Uitspraak
Rechtbank Amsterdam
eslissing
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak gaat het om de vraag of correspondentie tussen een advocaat en de Belastingdienst onder het verschoningsrecht valt in het kader van een strafrechtelijk onderzoek naar belastingfraude. De verdachte wordt beschuldigd van het feitelijk leiding geven aan het indienen van onjuiste teruggaveverzoeken voor dividendbelasting door twee pensioenfondsen. De Belastingdienst heeft naheffingsaanslagen opgelegd en heeft uitvoerig gecorrespondeerd met de rechtsbijstandverleners van de pensioenfondsen, waaronder de advocaat mr. B.J.G.L. Jaeger. De officier van justitie heeft op 30 juni 2025 gevorderd dat de rechter-commissaris onderzoekshandelingen verricht om te bepalen of er een verschoningsrecht bestaat op de stukken die in het strafrechtelijk onderzoek zijn betrokken. De rechter-commissaris heeft op 19 augustus 2025 geoordeeld dat de vertrouwelijkheid van de informatie niet alleen is prijsgegeven in de administratiefrechtelijke relatie tot de Belastingdienst, maar ook in het mogelijke strafrechtelijke vervolg daarop. Dit oordeel is gebaseerd op de bijzondere omstandigheden van de zaak, waarbij de informatie is verstrekt in het kader van de beoordeling van de juistheid van de ingediende verzoeken tot teruggave van dividendbelasting, die ook onderwerp van het strafrechtelijk onderzoek zijn. De rechter-commissaris heeft bepaald dat de officier van justitie en het onderzoeksteam kennis mogen nemen van de stukken waarop de vordering betrekking heeft.