ECLI:NL:RBAMS:2025:7320

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 september 2025
Publicatiedatum
6 oktober 2025
Zaaknummer
11172874 \ CV EXPL 24-7690
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurzaak met ambtshalve toetsing van oneerlijke bedingen in huurovereenkomst

In deze huurzaak heeft de kantonrechter op 2 september 2025 een tussenvonnis gewezen waarin de eisende partij, ST JUR EIG CERTITUDO AMSTERDAM CITY II, in de gelegenheid is gesteld haar vordering nader te onderbouwen. De zaak betreft een ambtshalve toetsing van het opslagbeding in de huurovereenkomst, waarbij de rechter oordeelt dat dit beding oneerlijk is. De verhuurder heeft een akte ingediend ter onderbouwing van haar vordering, maar de berekening die zij heeft gepresenteerd is onjuist en de conclusies zijn onbegrijpelijk. De rechter heeft de verhuurder nogmaals de kans gegeven om haar vordering te verduidelijken en rekenkundig te onderbouwen, met de waarschuwing dat een onvolledige of onduidelijke berekening kan leiden tot afwijzing van de vordering. De eisende partij moet ervoor zorgen dat de akte tijdig en met de juiste mededeling aan de gedaagde partij wordt toegestuurd, anders kan deze akte buiten beschouwing worden gelaten. De zaak is verwezen naar een rolzitting voor verdere behandeling.

Uitspraak

RECHTBANKAMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
fno: 33623
Zaaknummer: 11172874 \ CV EXPL 24-7690

Vonnis van 2 september 2025

in de zaak van

ST JUR EIG CERTITUDO AMSTERDAM CITY II,

gevestigd te 's Hertogenbosch,
eisende partij,
gemachtigde: mr. E.L.B. Hundscheidt,
tegen

[gedaagde] ,

wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
niet verschenen.

Verder verloop van de procedure

Op 20 mei 2025 is een tussenvonnis gewezen. Ter uitvoering van dat tussenvonnis heeft de eisende partij een akte ingediend en, conform hetgeen in voornoemd tussenvonnis is overwogen, een kopie van de akte, inclusief het tussenvonnis aan gedaagde partij toegestuurd met mededeling dat en op welke wijze gedaagde partij hierop kon reageren. Eisende partij heeft de aan gedaagde partij tijdig gestuurde brief eveneens overgelegd. Van gedaagde is geen reactie ontvangen.
Vervolgens is een datum voor vonnis bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Beoordeling

1. Bij voornoemd tussenvonnis is eiseres – kort gezegd – in de gelegenheid gesteld haar vordering nader te onderbouwen en te berekenen, naar aanleiding van het oordeel om het opslagbeding in de huurovereenkomst oneerlijk te verklaren.
2. Eiseres heeft vervolgens een specificatie van huurverhogingen overgelegd, overigens zonder dat daarin percentages worden genoemd. Verder heeft eiseres drie uitdraaien van het CBS ten aanzien van indexering in het geding gebracht. Eiseres concludeert dat de huurverhogingen binnen de marges van het CPI zijn verhoogd.
3. Eisers heeft met overlegging van deze stukken, zonder nadere toelichting, niet voldaan aan het gestelde in overweging 4. van het tussenvonnis. Eiseres diende een berekening te overleggen waarbij de gevorderde huurachterstand over de betreffende periode gebaseerd is op een aanvangshuurprijs die gedurende de gehele looptijd van de huurovereenkomst verhoogd is met alleen de per jaar geldende indexatiepercentages, voor zover die daadwerkelijke in rekening zijn gebracht. Een dergelijk overzicht heeft eiseres niet overgelegd en de kantonrechter rekent het niet tot zijn taak deze berekening zelf te maken aan de hand van de door eiseres overgelegde stukken.
4. Bovendien, als gekeken wordt naar de stukken die eiseres wel heeft verstrekt, valt daarover het volgende op te merken. In de CBS-uitdraaien is als basisjaar 2006 = 100 gebruikt. In artikel 3.2 van de huurovereenkomst is echter bepaald dat als basisjaar heeft te gelden 2015 = 100. Van de genoemde percentages in de CBS-uitdraaien kan dus niet worden uitgegaan.
5. En zelfs als al van deze (met het verkeerde basisjaar berekende) percentages moet worden uitgegaan geldt het volgende. Uit de stukken van eiseres kan worden afgeleid dat de huurprijs per 1 juli 2023 met een percentage van 4,7% is verhoogd, terwijl de CPI een percentage van 4,6% bedroeg. Kennelijk is er dit jaar een opslag van 0,1% toegepast bij het verhogen van de huurprijs. Per 1 juli 2024 is de huurprijs met een percentage van 5,3% verhoogd, terwijl de CPI een percentage van 3,7% bedroeg. Ook in dit jaar is kennelijk een opslag van 1,6% bij het verhogen van de huurprijs toegepast. De stelling van eiseres dat de huurverhogingen steeds binnen de marges van het CPI zijn verhoogd, is dus niet juist en het tegendeel blijkt uit haar eigen stukken.
6. Met inachtneming van hetgeen hier en in het tussenvonnis is overwogen, krijgt eiseres nog éénmaal de gelegenheid haar vordering toe te lichten en rekenkundig – aan de hand van overzichten - te onderbouwen op grond van wat in rekening gebracht had mogen worden. Indien eiseres een onvolledige of onbegrijpelijke berekening aanlevert, dient zij er rekening mee te houden dat dit kan leiden tot afwijzing van haar vordering.
7. De zaak wordt daartoe verwezen naar de hieronder genoemde rol.
8.
Eisende partij dient een kopie van haar akte, inclusief dit vonnis, ten minste twee weken vóór de hierna te bepalen rolzitting aan de gedaagde partij toe te sturen. Daarbij dient eiseres aan gedaagde mee te delen dat gedaagde op die akte mag reageren of daarvoor uitstel mag vragen, en op welke wijze dat kan: mondeling door verschijning op de rolzitting of schriftelijk, in welk geval dit stuk uiterlijk op de laatste werkdag voorafgaand aan de rolzitting door de rechtbank moet zijn ontvangen.Eiseres dient in dat kader niet alleen de akte, maar ook de hiervoor bedoelde mededeling/brief aan gedaagde partij in het geding te brengen. Wanneer niet kan worden vastgesteld dat de akte tijdig en met de juiste mededeling aan gedaagde partij is toegestuurd, wordt deze akte in beginsel buiten beschouwing gelaten.

Beslissing

De kantonrechter:
verwijst de zaak naar de rolzitting van
30 september 2025 om 10:00 uurvoor het nemen van een akte door eisende partij als hierboven omschreven;
bepaalt dat eisende partij de akte tenminste twee weken vóór deze rolzitting aan gedaagde partij moet sturen, zoals hiervoor is bepaald;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.W. Inden, bij diens afwezigheid ondertekend door mr. M.V. Ulrici, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 2 september 2025.