ECLI:NL:RBAMS:2025:7312

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 oktober 2025
Publicatiedatum
6 oktober 2025
Zaaknummer
13/219991-25
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Prioritering van Europees Aanhoudingsbevel uit Oostenrijk boven dat uit Tsjechië in verband met ernstigere strafbare feiten

Op 1 oktober 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door het Openbaar Ministerie in St. Pölten, Oostenrijk. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in Roemenië, die zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland verblijft en op dat moment gedetineerd is. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot behandeling van het EAB goedgekeurd, waarbij de opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman en een tolk. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd en de gevangenneming bevolen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De rechtbank heeft ook geconstateerd dat er een samenloop is van EAB's, waarbij voorrang moet worden gegeven aan het Oostenrijkse EAB boven een Tsjechisch EAB. Dit is gebaseerd op de ernst van de strafbare feiten en het aantal benadeelde partijen. De rechtbank heeft besloten dat de overlevering aan Oostenrijk is toegestaan en dat het Oostenrijkse EAB prioriteit heeft boven het Tsjechische EAB, omdat de feiten die aan het Oostenrijkse EAB ten grondslag liggen ernstiger zijn en er meerdere slachtoffers bij betrokken zijn.

De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing, conform de bepalingen van de OLW.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/219991-25 (EAB II)
Datum uitspraak: 1 oktober 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 8 augustus 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 8 oktober 2024 door de officier van justitie bij het Openbaar Ministerie in St. Pölten, Oostenrijk, en is goedgekeurd bij beschikking van de rechter voor detentie en rechtsbescherming van de Arrondissementsrechtbank in St. Pölten (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) van 10 oktober 2024. Dit EAB strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren op [geboortedag] 2006 in [geboorteplaats] (Roemenië),
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
uit anderen hoofde gedetineerd in [detentieplaats] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 17 september 2025, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. G. Demir, advocaat in Breda, en door een tolk in de Roemeense taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenneming bevolen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Roemeense nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een door de rechtbank goedgekeurd bevel tot aanhouding van het Openbaar ministerie in St. Pölten van 30 september 2024 met kenmerk 311 St 44/21b.
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Oostenrijks recht strafbare feiten. Deze feiten zijn omschreven in het EAB. [3]

4.Strafbaarheid: feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW

De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst de strafbare feiten aan als zogenoemde lijstfeiten, die in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staan vermeld, te weten:
deelneming aan een criminele organisatie;
georganiseerde diefstal of zware beroving.
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Oostenrijk een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

6.Samenloop van Europese aanhoudingsbevelen

De rechtbank heeft geconstateerd dat er naast het onderhavige EAB (EAB II) nog een Tsjechisch EAB met parketnummer 13/218961-25 (EAB I) is uitgevaardigd ten aanzien van de opgeëiste persoon wegens een verdenking van een in Tsjechië gepleegd strafbare feit. De overlevering voor deze feiten is toelaatbaar.
Zowel de raadsman als de officier van justitie hebben zich in deze zaak op het standpunt gesteld dat op grond van artikel 26, derde lid, aanhef en onder a, OLW voorrang moet worden gegeven aan het onderhavige Oostenrijkse EAB en niet aan het Tsjechische EAB. De raadsman heeft aangegeven dat de opgeëiste persoon voorkeur geeft aan voorrang voor overlevering aan Oostenrijk, omdat de feiten die onderliggend zijn aan het Oostenrijkse EAB van eerdere datum zijn. De officier van justitie heeft betoogd dat voorrang moet worden gegeven aan het onderhavige Oostenrijkse EAB, omdat sprake is van een verdenking van meerdere en zwaardere strafbare feiten, hier meerdere slachtoffers bij zijn betrokken, en het strafrechtelijk onderzoek mogelijk ingewikkelder is. Bovendien is het onderzoek in Oostenrijk waarschijnlijk verder gevorderd aangezien het Oostenrijkse EAB ouder is dan het Tsjechische EAB.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van artikel 26, derde lid, aanhef en onder a, OLW voorrang moet worden gegeven aan het onderhavige Oostenrijkse EAB (EAB II), en niet aan het Tsjechische EAB (EAB I), omdat sprake is van een verdenking van meerdere en ernstigere strafbare feiten, waarbij meer benadeelde partijen zijn betrokken. In het kader van een goede rechtsbedeling zal de rechtbank daarom bepalen dat voorrang gegeven moet worden aan het onderhavige Oostenrijkse EAB.

7.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de Arrondissementsrechtbank in St. Pölten, Oostenrijk voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
BEPAALTdat
VOORRANGdient te worden gegeven aan het onderhavige EAB met parketnummer 13/219991-25, dat is uitgevaardigd door Oostenrijk (EAB II), boven het EAB met parketnummer 13/218961-25, dat is uitgevaardigd door Tsjechië (EAB I).
Deze uitspraak is gedaan door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. O.P.M. Fruytier en M. Scheeper, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. G.S. Haas, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 1 oktober 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 OLW.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.