ECLI:NL:RBAMS:2025:7393

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 oktober 2025
Publicatiedatum
8 oktober 2025
Zaaknummer
AMS 25/5288
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Sluiting van restaurant Carribbean Grill Amsterdam wegens openbare ordeverstoring door explosie

Op 3 oktober 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen Carribbean Grill Amsterdam B.V. en de burgemeester van Amsterdam. De burgemeester had besloten het restaurant voor zes maanden te sluiten vanwege een explosie die op 24 augustus 2025 had plaatsgevonden, wat volgens de burgemeester een ernstig gevaar voor de openbare orde opleverde. Carribbean Grill verzocht om een voorlopige voorziening om deze sluiting te schorsen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek beoordeeld aan de hand van de gronden van verzoekster en de feiten van de zaak. De voorzieningenrechter oordeelde dat er een spoedeisend belang was voor de verzoekster, aangezien de sluiting grote financiële gevolgen had voor het restaurant en de werknemers. De voorzieningenrechter concludeerde dat de sluitingsduur van zes maanden niet proportioneel was en heeft deze verkort naar drie maanden. De burgemeester werd veroordeeld tot betaling van het griffierecht en proceskosten aan verzoekster. De uitspraak benadrukt de belangenafweging tussen de openbare orde en de financiële gevolgen voor de ondernemer.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 25/5288

uitspraak van de voorzieningenrechter van 3 oktober 2025 in de zaak tussen

Carribean Grill Amsterdam B.V., te Amsterdam, verzoekster

(gemachtigde: mr. E.G.S. Roethof),
en

de burgemeester van Amsterdam, de burgemeester

(gemachtigden: mr. S.A. de Wied, mr. H. Hassai en mr. M. Utlu).

Samenvatting

1. Deze uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening gaat over de sluiting van het pand waarin Carribbean Grill is gevestigd voor de duur van zes maanden. Verzoekster is het hier niet mee eens. Zij verzoekt daarom om een voorlopige voorziening en voert daartoe een aantal gronden aan. De voorzieningenrechter beoordeelt bij de vraag of zij een voorlopige voorziening zal treffen of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Dat kan een reden zijn om het bestreden besluit te schorsen. Deze vraag beantwoordt zij aan de hand van de gronden van verzoekster.
1.1.
De voorzieningenrechter wijst in deze uitspraak het verzoek toe in die zin dat de duur van de sluiting van het pand wordt verkort naar drie maanden
.Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.

Procesverloop

2. Carribbean Gril is gevestigd op het adres [adres] (het pand). De heer [naam eigenaar] ( [naam eigenaar] ) is de eigenaar, enig aandeelhouder en bestuurder van Carribbean Grill.
2.1.
Met het bestreden besluit van 28 augustus 2025 heeft de burgemeester bevolen tot onmiddellijke sluiting van het pand waarin Carribbean Grill is gevestigd voor de duur van zes maanden
.Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen die strekt tot schorsing van het sluitingsbevel.
2.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 23 september 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [naam eigenaar] namens verzoekster, mr. S.R. Heerenveen als waarnemer van de gemachtigde van verzoekster en de gemachtigden van de burgemeester. Ook de partner van [naam eigenaar] was aanwezig.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Spoedeisend belang
3. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) alleen een voorlopige voorziening als onverwijlde spoed dat vereist. Verzoekster heeft met onmiddellijke ingang van 28 augustus 2025 haar restaurant moeten sluiten voor de duur van zes maanden. Als gesteld en niet weersproken kan worden aangenomen dat [naam eigenaar] en de andere werknemers voor hun inkomen afhankelijk zijn van het restaurant. De voorzieningenrechter acht het spoedeisend belang hiermee gegeven.

Heeft het bezwaar een redelijke kans van slagen?

Beoordelingskader
4. De burgemeester kan op grond van artikel 2.10, eerste lid, onder e, van de APV [1] de sluiting van een pand bevelen als zich feiten of omstandigheden hebben voorgedaan die de vrees wettigen dat het geopend blijven van dat pand ernstig gevaar oplevert voor de openbare orde. Dit is in de Beleidsregels sluiting en heropeningen Amsterdam (de Beleidsregels) nader uitgewerkt. Bij een ernstig gevaar voor de openbare orde kan gedacht worden aan schietincidenten gericht op, in of in de directe nabijheid van het pand, maar ook aan het neerleggen van explosieven of brandstichting voor, in of in de nabijheid van het pand. Bij geweld van buitenaf geldt het uitgangspunt dat als kan worden uitgesloten dat het incident op enige wijze verband houdt met de wijze van bedrijfsvoering, er in beginsel van een sluiting wordt afgezien. [2]
Bevoegdheid van de burgemeester
5. Verzoekster betwist dat de burgemeester bevoegd is tot sluiting van het pand. De maatregel is onredelijk, niet noodzakelijk en ook niet effectief. Volgens verzoekster is irrelevant om te verwijzen naar het verleden van [naam eigenaar] . Er is sprake van een eenmalig incident. De sluiting legt onterecht alle gevolgen bij [naam eigenaar] , terwijl dit geen enkele bijdrage levert aan het waarborgen van de openbare orde.
5.1.
Naar vaste rechtspraak mag de burgemeester bij het besluit om al dan niet tot sluiting over te gaan, in beginsel afgaan op een door de politie op ambtseed opgemaakte bestuurlijke rapportage. In dit geval gaat het om een politierapportage van
28 augustus 2025. Hieruit volgt dat er op 24 augustus 2025 een explosie heeft plaatsgevonden bij het pand. Door getuigen is gezien dat er een raam werd ingegooid en verdachten aan het filmen waren. De politie heeft restanten van vuurwerk en flessen benzine aangetroffen. Deze flessen benzine hebben geen vlamgevat waardoor de schade beperkt is gebleven. Indien dit wel was gebeurd, zou vrijwel zeker een grote brand zijn ontstaan volgens de politie. Hetgeen zorgt voor gevaarzetting vanwege de woningen boven de onderneming. De rapportage vermeldt verder dat de politie het opmerkelijk vindt dat een dag voor de aanslag, op 23 augustus 2025, de medeverdachte van [naam eigenaar] in een lopende witwas- en drugszaak uit 2021, is aangehouden in verband met een bedreiging met een vuurwapen in een café aan de [adres] . De politie kan op het moment nog niet duiden of er een verband is tussen dit incident en de explosie/poging brandstichting bij Carribbean Gril een dag later. Op 27 augustus 2025 deed [naam eigenaar] aangifte van poging brandstichting, een explosie en vernieling. Verder staat in de bestuurlijke rapportage dat in 2021 in de woning van [naam eigenaar] in [woonplaats] een vuurwapen was aangetroffen. In juni 2022 was de vestiging van Carribbean Grill aan de [adres] gesloten na een beschieting. Op 2 maart 2025 vond een incident plaats bij de vestiging van Caribbean Grill in [plaats] . Er zou een conflict zijn geweest tussen een persoon en de eigenaar. De eigenaar van de vestiging in Rotterdam is een crimineel contact van [naam eigenaar] volgens de politie.
5.2.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Door de explosie op 24 augustus 2025 is de openbare orde ernstig verstoord in de buurt. Door een ruit is vuurwerk het restaurant ingegooid en tot ontploffing gebracht. De politie heeft restanten van vuurwerk en flessen benzine aangetroffen. De explosie heeft de veiligheid van omwonenden en voorbijgangers in gevaar gebracht. Bij dit incident hadden slachtoffers kunnen vallen. Hierbij is het ook relevant dat boven het restaurant mensen wonen.
5.3.
Verzoekster heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake is van een eenmalig incident en dat zij absoluut niets te maken heeft met de explosie en geen idee heeft wie hierachter zit. De voorzieningenrechter begrijpt verzoeksters betoog aldus dat in dit geval sprake is van geweld van buitenaf en kan worden uitgesloten dat het incident op enige wijze verband houdt met de wijze van bedrijfsvoering. In dat geval wordt er op grond van de Beleidsregels immers in beginsel van sluiting afgezien. De voorzieningenrechter kan verzoekster niet althans niet volledig volgen in haar betoog. In juni 2022 is de vestiging van Carribbean Grill aan de [adres] gesloten na een beschieting en daarnaast is in 2021 een vuurwapen aangetroffen in de woning van [naam eigenaar] . Deze feiten en omstandigheden zijn op zichzelf niet betwist. Verder worden de incidenten die plaatsvonden op zaterdag 23 augustus 2025 en bij de vestiging van Carribbean Grill in [plaats] volgens verzoekster ten onrechte betrokken bij de sluiting van het pand. Op zitting heeft de gemachtigde van de burgemeester toegelicht dat deze incidenten geen doorslaggevende rol hebben gespeeld bij de sluiting van het pand. De burgemeester heeft wel een groot gewicht gegeven aan het eerdere incident in de [adres] en het in 2021 aangetroffen pistool in de woning van [naam eigenaar] . De voorzieningenrechter kan de burgemeester hierin volgen. Dat er in dit geval sprake is geweest van geweld van buitenaf kan goed zo zijn, maar het gaat – ook gelet op genoemde incidenten uit 2021 en 2022 – te ver om reeds nu te concluderen dat uitgesloten is dat het incident op enige wijze verband houdt met de wijze van bedrijfsvoering van eiseres.
5.4.
Op grond van alle feiten en omstandigheden in samenhang bezien, was op het moment van sluiting naar het oordeel van de voorzieningenrechter de vrees gewettigd dat het geopend blijven van het pand ernstig gevaar oplevert voor de openbare orde. De burgemeester was daarom in beginsel bevoegd op grond van artikel 2.10, eerste lid, onder e, van de APV om de sluiting van het pand te bevelen.
Proportionaliteit
6. Het bestreden besluit tot sluiting voor de duur van zes maanden is op zich in overeenstemming met het beleid van de burgemeester. Dit betekent niet zonder meer dat de burgemeester in redelijkheid voor een sluiting van zes maanden heeft kunnen kiezen. De burgemeester moet ook beoordelen of de gevolgen van een sluiting wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot het doel van de sluiting. Daarbij hoort ook de vraag of de gekozen sluitingsduur gelet op alle feiten en omstandigheden passend en evenredig is. [3]
6.1.
Verzoekster voert aan dat de sluiting van het pand directe en zware financiële gevolgen heeft. Door sluiting loopt verzoekster naar schatting € 200.000,- aan omzet mis. Ook kan verzoekster niet langer voldoen aan de vaste lasten en is het onmogelijk om haar achttien medewerkers te betalen. Daarnaast heeft [naam eigenaar] geen enkele financiële buffer en zijn boekhouder heeft bevestigd dat de sluiting vrijwel zeker tot een faillissement zal leiden. Er zitten nu 18 werknemers met hun gezinnen, net als [naam eigenaar] zelf met zijn gezin, zonder inkomen. Volgens verzoekster ontbreekt een zorgvuldige belangenafweging in het bestreden besluit. Ook zijn de door [naam eigenaar] getroffen veiligheidsmaatregelen onvoldoende meegewogen en heeft de burgemeester geen zienswijze van de pandeigenaar opgevraagd. Tot slot is ook in het kader van de proportionaliteit van belang dat [naam eigenaar] geen idee heeft wie er achter deze explosie zit. Op de zitting heeft hij desgevraagd verklaard dat er geen sprake is van conflicten. Ook heeft [naam eigenaar] op de zitting verklaard dat hij zelf ook niets te maken had met het incident in 2022 bij de vestiging in de [adres] . De dader van het schietincident in de [adres] is vervolgd en veroordeeld tot een straf en een schadevergoeding, aldus verzoekster.
6.2.
De voorzieningenrechter stelt vast dat verzoekster met stukken voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de sluiting van het pand grote financiële gevolgen heeft voor het restaurant, de werknemers en voor [naam eigenaar] . De boekhouder van verzoekster heeft bevestigd dat een risico op faillissement bestaat bij een sluiting voor de duur van zes maanden. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het belang van de openbare orde en de veiligheid van omwonenden in beginsel zwaarder weegt dan het financiële belang van verzoekster, maar naarmate de sluiting langer gaat voortduren, komt aan de verstrekkende (financiële) gevolgen daarvan voor verzoekster een steeds zwaarder gewicht toe. De voorzieningenrechter acht ook van belang dat vooralsnog niet is gebleken dat, en in hoeverre, verzoekster of [naam eigenaar] zelf betrokken zijn bij de huidige explosie en bij het eerdere incident in de [adres] . Het nog lopende politieonderzoek heeft vooralsnog geen duidelijk verband opgeleverd. De stand van zaken is op dit moment aldus dat het te ver gaat om te concluderen dat er geen enkel verband is tussen de incidenten en de bedrijfsvoering, maar dat het politieonderzoek ook nog geen echt duidelijke verbanden tussen de incidenten en de bedrijfsvoering van verzoekster inzichtelijk heeft gemaakt. Bovendien heeft verzoekster inmiddels een begin gemaakt met het treffen van maatregelen om de kans op herhaling te verkleinen door het aannemen van een beveiligingsmedewerker en het aanschaffen van rolluiken. Ook heeft [naam eigenaar] een verklaring van de pandeigenaar van 9 september 2025 overgelegd. De pandeigenaar verklaart dat [naam eigenaar] sinds 2023 een betrouwbare en zorgvuldige huurder is. Bij het aangaan van de huurovereenkomst kwamen geen bijzonderheden uit de kredietcheck. Tevens heeft de pandeigenaar niet vernomen dat de buurt enige vorm van overlast ondervindt van de bedrijfsvoering van verzoekster. Tot slot acht de voorzieningenrechter van belang dat zich sinds 28 augustus 2025 geen nieuwe incidenten hebben voorgedaan.
6.3.
In het licht van alle in 6.2 genoemde omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, is de voorzieningenrechter van oordeel dat een sluitingsduur van zes maanden te lang en daarom niet proportioneel is. De burgemeester heeft niet gemotiveerd waarom een kortere duur niet volstaat. Het bezwaar van verzoekster heeft dan ook een redelijke kans van slagen.
Belangenafweging
7. Omdat het maatschappelijk belang bij de sluiting van het pand ter bescherming en het herstel van de openbare orde en veiligheid zwaar weegt, zal de voorzieningenrechter geen voorziening treffen die ertoe strekt dat de sluiting onmiddellijk wordt opgeheven. Zoals gezegd heeft de burgemeester zich op het standpunt kunnen stellen dat sprake is van een ernstige openbare ordeverstoring en dat tijd nodig is om de rust in de omgeving van het pand te laten terugkeren. Anderzijds ziet de voorzieningenrechter in de belangen van verzoekster wel aanleiding de sluitingsduur te verkorten. In dit concrete geval oordeelt de voorzieningenrechter dat een sluiting van drie maanden recht doet aan de wederzijdse belangen. Op die manier streeft de voorzieningenrechter ernaar om recht te doen aan zowel het algemene belang dat de burgemeester nastreeft bij het herstel van de openbare orde, als het persoonlijke belang van verzoekster om gezien haar financiële situatie de sluiting niet te lang te laten voortduren.

Conclusie en gevolgen

8. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en treft de voorlopige voorziening dat de sluitingsduur van het pand wordt verkort naar drie maanden. Dit betekent dat verzoekster haar restaurant na drie maanden, gerekend vanaf de datum van de sluiting, weer voorlopig open mag.
8.1.
Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst moet de burgemeester het griffierecht aan verzoekster vergoeden. Daarom krijgt verzoekster ook een vergoeding van haar proceskosten. De burgemeester moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt verzoekster een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft het verzoekschrift ingediend en aan de zitting deelgenomen. Elke proceshandeling heeft een waarde van € 907,-. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.814,-.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe en verkort de sluitingsduur van het bestreden besluit naar een duur van drie maanden;
- bepaalt dat de burgemeester het griffierecht van € 385,- aan verzoekster moet vergoeden;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J.M. Baldinger, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. G. dos Santos 't Hoen, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 3 oktober 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Algemene plaatselijke verordening Amsterdam.
2.Zie hoofdstuk 3, paragraaf 3.5. van de Beleidsregels.
3.Zie par. 1.4, 1.5 en 1.6.2 van de Beleidsregels. Zie voor een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State over de evenredigheid van de sluitingsduur de uitspraak van 2 december 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2879.