ECLI:NL:RBAMS:2025:7443

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 oktober 2025
Publicatiedatum
9 oktober 2025
Zaaknummer
25-015183
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • P.K. Oosterling - van der Maarel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klaagschrift teruggave inbeslaggenomen BMW in verband met disproportionaliteit van verbeurdverklaring

Op 8 oktober 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van klager, die zijn BMW in beslag had genomen. De inbeslagname vond plaats op 27 mei 2025, nadat klager was staande gehouden en zijn medewerking aan een bloedonderzoek had geweigerd. Klager voerde aan dat de verbeurdverklaring van de BMW disproportioneel zou zijn, gezien de medische situatie van zijn vrouw, die afhankelijk is van de auto voor haar ziekenhuisbezoeken. De rechtbank heeft het klaagschrift op 24 september 2025 in openbare raadkamer behandeld, waarbij zowel klager als de officier van justitie zijn gehoord. De officier van justitie verzet zich tegen teruggave, omdat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter de verbeurdverklaring zal bevelen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de persoonlijke belangen van klager en zijn vrouw zwaarder wegen dan het strafvorderlijk belang bij voortduring van het beslag. De rechtbank verklaarde het beklag gegrond en gelastte teruggave van de BMW aan klager. De beslissing is openbaar uitgesproken op 8 oktober 2025.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Strafrecht
Zittingsplaats Amsterdam
raadkamernummer : 25-015183
datum : 8 oktober 2025
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op het beklag op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[klager] ,

geboren op [geboortedag] 1961 in [geboorteland] (Nederlandse Antillen),
woonplaats kiezend op het kantoor van mr. L.R. Rommy, advocaat in Amsterdam-Duivendrecht ( [adres] ),
hierna te noemen: klager, tevens beslagene.

Feiten

Uit de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 Sv blijkt dat op 27 mei 2025 onder klager een BMW, met goednummer 6653801, in beslag is genomen.

Procedure

Het klaagschrift is op 11 juni 2025 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
Het Openbaar Ministerie heeft op voorhand zijn standpunt schriftelijk kenbaar gemaakt.
De rechtbank heeft op 24 september 2025 het klaagschrift in openbare raadkamer behandeld.
De rechtbank heeft klager, de advocaat van klager, mr. L.R. Rommy, en de officier van justitie, mr. F.R. Bons, op zitting gehoord.

Beklag

Het beklag strekt tot teruggave van de inbeslaggenomen BMW.
Door en namens klager is aangevoerd dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat een strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van de BMW zal bevelen. De verbeurdverklaring van de BMW is disproportioneel, omdat verbeurdverklaring niet in redelijke verhouding staat tot de ernst van het feit. Gelet op de (aankoop)waarde van de BMW en de draagkracht van klager, zou verbeurdverklaring zeer onwaarschijnlijk zijn. Verbeurdverklaring is een bijkomstige straf en straffen behoort proportioneel te zijn. Gelet op wat in soortgelijke zaken doorgaans door de rechter wordt opgelegd, is verbeurdverklaring in alle redelijkheid niet te verwachten.
Daarnaast is aangevoerd dat voortduring van beslag disproportioneel is, omdat de BMW is aangeschaft vanwege de medische situatie van de vrouw van klager. Zij heeft ernstig niet-aangeboren hersenletsel opgelopen. Een jaar geleden is haar medische situatie verslechterd, nadat zij een gebroken rug opliep en als gevolg van een bloedvergiftiging een aantal vingertoppen en tenen is kwijtgeraakt. Sindsdien is de vrouw van klager voor verplaatsingen buitenshuis, waaronder wekelijkse ziekenhuisbezoeken, volledig afhankelijk van de inbeslaggenomen BMW.
Klager heeft in raadkamer aangevoerd dat hij op 27 mei 2025 heeft gereden met een ingevorderd rijbewijs, omdat hij zijn vrouw naar het OLVG ziekenhuis, locatie Oost, wilde brengen nadat zij een beroerte kreeg. Klager wilde voorkomen dat haar medische situatie verder zou verslechteren. Gebruikmaking van een ambulance of taxi waren geen reële alternatieven voor vervoer, vanwege de nijpende gezondheidstoestand waarin zijn vouw verkeerde. Klager heeft benadrukt dat het niet mogelijk is om zijn vrouw buitenshuis op een alternatieve wijze te verplaatsen. De BMW biedt het voor haar noodzakelijke zitcomfort en haar rolstoel past in het voertuig. Zijn vrouw zal haar levensvreugde verliezen als zij aan huis gekluisterd moet blijven.
Verder heeft klager in raadkamer erkend dat het geen slimme beslissing is geweest om op 27 mei 2025 zijn medewerking aan het bloedonderzoek te weigeren en stelt van zijn fouten te hebben geleerd. Zijn keuze om zijn medewerking te weigeren was ingegeven door frustratie om deze, en eerdere staande houdingen. Klager heeft benadrukt dat het besef is ingedaald dat hij voortaan opvolging moet geven aan bevelen van politie en justitie. Klager heeft zijn rijbewijs inmiddels weer terug.

Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie verzet zich tegen teruggave van de inbeslaggenomen BMW aan klager. Hij heeft daartoe aangevoerd dat het belang van strafvordering zich daartegen verzet, omdat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat een strafrechter, later oordelend, de verbeurd verklaring van de BMW zal bevelen. Klager is eerder, op 15 april 2024, onherroepelijk veroordeeld voor het weigeren van zijn medewerking aan een bloedonderzoek. Ook op 9 mei 2025 is de BMW van klager inbeslaggenomen wegens de verdenking dat klager zijn medewerkering aan een bloedonderzoek heeft geweigerd. Klager was dus een gewaarschuwd man.
De officier van justitie heeft in raadkamer aangevoerd dat het aan de strafrechter, later oordelend, is om te beslissen of klager – indien de verbeurdverklaring wordt bevolen –onevenredig in zijn vermogen wordt getroffen en/of voor een geldelijke vergoeding in aanmerking komt. Deze toets komt niet in een raadkamer procedure aan de orde. De officier van justitie heeft aangekondigd dat het Openbaar Ministerie bij een nog te voeren procedure in de hoofdzaak standpunten zal innemen met betrekking tot de geschatte taxatiewaarde van de BMW en de verhouding tussen de ernst van de verdenking en de draagkracht van klager.

Beoordeling

De rechtbank is bevoegd.
Het beklag is schriftelijk gedaan en ingediend binnen twee jaren na inbeslagneming. Klager is daarom ontvankelijk in het beklag.
De rechtbank is aan de hand van de haar ter beschikking staande gegevens nagegaan of een ander dan klager als belanghebbende moet worden aangemerkt. Hiervan is de rechtbank niet gebleken.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een beklag als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
In geval van een beklag tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag dient de rechtbank eerst te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert. Als het strafvorderlijk belang voortduring van het beslag vordert, wordt geen teruggave gelast. Als geen strafvorderlijk belang aan teruggave in de weg staat, vindt teruggave plaats aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave als het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer dat voorwerp kan dienen om de waarheid aan de dag te brengen, -ook in een zaak betreffende een ander dan de klager, wanneer dat voorwerp kan dienen om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen of als niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of de onttrekking aan het verkeer van dat voorwerp zal bevelen.
Uit de stukken en hetgeen in raadkamer is besproken, is het volgende gebleken.
Klager is op 27 mei 2025 staande gehouden ter controle op de naleving van de bepalingen die bij of krachtens de Wegenverkeerswet 1994 (WVW) gelden. Door verbalisanten werd geconstateerd dat klager in zijn BMW reed, terwijl zijn rijbewijs was ingevorderd of ingehouden. Na een positieve uitslag van een speekseltest op cannabis/THC heeft klager zijn medewerking aan een bloedonderzoek geweigerd. Diezelfde dag is de BMW van klager, op grond van het voorgaande, in beslag genomen. Ook op 9 mei 2025 is de BMW van klager in beslag genomen, vanwege de verdenking dat hij zijn medewerking aan een bloedonderzoek heeft geweigerd. Klager is eerder, op 15 april 2024, onherroepelijk veroordeeld vanwege een weigering zijn medewerking te verlenen aan een bloedonderzoek.
Tegen deze achtergrond en in het licht van het summiere karakter van het onderzoek in raadkamer is de rechtbank van oordeel dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de in beslag genomen BMW verbeurd zal verklaren. De stellingen van klager die verband houden met de taxatiewaarde van de BMW en die in raadkamer door de officier van justitie zijn betwist, maken dit oordeel niet anders. Daarmee is een strafvorderlijk belang gegeven dat zich verzet tegen opheffing van het beslag.
De rechtbank heeft vervolgens onderzocht of voortzetting van het beslag in overeenstemming is met de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.
De BMW is op 27 mei 2025 in beslag genomen. Klager is zijn auto inmiddels ruim 4 maanden kwijt. Het is niet bekend wanneer de inhoudelijke behandeling van de strafzaak van klager plaats zal vinden. Klager wil zijn auto terug en heeft gemotiveerd en concreet onderbouwd gesteld dat en waarom klager en zijn vrouw volledig afhankelijk zijn van het gebruik van de BMW in verband met de medische situatie van de vrouw van klager. Deze persoonlijke belangen moeten volgens klager zwaarder wegen dan het strafvorderlijk belang bij het voortduren van het beslag, ook als daarbij wordt betrokken dat klager inmiddels zijn rijbewijs weer terug heeft. Het Openbaar Ministerie heeft hiertegen ingebracht dat er een strafvorderlijk belang is dat zich verzet tegen opheffing, zonder daarbij de persoonlijke belangen van klager te betrekken.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de persoonlijke belangen bij opheffing van het beslag, afgezet tegen de strafvorderlijke belangen bij voortduring van het beslag, thans zwaarder wegen. Het beklag zal daarom gegrond worden verklaard.
Nu klager beslagene is en niet iemand anders redelijkerwijs als rechthebbende kan worden beschouwd, zal de rechtbank teruggave aan klager gelasten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beklag
gegrond.
Deze beslissing is gegeven door:
mr. P.K. Oosterling - van der Maarel, rechter,
in tegenwoordigheid van mrs. Y. Bremmer en K.P.M. Smeets, griffiers,
en in het openbaar uitgesproken op 8 oktober 2025.
Tegen de beslissing van deze rechtbank staat voor de beklager beroep in cassatie bij de Hoge Raad open, in te stellen bij de griffie van deze rechtbank, binnen veertien (14) dagen na betekening van deze beslissing.