betaalde griffierecht van € 194,- door de griffier teruggestort aan de verzoeker.