ECLI:NL:RBAMS:2025:7278

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 september 2025
Publicatiedatum
2 oktober 2025
Zaaknummer
81-161896-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van belastingfraude en deelname aan een criminele organisatie door verdachte

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 25 september 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van belastingfraude en deelname aan een criminele organisatie. De verdachte was ten laste gelegd dat hij in de periode van 1 februari 2018 tot en met 18 januari 2021 feitelijk leiding had gegeven aan het opzettelijk niet betalen van de loonbelasting door [naam bedrijf] B.V. en dat hij had deelgenomen aan een criminele organisatie met het oogmerk op het plegen van misdrijven. Tijdens de zitting op 11 september 2025 heeft de officier van justitie betoogd dat de verdachte als contactpersoon voor de Belastingdienst en als boekhouder verantwoordelijk was voor de niet-betaling van de loonbelasting. De verdediging heeft echter aangevoerd dat de verdachte niet verantwoordelijk was voor de betaling van de belasting en dat hij niet wist dat deze niet werd voldaan.

De rechtbank heeft de bewijsvoering van het Openbaar Ministerie niet overtuigend geacht. Er was onvoldoende bewijs dat de verdachte feitelijk leiding had gegeven aan de niet-betaling van de loonbelasting of dat hij een rol had binnen de organisatie die betrokken was bij de criminele activiteiten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte enkel de aangiften loonheffingen had ingediend en geen andere verantwoordelijkheden binnen het bedrijf had.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van zowel de belastingfraude als de deelname aan de criminele organisatie, omdat er onvoldoende bewijs was om de tenlasteleggingen te ondersteunen. De beslissing is genomen op basis van de feiten en de verklaringen van getuigen, die de rol van de verdachte binnen [naam bedrijf] niet bevestigden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 81-161896-24
Datum uitspraak: 25 september 2025
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1975 in [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 september 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.R. Paardekoper en van wat verdachte en zijn raadsman mr. C.C. Polat naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort weergegeven– tenlastegelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
Feit 1:
Primair:
het in de periode van 1 februari 2018 tot en met 18 januari 2021 in Nederland feitelijk leidinggeven aan het opzettelijk niet betalen van de loonbelasting welke op aangifte moet worden voldaan door [naam bedrijf] B.V. over de tijdvakken februari 2018 tot en met oktober 2019;
Subsidiair:
het in de periode van 1 februari 2018 tot en met 18 januari 2021 in Nederland in vereniging met anderen opzettelijk niet betalen van de loonbelasting welke op aangifte moet worden voldaan namens [naam bedrijf] B.V. over de tijdvakken februari 2018 tot en met oktober 2019;
Feit 2:
Het in de periode van 1 februari 2018 tot en met 18 januari 2021 in Nederland deelnemen aan een criminele organisatie, bestaande uit verdachte, de medeverdachten en [naam bedrijf] B.V. met het oogmerk op het plegen van misdrijven, te weten het opzettelijk niet betalen van de loonbelasting welke op aangifte moet worden voldaan ten name van [naam bedrijf] B.V. over de tijdvakken februari 2018 tot en met oktober 2019.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in de bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.Vrijspraak

3.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder feit 1 primair en onder feit 2 tenlastegelegde kan worden bewezen. Uit de ingediende aangiften loonbelasting blijkt dat verdachte fungeerde als contactpersoon voor de Belastingdienst van [naam bedrijf] B.V. Volgens de medeverdachte [medeverdachte] werkte verdachte als adviseur van het bedrijf. Getuige [getuige] omschrijft verdachte als directeur of eigenaar van [naam bedrijf] B.V. Uit de bankmutaties is gebleken dat er verschillende betalingen zijn gedaan aan vennootschappen en personen die gelieerd zijn aan verdachte. Verdachte heeft bekend dat hij de aangiften loonbelasting van [naam bedrijf] B.V. heeft gedaan en hij zou als boekhouder moeten hebben geweten van het structureel niet betalen van loonheffingen. Verdachte heeft op zijn minst de aanmerkelijke kans aanvaard op het zich voordoen van strafbare gedragingen. Subsidiair stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat het onder feit 1 subsidiair tenlastegelegde kan worden bewezen. Verdachte was in ieder geval een medepleger gelet op het gewicht van zijn aandeel in het strafbare feit. Als boekhouder en contactpersoon voor de Belastingdienst heeft hij zich in nauwe en bewuste samenwerking met (in ieder geval) de vennootschap schuldig gemaakt aan het niet betalen van de loonheffingen. Door zijn handelwijze heeft hij bewust de aanmerkelijke kans op niet betaling aanvaard. Hieruit volgt ook dat verdachte heeft deelgenomen aan de criminele organisatie.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder feit 1 (primair en subsidiair) en feit 2 tenlastegelegde.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Vrijspraak feit 1 primair en subsidiair
Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank het onder feit 1 primair en subsidiair tenlastegelegde niet bewezen en overweegt daartoe als volgt.
Op 16 december 2019 is een strafrechtelijk onderzoek aangevangen tegen onder meer [naam bedrijf] B.V (hierna: [naam bedrijf] ). [naam bedrijf] werd er van verdacht opzettelijk de loonbelasting over de jaren 2018 en 2019 niet te hebben afgedragen. Hiervoor zijn aan [naam bedrijf] verzuimboetes opgelegd die niet zijn betaald. Bij beslissing van 7 september 2021 heeft de rechter-commissaris, op de voet van het bepaalde in artikel 255 lid 4 van het Wetboek van Strafvordering, machtiging verleend voor het instellen van een opsporingsonderzoek na het opleggen van een bestuurlijke boete.
[naam bedrijf] is opgericht op 11 juli 2016. Van 11 juli 2016 tot 18 mei 2019 was de enig aandeelhouder [persoon 1] . In de periode van 13 juni 2018 tot 1 oktober 2018 was medeverdachte [medeverdachte] de bestuurder. Op 22 oktober 2019 is [naam bedrijf] failliet verklaard.
Uit het systeem van de Belastingdienst volgt dat [naam bedrijf] over de periode februari 2018 tot en met oktober 2019 € 462.581,- exclusief rente en kosten, aan verschuldigde loonbelasting niet heeft betaald. [naam bedrijf] had in deze periode medewerkers in dienst en had de verplichting om loonheffing af te dragen. Uit onderzoek naar de ontvangsten en uitgaven van het rekeningnummer van [naam bedrijf] ( [iban] ) volgt dat [naam bedrijf] in de periode van 26 januari 2018 tot en met 4 juli 2019 in ieder geval € 1.213.791,55 aan omzet heeft ontvangen en dat [naam bedrijf] de beschikking over deze geldbedragen had. Door [naam bedrijf] is geen melding van betalingsonmacht bij de Belastingdienst gemaakt en er is op geen enkele manier contact gezocht met de Belastingdienst over deze schuldpositie. Ook heeft [naam bedrijf] geen medewerking verleend aan een boekenonderzoek van de Belastingdienst naar de administratie van het bedrijf.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij een eigen administratiekantoor had en de aangiften loonheffingen namens [naam bedrijf] heeft ingediend, maar dat hij als externe partij niet verantwoordelijk was voor het betalen van deze loonbelasting en bovendien niet wist dat deze niet werd betaald.
De rechtbank is van oordeel dat uit het procesdossier niet volgt dat verdachte verantwoordelijk was voor het betalen van de loonbelastingverplichtingen van [naam bedrijf] . Uit het dossier volgt slechts dat verdachte de aangiften loonheffingen namens [naam bedrijf] heeft ingediend. Uit het procesdossier volgt niet dat verdachte een andere rol had binnen [naam bedrijf] dan het doen van de aangiften loonheffingen of andere handelingen verrichte ten aanzien van de administratie of boekhouding binnen het bedrijf. De getuigen wijzen verdachte niet aan als verantwoordelijke binnen [naam bedrijf] of ze kennen hem niet binnen het bedrijf. Zij verklaren juist over anderen dat zij een leidinggevende of sturende rol hadden binnen het bedrijf. Er is weliswaar een getuige die verklaart dat verdachte de directeur of eigenaar van [naam bedrijf] zou zijn, maar die verklaring wordt niet ondersteund door de overige stukken en getuigenverklaringen in het dossier. De rechtbank kan dan ook niet vaststellen dat verdachte aan de tenlastegelegde verboden gedragingen feitelijk leiding heeft gegeven of deze feiten mede heeft gepleegd. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van het onder feit 1 primair en subsidiair tenlastegelegde.
3.3.2.
Vrijspraak feit 2
Voor een bewezenverklaring van deelneming aan een criminele organisatie moet worden vastgesteld dat sprake is van een organisatie, dat die organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven en dat de verdachte aan die organisatie heeft deelgenomen. Verdachte wordt volledig vrijgesproken van het onder feit 1 tenlastegelegde omdat uit het procesdossier niet volgt dat verdachte een andere rol had binnen [naam bedrijf] dan het doen van de aangiften loonheffingen of andere handelingen verrichte ten aanzien van de administratie of boekhouding binnen het bedrijf. Verdachte wordt reeds daarom ook vrijgesproken van de onder feit 2 tenlastegelegde deelname aan een criminele organisatie.

4.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder feit 1 (primair en subsidiair) en feit 2 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. B. Vogel, voorzitter,
mr. A. Eichperger en mr. N. Versteeg, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. van der Beek, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 september 2025.
[...]