ECLI:NL:RBAMS:2025:7489

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 oktober 2025
Publicatiedatum
10 oktober 2025
Zaaknummer
C/13/741774 / HA ZA 24-2 en C/13/747370 / HA ZA 24-224
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Collectieve actie tegen Meta Platforms inzake onrechtmatige verwerking van persoonsgegevens van Facebook- en Instagram-gebruikers

In deze zaak, die zich afspeelt voor de Rechtbank Amsterdam, hebben de stichtingen SOMI en DPS een collectieve actie aangespannen tegen Meta Platforms, Inc., Meta Platforms Ireland Ltd. en Facebook Netherlands B.V. De rechtbank oordeelt dat zij bevoegd is om de zaak te behandelen. De zaak betreft de vermeende onrechtmatige verwerking van persoonsgegevens van gebruikers van Facebook en Instagram. SOMI en DPS stellen dat Meta in strijd met de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) handelt door persoonsgegevens van gebruikers te verwerken zonder geldige grondslag en door deze gegevens door te geven aan de Verenigde Staten, waar geen passend beschermingsniveau voor gegevensbescherming zou zijn. De rechtbank heeft besloten de hoofdzaak aan te houden in afwachting van prejudiciële vragen die door de rechtbank Rotterdam aan het Hof van Justitie van de Europese Unie zijn gesteld. Deze vragen zijn van belang voor de beoordeling van de ontvankelijkheid van de vorderingen van SOMI en DPS. De rechtbank heeft ook de proceskosten aan Meta opgelegd, omdat zij in het ongelijk is gesteld in haar verzoek om onbevoegdheid. De zaak zal verder worden behandeld na de beantwoording van de prejudiciële vragen.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummers: C/13/741774 / HA ZA 24-2 en
C/13/747370 / HA ZA 24-224
Vonnis in incident van 15 oktober 2025
in de zaak C/13/741774 / HA ZA 24-2 van
de stichting
STICHTING ONDERZOEK MARKTINFORMATIE
gevestigd te Amstelveen,
eisende partij in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
hierna te noemen: SOMI,
advocaat: mr. M. Schimmel,
tegen
1. de rechtspersoon naar buitenlands recht
META PLATFORMS, INC.,
gevestigd te Menlo Park, Californië, Verenigde Staten van Amerika,
2. de rechtspersoon naar buitenlands recht
META PLATFORMS IRELAND LTD.,
gevestigd te Dublin, Ierland,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
FACEBOOK NETHERLANDS B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde partijen in de hoofdzaak,
eisende partijen in het incident,
hierna ieder afzonderlijk te noemen: Meta Inc., Meta Ierland en Facebook Nederland, en gezamenlijk te noemen: Meta,
advocaat: mr. G.H. Potjewijd.
en in de zaak C/13/747370 / HA ZA 24-224 van
de stichting
DATA PRIVACY STICHTING,
gevestigd te Amsterdam,
eisende partij in de hoofdzaak op de voet van artikel 1018d Rv,
verweerster in het incident,
hierna te noemen: DPS,
advocaat: mr. J.H. Lemstra,
tegen de drie hiervoor genoemde gedaagden (Meta).

1.Inleiding

1.1.
Deze zaak betreft een collectieve actie als bedoeld in artikel 3:305a van het Burgerlijk Wetboek (BW). SOMI en DPS komen daarbij op voor de belangen van Nederlandse gebruikers van Facebook. DPS komt daarnaast ook op voor de belangen van Nederlandse gebruikers van Instagram. Kernverwijt van DPS en SOMI is dat Meta in strijd met de toepasselijke regelgeving persoonsgegevens van de gebruikers van Facebook en/of Instagram verwerkt. SOMI en DPS willen met deze collectieve actie bereiken dat Meta hiermee stopt en de schade aan de achterban van SOMI en DPS vergoedt.
1.2.
In deze fase van de procedure gaat het nog niet om een inhoudelijke beoordeling van de vorderingen van SOMI en DPS, maar om de door Meta opgeworpen vraag of deze rechtbank bevoegd is om het geschil te beoordelen en of de zaak, zoals door Meta verzocht, moet worden aangehouden.
1.3.
In dit vonnis oordeelt de rechtbank dat zij bevoegd is (rechtsmacht heeft). Aangezien de rechtbank zich bevoegd acht, zou de volgende stap in deze procedure de ontvankelijkheidsfase zijn waarin de ontvankelijkheid van SOMI en DPS wordt beoordeeld. De rechtbank ziet echter reden de hoofdzaak aan te houden in afwachting van de beantwoording van door de rechtbank Rotterdam aan het Hof van Justitie van de Europese Unie gestelde prejudiciële vragen. Het antwoord op die vragen kan van belang zijn voor de beoordeling van de ontvankelijkheid van SOMI en DPS.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de gelijkluidende dagvaardingen van SOMI van 3 november 2023,
- de rolbeslissing van 20 december 2023, waarbij de in artikel 1018d lid 1 van het
Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) bedoelde termijn voor DPS is verlengd met een maand,
- de akte overlegging producties van SOMI van 14 februari 2024,
- de gelijkluidende dagvaardingen van DPS van 1 maart 2024,
- de akte overlegging (aanvullende) producties van DPS van 3 juli 2024,
- de incidentele conclusie van Meta van 18 september 2024 strekkende tot aanhouding en (subsidiair) incidentele conclusie tot onbevoegdheid, met producties,
- de conclusie van antwoord in incident van SOMI van 23 oktober 2024,
- de conclusie van antwoord van DPS van 20 november 2024 in de incidenten van Meta, tevens houdende regieverzoek mondelinge behandeling over (ook) ontvankelijkheid eisers en datumbepaling conclusie van antwoord ex artikel 1018c lid 5 Rv,
- de brief van Meta van 27 november 2024,
- de rolbeslissing van 3 december 2024 waarin een mondelinge behandeling in het incident is bepaald,
- de rolbeslissing van 18 december 2024 waarin is bepaald dat de mondelinge behandeling is beperkt tot het bevoegdheidsincident en om te bespreken of en zo ja in welke fase de zaak zou moeten worden aangehouden,
- het verkorte proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 11 juni 2025, met de daarin genoemde processtukken, alsmede de zittingsaantekeningen van de griffier,
- de brief van Meta van 15 juli 2025 met twee opmerkingen over de zittingsaantekeningen,
- de brief van DPS van 18 juli 2025 met twee opmerkingen over de zittingsaantekeningen.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

3.Voor de beoordeling van het incident van belang zijnde feiten

3.1.
Meta Inc., Meta Ierland en Facebook Nederland behoren tot het Meta-concern. Dat concern biedt onder andere de online diensten Facebook en Instagram aan. Wereldwijd maken ruim 3 miljard personen gebruik van Facebook, in Nederland ongeveer 10 miljoen personen. De gebruiker betaalt geen financiële vergoeding voor gebruik van Facebook of Instagram. Het bedrijfsmodel van beide diensten is gebaseerd op inkomsten uit de verkoop van (gepersonaliseerde) advertenties.
3.2.
Meta Inc. (voorheen genaamd Facebook Inc.) heeft haar hoofdkantoor in de Verenigde Staten van Amerika (hierna: VS). Meta Ierland (voorheen genaamd Facebook Ireland Ltd.) is een dochteronderneming van Meta Inc. Meta Ierland treedt op als contractspartij voor het aanbieden van Facebook aan de gebruikers in Nederland (en Europa). Daarnaast verkoopt Meta Ierland ook advertenties. De (uiteindelijke) moedermaatschappij van Facebook Nederland is Meta Inc. Facebook Nederland verleent diensten met betrekking tot marketing en verkoopondersteuning, gerelateerd aan advertentieverkoop, aan het Meta-concern. In dat kader houdt Facebook Nederland zich onder meer bezig met het adviseren over en het bevorderen van de verkoop van advertentieruimte op Facebook en overige advertentieproducten.
3.3.
SOMI is in 2016 opgericht voor het signaleren en beïnvloeden van vraagstukken van maatschappelijk belang. Zij behartigt onder meer de belangen van consumenten en minderjarigen op wiens rechten inbreuk is gemaakt door online diensten, met name het recht op privacy en gegevensbescherming en consumentenrechten.
3.4.
DPS is een op 25 februari 2019 opgerichte collectieve claimstichting. Zij heeft onder meer als doel het behartigen van de belangen van gedupeerden die in Nederland wonen en jegens wie op enig moment een privacyschending heeft plaatsgevonden.
3.5.
Facebook en Instagram zijn gepersonaliseerde diensten. Deze personalisatie werkt door in de inhoud van wat een gebruiker te zien krijgt. Om tot een gepersonaliseerde gebruikerservaring te komen, verwerkt Meta persoonsgegevens van Facebook- en Instagram-gebruikers.
3.6.
Meta Ierland heeft persoonsgegevens doorgegeven aan de VS. Meta Ierland deed dat mede op basis van een besluit van de Europese Commissie van 12 juli 2016 waarin staat dat de VS een passend beschermingsniveau waarborgen voor persoonsgegevens die van de Europese Unie naar organisaties in de VS worden doorgegeven in het kader van het EU-VS-privacyschild. Bij arrest van 16 juli 2020 heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: HvJEU) het besluit van de Europese Commissie betreffende de gepastheid van de door het EU-VS-privacyschild geboden bescherming, ongeldig verklaard (dit arrest zal hierna worden aangeduid als: Schrems II). Op 12 mei 2023 heeft de privacytoezichthouder in Ierland een boete van 1,2 miljard euro aan Meta Ierland opgelegd wegens de doorgifte van persoonsgegevens naar de VS in strijd met artikel 46 AVG.
3.7.
Op 3 april 2021 zijn in de media berichten verschenen over een datalek dat bij Meta omtrent september 2019 had plaatsgevonden. Een gescrapete dataset van persoonsgegevens van Facebook-gebruikers was op internet beschikbaar. De gelekte dataset zou persoonsgegevens bevatten van ongeveer 533 miljoen Facebook-gebruikers wereldwijd. Meta berichtte op 6 april 2021 over de kwestie en bevestigde dat het ging om “scraping” van de Contact Importer tool. De Contact Importer tool is een zoekfunctionaliteit in Facebook die het mogelijk maakte om persoonsgegevens zoals telefoonnummers en e-mailadressen van gebruikers van Facebook te vinden.
3.8.
Op 15 maart 2023 heeft deze rechtbank vonnis gewezen in een procedure tussen DPS en Meta (hierna: de DPS 1 procedure). De DPS 1 procedure is een procedure op basis van artikel 3:305a BW (oud). Artikel 3:305a lid 3 (oud) BW bepaalde dat een rechtsvordering als bedoeld in het eerste lid niet kon strekken tot schadevergoeding te voldoen in geld. In de DPS 1 procedure heeft de rechtbank voor recht verklaard dat Meta Ierland jegens de achterban van DPS onrechtmatig heeft gehandeld omdat Meta Ierland de privacyrechten van de achterban van DPS heeft geschonden. Tevens heeft de rechtbank voor recht verklaard dat Meta Ierland jegens de achterban van DPS onrechtmatig heeft gehandeld omdat Meta Ierland een handelspraktijk heeft verricht die oneerlijk is. Tegen dat vonnis is hoger beroep bij het gerechtshof Amsterdam ingesteld. De mondelinge behandeling in het hoger beroep zal plaatsvinden in oktober 2025.
3.9.
Bij het registreren voor Facebook moet een gebruiker akkoord gaan met algemene voorwaarden, genoemd Servicevoorwaarden. Op 24 augustus 2023 is aan de Servicevoorwaarden een forumkeuzebeding toegevoegd dat als volgt luidt:
Als zich een vordering of geschil voordoet voortkomend uit of in verband met je gebruik van de Meta-producten als consument, gaan jij en wij ermee akkoord dat jij je eigen vordering of geschil tegen ons, en dat wij onze vordering of ons geschil tegen jou, kunnen aanbrengen in elke bevoegde rechtbank in het land van je hoofdverblijf die bevoegd is met betrekking tot je vordering of geschil, en de wetgeving van dat land is van toepassing ongeacht eventuele regels inzake strijdigheid tussen wettelijke bepalingen.
Als zich een claim of geschil tussen ons voordoet die of dat verband houdt met het gebruik van de Meta-producten in een andere hoedanigheid, inclusief, maar niet beperkt tot, de toegang tot of het gebruik van de Meta-producten voor een zakelijk of commercieel doeleinde, of als een claim of geschil door een entiteit namens jou wordt opgevoerd, ga je ermee akkoord dat een dergelijke claim of een dergelijk geschil moet worden opgelost in een bevoegde rechtbank in Ierland en dat de Ierse wet van toepassing is op dergelijke claim of dergelijk geschil, ongeacht eventuele regels inzake strijdigheid tussen wettelijke bepalingen.
3.10.
Om Instagram te kunnen gebruiken, moeten gebruikers eerst akkoord gaan met de Gebruiksvoorwaarden van Instagram. De Gebruiksvoorwaarden van Instagram bevatten sinds 12 januari 2024 ook een forumkeuzebeding, dat als volgt luidt:
Als zich een claim of geschil voordoet voortkomend uit of in verband met jouw gebruik van de Service als consument, gaan jij en wij ermee akkoord dat jij je eigen claim of geschil tegen ons kunt oplossen, en dat wij onze claim of ons geschil tegen jou kunnen oplossen in elke bevoegde rechtbank in het land van jouw hoofdverblijf die bevoegd is met betrekking tot jouw claim of geschil en de wetgeving van dat land is van toepassing ongeacht eventuele regels inzake strijdigheid tussen wettelijke bepalingen.
Als zich een claim of geschil tussen ons voordoet die of dat verband houdt met het gebruik van de Service in een andere hoedanigheid, inclusief, maar niet beperkt tot, de toegang of het gebruik van de Service voor een zakelijk of commercieel doeleinde, ga je ermee akkoord dat een dergelijke claim of een dergelijk geschil moet worden opgelost in een bevoegde rechtbank in Ierland en dat de Ierse wetgeving van toepassing is, ongeacht eventuele regels inzake strijdigheid tussen wettelijke bepalingen.
3.11.
Bij de rechtbank Rotterdam is een zaak aanhangig tussen DPS en een aantal entiteiten van het bedrijf Amazon over de vraag of Amazon persoonsgegevens in strijd met de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) heeft verwerkt (hierna: de Amazon-zaak). Op 13 november 2024 heeft de rechtbank Rotterdam in die zaak een tussenvonnis gewezen waarin zij heeft aangekondigd voornemens te zijn prejudiciële vragen te stellen aan het HvJEU over, kort gezegd, de verhouding tussen artikel 80 AVG en de ontvankelijkheidseisen in de Wet afwikkeling massaschade in collectieve actie (WAMCA). In een inmiddels gewezen tussenvonnis van 23 juli 2025 (ECLI:NL:RBROT:2025:9088) heeft de rechtbank Rotterdam in de Amazon-zaak vervolgens prejudiciële vragen gesteld aan het HvJEU. Die vragen luiden als volgt:
1) Artikel 80 lid 1 AVG stelt eisen aan een belangenorganisatie als in die bepaling bedoeld. Laat het Unierecht toe dat Nederland in de WAMCA nadere ontvankelijkheidseisen heeft opgenomen voor belangenorganisaties die vorderingen als bedoeld in de artikelen 77, 78, 79 en 82 AVG instellen ten behoeve van betrokken natuurlijke personen?
2) Zijn de ontvankelijkheidseisen in de WAMCA, in het bijzonder aangaande gelijksoortigheid en representativiteit, voor belangenbehartigers die ten behoeve van betrokkenen een collectieve schadevergoedingsactie willen instellen tegen een verwerkingsverantwoordelijke of verwerker vanwege schendingen van de AVG, geoorloofd in het licht van artikel 80 lid 1 AVG?
3) Houdt de eis in artikel 80 lid 1 AVG dat een belangenorganisatie actief is op het gebied van de bescherming van de rechten en vrijheden van de betrokkene in verband met de bescherming van diens persoonsgegevens, meer of anders in dan de nationale eis dat de belangenorganisatie voldoende ervaring en deskundigheid bezit ten aanzien van de te voeren procedure (artikel 3:305a lid 2 sub e BW), in combinatie met de eisen aan de statuten (artikel 3:305a lid 1 BW)?
Volgt uit de activiteitseis van artikel 80 lid 1 AVG dat de belangenorganisatie een
track recordmoet hebben?
4) Staat het opdrachtbegrip in artikel 80 lid 1 AVG en/of het bepaalde in artikel 80 lid 2 AVG in de weg aan een nationale regeling op grond waarvan een belangenorganisatie, die voldoet aan de eisen van artikel 80 lid 1 AVG, een collectieve schadevergoedingsvordering kan instellen ten behoeve van betrokkenen tegen een verwerkingsverantwoordelijke of verwerker vanwege schendingen van de AVG, terwijl die belangenorganisatie geen opdracht heeft van betrokkenen?
5) In hoeverre is in het kader van vraag 4, bij de uitleg van het opdrachtbegrip in artikel 80 AVG, relevant dat op grond van de nationale regelgeving (de WAMCA) de betrokkene niet op voorhand kenbaar hoeft te maken dat hij gebonden wil zijn aan de collectieve schadevergoedingsactie? Daarbij geldt dat hij (in voorkomend geval) op twee momenten schriftelijk kan kiezen om geen gebruik te maken van de belangenbehartiging door de belangenbehartiger en dus niet gebonden te zijn, namelijk (i) binnen een door de rechter te bepalen termijn te rekenen vanaf het moment dat de belangenbehartiger door de rechtbank wordt aangewezen als (exclusieve) belangenbehartiger (artikel 1018f lid 1 Rv) en (ii) binnen een door de rechter te bepalen termijn in het geval partijen een vaststellingsovereenkomst hebben gesloten (artikel 1018h lid 5 Rv).

4.De vorderingen in de hoofdzaak

4.1.
Voor een integrale weergave van de vorderingen van SOMI en DPS wordt verwezen naar bijlagen I en II bij dit vonnis.
4.2.
SOMI en DPS vorderen beide diverse verklaringen voor recht, ertoe strekkende dat Meta op onrechtmatige wijze persoonsgegevens heeft verwerkt. Behalve beëindiging van de inbreuken vorderen SOMI en DPS ook schadevergoeding. Het merendeel van de vorderingen van SOMI en DPS heeft betrekking op gegevensverwerking in de periode dat de AVG van toepassing is.
4.3.
SOMI legt aan haar vorderingen, kort gezegd, drie inbreuken op de AVG ten grondslag. Over die drie inbreuken, door SOMI aangeduid als 1) het Facebook Datalek, 2) Targeted Advertising en 3) Doorgifte van persoonsgegevens aan de VS, heeft SOMI, samengevat, het volgende gesteld.
- Inbreuk 1 (het Facebook Datalek) heeft plaatsgevonden in de periode van januari 2018 tot en met september 2018. De gelekte dataset bevat persoonsgegevens van 533 miljoen Facebook-gebruikers wereldwijd, waarvan 5,4 miljoen gebruikers in Nederland. Meta heeft verschillende AVG-verplichtingen geschonden door onvoldoende maatregelen te nemen ter bescherming van de privacyrechten van de gebruikers en door na te laten de toezichthoudende autoriteiten en de betrokken gebruikers te informeren over het datalek.
- Inbreuk 2 (Targeted Advertising) ziet op de periode vanaf 25 mei 2018. Meta verwerkt de persoonsgegevens van haar Facebook-gebruikers voor het aanbieden van gepersonaliseerde advertenties zonder dat Meta voor die verwerking over een geldige grondslag beschikt. Dat is in strijd met de belangrijkste regel uit de AVG: geen verwerking zonder grondslag.
- Inbreuk 3 (Doorgifte van persoonsgegevens aan de VS) houdt in dat Meta persoonsgegevens van haar Facebook-gebruikers doorgeeft aan de VS. Dat land kent geen passend niveau voor gegevensbescherming en Meta heeft nagelaten passende waarborgen te treffen om de privacy en persoonsgegevens te beschermen van de gebruikers van wie gegevens zijn doorgegeven aan de VS. Dat is in strijd met artikel 46 AVG.
Inbreuken 2 en 3 kwalificeert SOMI, behalve als een schending van de AVG, ook als onrechtmatig handelen in de vorm van oneerlijke handelspraktijken en/of als ongerechtvaardigde verrijking en onverschuldigde betaling. DPS houdt alle drie de gedaagden aansprakelijk voor Inbreuk 2. Voor Inbreuken 1 en 3 houdt zij Meta Ierland en Meta Inc. aansprakelijk.
4.4.
SOMI komt in deze procedure op voor a) alle natuurlijke personen met gewone verblijfplaats in Nederland die Facebook hebben gebruikt na 25 mei 2018 en b) alle natuurlijke personen met gewone verblijfplaats in Nederland van wie persoonsgegevens zich bevinden in de gelekte dataset.
4.5.
DPS maakt in haar dagvaarding onderscheid tussen wat zij noemt DPS I-vorderingen en Schrems II-vorderingen.
- De DPS I-vorderingen zien op het handelen waarvan de rechtbank in de DPS 1 procedure heeft geoordeeld dat dit onrechtmatig is. Dit betreft, kort gezegd, het zonder geldige grondslag verwerken van persoonsgegevens van Facebook-gebruikers voor advertentiedoeleinden en het delen van persoonsgegevens van Facebook-gebruikers met externe ontwikkelaars en
integrated partners. De DPS I-vorderingen zien op de periode vanaf 1 april 2010. De DPS I-vorderingen richten zich tegen alle drie de gedaagden.
- De Schrems II-vorderingen hebben betrekking op het verzamelen van persoonsgegevens van Nederlandse Facebook- en Instagram-gebruikers en het doorgeven van die persoonsgegevens aan Meta Inc. in de VS. De Schrems II-vorderingen zien op de periode van 25 mei 2018 tot 10 juli 2023. De Schrems II-vorderingen richten zich tegen Meta Ierland en Meta Inc.
4.6.
DPS komt in deze procedure op voor:
- (voor wat betreft de DPS I-vorderingen) voormalige en huidige gebruikers van Facebook die in de periode van 1 april 2010 tot de datum van het in deze procedure te wijzen eindvonnis gebruik hebben gemaakt van Facebook terwijl zij in Nederland woonden en niet handelden in de uitoefening van hun beroep of bedrijf en die hun Facebook-account niet vóór 15 november 2016 hebben verwijderd;
- (voor wat betreft de Schrems II-vorderingen) voormalige en huidige gebruikers van Facebook en/of Instagram die op enig moment deze platforms hebben gebruikt in de periode van 25 mei 2018 tot 10 juli 2023 terwijl zij in Nederland woonden op enig moment dat zij (een van) deze platforms gebruikten, niet handelend in de uitoefening van beroep of bedrijf.

5.De vorderingen in het incident

5.1.
Meta vordert, samengevat en na wijziging van eis, dat de rechtbank voor zover mogelijk bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
I. de procedure aanhoudt tot een uitspraak van het gerechtshof Amsterdam in de DPS 1 procedure definitief is geworden of tot het HvJEU de prejudiciële vragen in de Amazon-zaak heeft beantwoord, afhankelijk van welke zich het laatst voordoet,
II. voor zover de procedure niet wordt aangehouden, of nadat de aanhouding is opgeheven, zich onbevoegd verklaart ten aanzien van de vorderingen van SOMI en DPS,
III. SOMI en DPS veroordeelt in de kosten van het incident, alsmede de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
5.2.
Meta voert over de bevoegdheid, samengevat, het volgende aan:
A. de rechtbank is onbevoegd ten aanzien van de collectieve acties van SOMI en DPS tegen Meta Ierland op grond van de Servicevoorwaarden, want:
1. het forumkeuzebeding in de Servicevoorwaarden sluit niet-AVG-vorderingen van SOMI en DPS voor de Nederlandse rechter uit,
2. het forumkeuzebeding in de Servicevoorwaarden sluit AVG-vorderingen van SOMI en DPS voor de Nederlandse rechter uit,
B. de rechtbank is niet bevoegd ten aanzien van niet-AVG-vorderingen op grond van Brussel I-bis en de overeenkomstige bepalingen onder Rv, want:
1. SOMI en DPS gebruiken Facebook Nederland op ontoelaatbare wijze in een poging bevoegdheid te creëren op grond van artikel 8 Brussel I-bis en artikel 7 lid 1 Rv,
2. artikel 7 lid 2 Brussel I-bis en artikel 6 onder e Rv vestigen geen bevoegdheid in Nederland want de plaats waar het beweerdelijke schadeveroorzakende feit zich voordoet, is Ierland,
3. zelfs als de rechtbank internationale bevoegdheid heeft op grond van Brussel I-bis of het Rv, is de relatieve bevoegdheid van de rechtbank over de niet-AVG-vorderingen beperkt tot de schade die beweerdelijk in het arrondissement Amsterdam in Nederland is geleden.
C. de rechtbank is niet bevoegd ten aanzien van de AVG-vorderingen, want:
1. de AVG is een lex specialis voor gegevensbeschermingsgeschillen,
2. Facebook Nederland is noch een relevante vestiging noch een relevante verwerker in Nederland op basis waarvan de Nederlandse rechter bevoegd is uit hoofde van artikel 79 lid 2 AVG,
3. SOMI en DPS kunnen zich niet beroepen op het “gewoonlijke verblijfplaats” privilege voor betrokkenen in de zin van artikel 79 lid 2 AVG,
4. zelfs als de rechtbank oordeelt dat Brussel I-bis van toepassing is op de AVG-vorderingen van SOMI en DPS is de rechtbank onbevoegd.
5.3.
SOMI en DPS voeren verweer. Zij stellen ieder dat de rechtbank bevoegd is om van alle vorderingen kennis te nemen en zij concluderen tot afwijzing van de aanhoudingsverzoeken van Meta, met veroordeling van Meta in de proceskosten.

6.De beoordeling in het incident

6.1.
De rechtbank ziet aanleiding eerst haar bevoegdheid te beoordelen. Het verzoek om aanhouding komt in 6.47 en verder aan de orde.
6.2.
De vorderingen van SOMI en DPS zijn gegrond op beweerdelijk onrechtmatig handelen door Meta met persoonsgegevens van gebruikers van Facebook en Instagram. Bij de beoordeling van de bevoegdheid wordt hierna vanaf 6.6 onderscheid gemaakt tussen i) de vorderingen van SOMI en DPS die zien op de periode na 25 mei 2018 (de datum van inwerkingtreding van de AVG) én die (mede) gebaseerd zijn op schending van de AVG (hierna: AVG-vorderingen) en ii) de vorderingen van SOMI en DPS die gebaseerd zijn op het gegevensbeschermingsrecht voorafgaand aan de inwerkintreding van de AVG evenals de vorderingen (ongeacht de periode waarop deze zien) die niet (mede) gebaseerd zijn op het gegevensbeschermingsrecht (hierna: niet-AVG-vorderingen). Voor de AVG-vorderingen wordt de internationale bevoegdheid van de rechter mede bepaald door de AVG, terwijl voor de niet-AVG-vorderingen die bevoegdheid wordt bepaald door de Brussel I bis-Verordening en/of Rv.
Forumkeuzebeding in de algemene voorwaarden
6.3.
Meta stelt allereerst dat de Nederlandse rechter op grond van de forumkeuze in de Servicevoorwaarden van Facebook en de Gebruiksvoorwaarden van Instagram (zie 3.9 en 3.10) niet bevoegd is ten aanzien van de vorderingen van SOMI en DPS die zijn gericht tegen Meta Ierland. Meta voert daartoe aan dat de Servicevoorwaarden en de Gebruiksvoorwaarden uitdrukkelijk bepalen dat collectieve vorderingen tegen Meta Ierland met betrekking tot het gebruik van de Meta-producten uitsluitend kunnen worden ingesteld in Ierland en dat SOMI en DPS gebonden zijn aan deze forumkeuzebedingen.
6.4.
De rechtbank volgt Meta daarin niet. SOMI en DPS zijn, anders dan de gebruikers van Facebook of Instagram, geen partij bij de Servicevoorwaarden of de Gebruiksvoorwaarden. Een derde is alleen gebonden aan een forumkeuzebeding waarmee hij niet heeft ingestemd, indien die derde in alle rechten en verplichtingen van de oorspronkelijke contractspartij is getreden. Dat is hier niet het geval. SOMI en DPS voeren deze procedure op basis van een eigen recht op grond van artikel 3:305a BW, dat hen de bevoegdheid toekent op te komen voor de belangen van anderen. Daarmee zijn zij niet in de verplichtingen van de gebruikers van Facebook en Instagram getreden. SOMI en DPS treden in deze procedure immers niet op als cessionaris of op basis van lastgeving of volmacht, maar zij voeren deze procedure als zelfstandige belangenbehartiger op eigen naam op basis van artikel 3:305a BW. De onderhavige procedure is daarmee ook anders dan de Belgische uitspraken waarnaar Meta heeft verwezen. In die zaken gaat het om commerciële gebruikers van Facebook die zelf als procespartij optraden in een procedure tegen (onder andere) Meta Ierland. Reeds hierom gaat de vergelijking niet op.
6.5.
SOMI en DPS hoeven de forumkeuzebedingen dus niet tegen zich te laten gelden in deze procedure. Hetgeen SOMI en DPS verder nog tegen de geldigheid en reikwijdte van de forumkeuzebedingen hebben aangevoerd, kan daarmee onbesproken blijven.
AVG-vorderingen
Meta Ierland
6.6.
Partijen zijn het erover eens dat Meta Ierland de contractspartij is voor Facebook- en Instagram-gebruikers in Nederland en dat (in elk geval) Meta Ierland als verwerkingsverantwoordelijke is aan te merken in de zin van de AVG.
6.7.
Artikel 79 lid 2 AVG luidt als volgt:
Een procedure tegen een verwerkingsverantwoordelijke of een verwerker wordt ingesteld bij de gerechten van de lidstaat waar de verwerkingsverantwoordelijke of de verwerker een vestiging heeft. Een dergelijke procedure kan ook worden ingesteld bij de gerechten van de lidstaat waar de betrokkene gewoonlijk verblijft, tenzij de verwerkingsverantwoordelijke of de verwerker een overheidsinstantie van een lidstaat is die optreedt in de uitoefening van het overheidsgezag.
6.8.
Artikel 80 lid 1 AVG luidt als volgt:
De betrokkene heeft het recht een orgaan, organisatie of vereniging zonder winstoogmerk dat of die op geldige wijze volgens het recht van een lidstaat is opgericht, waarvan de statutaire doelstellingen het algemeen belang dienen en dat of die actief is op het gebied van de bescherming van de rechten en vrijheden van de betrokkene in verband met de bescherming van diens persoonsgegevens, opdracht te geven de klacht namens hem in te dienen, namens hem de in artikelen 77, 78 en 79 bedoelde rechten uit te oefenen en namens hem het in artikel 82 bedoelde recht op schadevergoeding uit te oefenen, indien het lidstatelijke recht daarin voorziet.
6.9.
Aangezien Meta Ierland is gevestigd in Ierland, moet worden beoordeeld of SOMI en DPS zich kunnen beroepen op (één van) de bevoegdheidsgronden van artikel 79 lid 2 AVG.
6.10.
De rechtbank is van oordeel dat de Nederlandse rechter in elk geval aan artikel 79 lid 2, tweede volzin, AVG bevoegdheid kan ontlenen ten aanzien van Meta Ierland. Die tweede volzin biedt immers de mogelijkheid om de procedure ook in te stellen bij de gerechten van de lidstaat waar de betrokkene gewoonlijk verblijft. De betrokkenen van wie persoonsgegevens zijn verwerkt, verblijven in dit geval in Nederland. Dat DPS en SOMI als belangenbehartigers zich niet op de verblijfplaats van de betrokkenen zouden kunnen beroepen, zoals Meta heeft aangevoerd, volgt de rechtbank niet, aangezien artikel 80 AVG uitdrukkelijk de mogelijkheid van belangenbehartiging biedt en vermeldt dat de belangenbehartiger de rechten van de betrokkenen kan uitoefenen. Daarbij is geen onderscheid gemaakt tussen procedurele en materiële rechten. De door Meta gemaakte vergelijking met artikel 18 Brussel I bis-Verordening en het arrest Schrems [1] gaat in dit geval niet op, omdat SOMI en DPS niet op basis van volmacht of cessie procederen maar op basis van artikel 3:305a BW. Ten slotte speelt in het kader van de beoordeling van de bevoegdheid geen rol of op grond van artikel 80 lid 1 AVG is vereist dat SOMI en DPS in deze procedure over een opdracht van de betrokkenen beschikken. Die vraag komt aan de orde bij de beoordeling van de ontvankelijkheid van SOMI en DPS.
6.11.
Aangezien er voor Meta Ierland bevoegdheid is op grond van artikel 79 lid 2, tweede volzin, AVG kan in het midden blijven of er eveneens bevoegdheid is op grond van artikel 79 lid 2, eerste volzin, AVG en in dat verband of Facebook Nederland als een vestiging van Meta Ierland is aan te merken.
Meta Inc.
6.12.
De bevoegdheid ten aanzien van Meta Inc. moet in beginsel worden beoordeeld aan de hand van de commune bevoegdheidsregels in Rv. Het bepaalde in de AVG laat in dit opzicht de toepasselijkheid van Rv onverlet. Of Meta Inc., naast Meta Ierland, als verwerkingsverantwoordelijke in de zin van artikel 79 lid 2 AVG is aan te merken en of de Nederlandse rechter op grond van die bepaling bevoegd is ten aanzien van Meta Inc., kan in dit incident in het midden blijven.
6.13.
Artikel 7 lid 1 Rv bepaalt het volgende:
Indien in zaken die bij dagvaarding moeten worden ingeleid de Nederlandse rechter ten aanzien van een van de gedaagden rechtsmacht heeft, komt hem deze ook toe ten aanzien van in hetzelfde geding betrokken andere gedaagden, mits tussen de vorderingen tegen de onderscheiden gedaagden een zodanige samenhang bestaat, dat redenen van doelmatigheid een gezamenlijke behandeling rechtvaardigen.
6.14.
SOMI heeft tegen Meta Inc. dezelfde vorderingen ingesteld als tegen Meta Ierland. Datzelfde geldt voor DPS. Daarnaast zijn de feitelijke en juridische grondslagen van de vorderingen tegen Meta Inc. en Meta Ierland in de kern hetzelfde. Op de beoordeling van de gegrondheid van die grondslag hoeft in het kader van dit incident niet te worden vooruitgelopen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat tussen de tegen Meta Ierland ingestelde AVG-vorderingen en de tegen Meta Inc. ingestelde AVG-vorderingen een zodanige samenhang bestaat dat redenen van doelmatigheid een gezamenlijke behandeling rechtvaardigen. Op grond van artikel 7 lid 1 Rv is de Nederlandse rechter daarom bevoegd ook kennis te nemen van de AVG-vorderingen op Meta Inc.
Facebook Nederland
6.15.
Ten aanzien van Facebook Nederland is de Nederlandse rechter bevoegd op grond van de hoofdregel van artikel 2 Rv, althans op grond van artikel 4 lid 1 Brussel I bis-Verordening. Facebook Nederland is immers gevestigd in Amsterdam en zij heeft daardoor woonplaats in Amsterdam.
6.16.
In zoverre Meta betoogt dat de Nederlandse rechter niet bevoegd is ten aanzien van Facebook Nederland – op de grond dat Facebook Nederland geen verwerkingsverantwoordelijke of contractspartij is voor Facebook-gebruikers in Nederland, zodat Facebook Nederland geen relevante partij is in dit geschil zodat sprake is van misbruik van internationale bevoegdheid door Facebook Nederland als ankergedaagde in het geding te betrekken – gaat de rechtbank aan dit betoog voorbij. De rechtbank baseert haar bevoegdheid met betrekking Meta Inc. niet op samenhang tussen de tegen haar gerichte vorderingen enerzijds met de vorderingen tegen Facebook Nederland anderzijds. De beoordeling van de gestelde aansprakelijkheid van Facebook Nederland komt (zo nodig) in de hoofdzaak aan de orde.
Relatieve bevoegdheid
6.17.
De relatieve bevoegdheid moet voor alle drie de gedaagden worden getoetst aan de hand van Rv. Ten aanzien van Meta Ierland merkt de rechtbank in dit verband op dat artikel 79 AVG niet tevens de relatieve bevoegdheid bepaalt.
6.18.
Op grond van artikel 99 Rv is relatief bevoegd de rechter van de woonplaats van de gedaagde. Voorts bepaalt artikel 107 Rv dat indien een rechter ten aanzien van één van de gezamenlijk in het geding betrokken gedaagden bevoegd is, die rechter ook ten aanzien van de overige gedaagden bevoegd is, mits tussen de vorderingen tegen de onderscheiden gedaagden een zodanige samenhang bestaat dat redenen van doelmatigheid een gezamenlijke behandeling rechtvaardigen.
6.19.
Facebook Nederland is gevestigd in Amsterdam en heeft daardoor woonplaats in Amsterdam, zodat deze rechtbank op grond van artikel 99 Rv ten aanzien van Facebook Nederland de relatief bevoegde rechtbank is. Dat Facebook Nederland in Nederland is gevestigd, is ook het kenmerkende verschil met de door Meta genoemde conclusie van de A-G in de Apple-zaak. [2] In die zaak was geen van de gedaagden in Nederland gevestigd, terwijl dat hier wel het geval is. Die conclusie ziet dus op een andere situatie dan die hier aan de orde is.
6.20.
Geoordeeld wordt dat tussen de vorderingen tegen Facebook Nederland en die tegen Meta Ierland en Meta Inc. een zodanige samenhang in de zin van artikel 107 Rv bestaat, dat redenen van doelmatigheid een gezamenlijke behandeling van de vorderingen tegen Facebook Nederland, Meta Ierland en Meta Inc. bij dezelfde rechter rechtvaardigen. Het gaat immers om vorderingen die alle hun oorsprong vinden in het door SOMI en DPS gestelde onrechtmatig handelen door het Metaconcern met persoonsgegevens van gebruikers van Facebook en Instagram. Dat niet alle vorderingen van SOMI en DPS ook tegen Facebook Nederland zijn gericht, maakt dat niet anders, omdat er nauwe samenhang is tussen de vorderingen die wel tegen alle drie de gedaagden zijn ingesteld, terwijl het zwaartepunt ook bij die vorderingen ligt. Het zou in strijd komen met de eisen van de proceseconomie als de vorderingen die niet tevens tegen Facebook Nederland zijn gericht in dit opzicht zouden worden afgesplitst van het geheel. Het is immers niet efficiënt en effectief als Meta Inc. en Meta Ierland zich in meerdere procedures bij verschillende rechtbanken in Nederland moeten verweren tegen gelijkluidende vorderingen.
Niet-AVG-vorderingen
6.21.
De niet-AVG-vorderingen bestaan uit de vordering van DPS die betrekking heeft op de Nauw omschreven groep I voor zover die ziet op de periode van vóór de inwerkingtreding van de AVG, dus de periode van 1 april 2010 tot 25 mei 2018, en de vorderingen van SOMI en DPS die zien op een andere rechtsgrond dan de AVG.
6.22.
De bevoegdheid om van de niet-AVG-vorderingen kennis te nemen, dient beoordeeld te worden aan de hand van de Brussel I bis-Verordening [3] en Rv.
6.23.
De Brussel I bis-Verordening is op grond van artikel 1 en artikel 66 lid 1 van die verordening van toepassing op rechtsvorderingen in burgerlijke en handelszaken die zijn ingesteld op of na 10 januari 2015.
6.24.
Volgens vaste rechtspraak van het HvJEU moeten de bepalingen van de Brussel I bis-Verordening autonoom worden uitgelegd in het licht van de ontstaansgeschiedenis, de doelstellingen en het systeem van die verordening. De door het HvJEU gegeven uitleg met betrekking tot bepalingen van de voorloper van de Brussel I bis-Verordening, de Brussel I-Verordening, geldt ook voor de Brussel I bis-Verordening wanneer de betrokken bepalingen als gelijkwaardig kunnen worden aangemerkt.
6.25.
De rechter die op grond van de Brussel I bis-Verordening onderzoekt of hem rechtsmacht toekomt, dient zich bij dit onderzoek niet te beperken tot de stellingen van de eisende partij, maar moet acht slaan op alle hem ter beschikking staande gegevens over de werkelijk tussen partijen bestaande rechtsverhouding en, in voorkomend geval, op de stellingen van de verwerende partij. Wel geldt in dit verband de beperking dat indien de verwerende partij de stellingen van de eisende partij betwist, de rechter in het kader van de bepaling van zijn bevoegdheid geen gelegenheid behoeft te geven voor bewijslevering. Het onderzoek naar de rechtsmacht aan de hand van de Unierechtelijke instrumenten mag dus niet plaatsvinden op basis van enkel de door de eisende partij gekozen grondslag van haar vordering. [4]
6.26.
De hiervoor weergegeven maatstaf geldt ook indien de Nederlandse rechter in het kader van de toepassing van de commune regels voor internationale rechtsmacht, zoals neergelegd in Rv, onderzoekt of hem bevoegdheid toekomt. [5]
Meta Ierland en Meta Inc.
6.27.
Het geschil tussen DPS, SOMI en Meta Ierland valt zowel materieel, formeel als temporeel onder het toepassingsgebied van de Brussel I bis-Verordening (het betreft immers een handelszaak die is ingesteld na 10 januari 2015 tegen een verweerder met een woonplaats in de Europese Unie). Dat betekent dat de vraag of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft ten aanzien van Meta Ierland moet worden beantwoord aan de hand van die verordening.
6.28.
Meta Inc. is gevestigd in de VS en in de onderhavige zaak is geen verdrag van toepassing tussen Nederland en de VS dat ziet op de rechtsmacht van de Nederlandse rechter. De vraag of de Nederlandse rechter ten aanzien van Meta Inc. rechtsmacht heeft, moet daarom worden beantwoord aan de hand van het commune internationaal bevoegdheidsrecht, zoals neergelegd in Rv.
6.29.
SOMI en DPS betogen dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft:
- ten aanzien van Meta Ierland: primair op grond van artikel 8, aanhef en punt 1, Brussel I bis-Verordening, subsidiair op grond van artikel 7, aanhef en punt 2, Brussel I bis-Verordening;
- ten aanzien van Meta Inc.: primair op grond van artikel 7 lid 1 Rv, subsidiair op grond van artikel 6 onder e Rv.
6.30.
De door SOMI en DPS aangevoerde gronden voor bevoegdheid ten aanzien van Meta Inc. (op grond van Rv) komen inhoudelijk overeen met de aangevoerde gronden voor bevoegdheid ten aanzien van Meta Ierland (op grond van de Brussel I bis-Verordening). De bevoegdheidsregels van de artikelen 7 lid 1 en 6 onder e Rv zijn in belangrijke mate ontleend aan de (voorlopers van) de huidige corresponderende bepalingen in artikel 8, aanhef en punt 1, respectievelijk artikel 7, aanhef en punt 2, Brussel I bis-Verordening. Bij de uitleg van de artikelen van de Brussel I bis-Verordening dient de rechtspraak van het HvJEU als richtsnoer. Nu de Nederlandse wetgever met de genoemde bepalingen in Rv heeft beoogd aan te sluiten bij de bepalingen van (de voorloper van) de Brussel I bis-Verordening zal de rechtbank bij de uitleg en toepassing van genoemde artikelen uit Rv eveneens de rechtspraak van het HvJEU tot richtsnoer nemen.
6.31.
Het voorgaande leidt ertoe dat de rechtbank de rechtsmacht ten aanzien van Meta Ierland en Meta Inc. gezamenlijk zal beoordelen, nu het toetsingskader daarvoor in essentie hetzelfde is.
6.32.
In afwijking van de hoofdregel dat de gedaagde partij wordt opgeroepen voor de gerechten van het land waar de gedaagde partij woonplaats heeft, geven de Brussel I bis-Verordening en Rv enkele bijzondere bevoegdheidsregels die tot alternatieve bevoegdheidsgronden leiden. Deze zijn gebaseerd op de nauwe band tussen het gerecht en de vordering of de noodzaak een goede rechtsbedeling te vergemakkelijken. Het bestaan van een nauwe band moet zorgen voor rechtszekerheid en de mogelijkheid vermijden dat de gedaagde wordt opgeroepen voor een gerecht van een lidstaat dat door hem redelijkerwijs niet voorzienbaar was, aldus de considerans onder 16 bij de Brussel I bis-Verordening. De bijzondere bevoegdheidsregels moeten restrictief worden uitgelegd. [6] Die uitleg mag zich enkel uitstrekken tot de in die verordening uitdrukkelijk bedoelde gevallen. [7]
Plaats van het schadebrengende feit
6.33.
Artikel 7, aanhef en punt 2, Brussel I bis-Verordening bepaalt dat ten aanzien van verbintenissen uit onrechtmatige daad bevoegd is het gerecht van de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan of zich kan voordoen. Artikel 6 onder e Rv bepaalt, in vergelijkbare zin, dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft in zaken betreffende verbintenissen uit onrechtmatige daad, indien het schadebrengende feit zich in Nederland heeft voorgedaan of zich kan voordoen.
6.34.
Het is vaste rechtspraak van het HvJEU dat artikel 7, aanhef en punt 2, Brussel I bis-Verordening betrekking heeft op zowel de plaats waar de gebeurtenis heeft plaatsgevonden die de oorzaak is van de schade (‘Handlungsort’) als de plaats waar de schade is ingetreden (‘Erfolgsort’). Deze bijzondere bevoegdheidsregel moet autonoom en strikt worden uitgelegd. Zij berust op het bestaan van een bijzonder nauw verband tussen de vordering en de gerechten van de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan of zich kan voordoen, zodat het uit het oogpunt van een goede rechtsbedeling en een nuttige procesinrichting gerechtvaardigd is dat deze gerechten bevoegd zijn.
6.35.
Het aan Meta verweten handelen en nalaten ziet op schending van privacyrechten. Het ‘Erfolgsort’ van de gestelde schade van de personen voor wie SOMI en DPS stellen op te komen, namelijk voormalige en huidige Facebook- en Instagram-gebruikers in Nederland, is gelegen in Nederland. De schade, bestaande uit onder meer het verlies van controle over persoonsgegevens, wordt immers ondervonden in Nederland. In dit verband is ook relevant het arrest van het HvJEU van 25 oktober 2011. Daaruit volgt dat het ‘Erfolgsort’ bij vermeende schending van persoonlijkheidsrechten door op internet geplaatste content is gelegen in het land van de gebruiker waar die het centrum van zijn belangen heeft. Daarmee is vergelijkbaar de situatie van schending van privacyrechten van de gebruiker van een online dienst, zoals Facebook en Instagram. Aangenomen kan worden dat de gebruikers van Facebook en Instagram voor wie SOMI en DPS stellen op te komen, het centrum van hun belangen in Nederland hebben.
6.36.
Meta heeft aangevoerd dat SOMI en DPS zich niet kunnen beroepen op het ‘Erfolgsort’ van de personen voor wie zij stellen op te komen, omdat SOMI en DPS in deze procedure als eisende partijen optreden en SOMI en DPS zelf geen schade lijden of hebben geleden als gevolg van het vermeend onrechtmatig handelen. De rechtbank volgt Meta niet in dit betoog. Noch in de Brussel I bis-Verordening noch in de rechtspraak is steun te vinden voor het standpunt dat een collectieve claimorganisatie als bedoeld in artikel 3:305a BW geen beroep op het ‘Erfolgsort’ van haar statutaire achterban kan doen.
6.37.
De bundeling van belangen door SOMI en DPS zoals in dit geschil schept ook niet een bevoegdheid van de aangezochte rechter die er zonder een dergelijke bundeling niet zou zijn, nu in dit geval het ‘Erfolgsort’ van de individuele leden van de achterban telkens in Nederland is gelegen. Niet in geschil is dat een individuele betrokkene ook in Nederland zou kunnen procederen.
6.38.
Ten aanzien van de tegen Meta Ierland en Meta Inc. ingestelde niet-AVG-vorderingen kan de Nederlandse rechter dus rechtsmacht ontlenen aan artikel 7, aanhef en punt 2, Brussel I bis-Verordening respectievelijk artikel 6 onder e Rv.
Facebook Nederland
6.39.
De Nederlandse rechter is bevoegd kennis te nemen van de niet-AVG-vorderingen tegen Facebook Nederland op grond van de hoofdregel van artikel 2 Rv, althans op grond van artikel 4 lid 1 Brussel I bis-Verordening. Hiervoor geldt hetzelfde als wat is overwogen in 6.15-6.16.
Relatieve bevoegdheid
6.40.
Meta stelt dat als de rechtbank oordeelt dat zij bevoegdheid heeft op grond van de Brussel I bis-Verordening, die bevoegdheid dan beperkt is tot de schade die in het arrondissement Amsterdam is ingetreden. Meta stelt dat de rechtbank daarom alleen de vorderingen dient te behandelen die betrekking hebben op gebruikers die stellen schade te hebben geleden in het arrondissement Amsterdam.
6.41.
Vooropgesteld wordt dat de wetgever in Nederland heeft afgezien van het aanwijzen van één gerecht dat exclusief bevoegd is voor de behandeling van alle WAMCA-zaken. Dit laat onverlet dat bij vorderingen jegens dezelfde gedaagden concentratie van zaken bij één gerecht voor de hand ligt. Dit is iets anders dan concentratie van alle WAMCA-zaken bij één gerecht.
6.42.
Het is niet efficiënt en niet effectief als Meta zich in meerdere procedures bij verschillende rechtbanken in Nederland moet verweren tegen gelijkluidende vorderingen. In deze kwestie gaat het om persoonsgegevens van in Nederland woonachtige gebruikers van Facebook en Instagram.
6.43.
Op grond van artikel 99 Rv is de rechtbank Amsterdam relatief bevoegd voor de niet-AVG-vorderingen tegen Facebook Nederland, ongeacht of de gebruikers voor wie SOMI en DPS opkomen zich in het arrondissement Amsterdam bevinden of elders in Nederland.
6.44.
Voor de niet-AVG-vorderingen tegen Meta Inc is deze rechtbank eveneens relatief bevoegd, ongeacht de woonplaats van de achterban, vanwege de samenhang die bestaat tussen de AVG-vorderingen op Meta Ierland en Facebook Nederland enerzijds en de niet-AVG-vorderingen op Meta Inc. anderzijds (artikel 107 Rv). Voor een belangrijk deel zijn die vorderingen telkens gebaseerd op dezelfde verweten gedragingen, met als voornaamste verschil dat een deel van de verweten gedragingen zich heeft voorgedaan voorafgaand aan de inwerkintreding van de AVG en een ander deel na die inwerkingtreding. Dat verschil neemt niet weg dat tussen die vorderingen een nauwe samenhang bestaat.
6.45.
De relatieve bevoegdheid voor de tegen Meta Ierland gerichte niet-AVG-vorderingen wordt in beginsel bepaald door artikel 7, aanhef en punt 2, Brussel I bis-Verordening. Daarin staat dat het gerecht van de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan of kan voordoen, bevoegd is. Dat zou meebrengen dat, (uitsluitend) voor zover het betreft de tegen Meta Ierland gerichte niet-AVG-vorderingen, de relatieve bevoegdheid van deze rechtbank beperkt is tot die vorderingen voor zover die zijn ingesteld namens dat deel van de achterban van SOMI en DPS dat in het arrondissement Amsterdam woont, en dat SOMI en DPS die vorderingen namens het deel van de achterban dat niet in het arrondissement Amsterdam woont bij andere rechtbanken in Nederland aanhangig zouden moeten maken. Van SOMI en DPS kan dat laatste in dit geval echter niet worden gevergd, omdat na verwijzing en voeging van die procedures op de voet van artikel 220 Rv deze rechtbank eveneens bevoegdheid toekomt ten aanzien van de tegen Meta Ierland gerichte niet-AVG-vorderingen ten behoeve van de gehele achterban, vanwege de nauwe samenhang die bestaat tussen de vorderingen van de benadeelden in elk van de arrondissementen. Het zou in strijd zijn met de goede procesorde om van SOMI en DPS te vergen dat zij deze procedurele omweg bewandelen, die alleen maar tijd, moeite en kosten vergen aan hun kant en voor Meta Ierland geen voordeel opleveren. Daarom acht deze rechtbank zich ook relatief bevoegd voor de namens alle Nederlandse Facebook- en Instagram-gebruikers ingestelde niet-AVG-vorderingen tegen Meta Ierland.
Conclusie
6.46.
De conclusie is dat deze rechtbank bevoegd is om van het geschil tegen alle drie de gedaagden kennis te nemen. De incidentele vordering tot onbevoegdverklaring van Meta moet daarom worden afgewezen.
Ten aanzien van het verzoek om aanhouding
6.47.
Meta verzoekt de rechtbank de procedure aan te houden in afwachting van de beslissing (en het definitief worden daarvan) in het hoger beroep in de DPS I procedure. Meta stelt dat de feitelijke vragen en de rechtsvragen in de onderhavige procedure grotendeels gelijk, zo niet identiek, zijn aan de DPS I procedure en dat het door laten gaan van de onderhavige procedure voordat er een beslissing is genomen in de DPS I procedure een aanzienlijk risico creëert op onverenigbare beslissingen die zullen leiden tot rechtsonzekerheid en verwarring onder individuele leden van de achterban van DPS en SOMI. Ook, zo stelt Meta, zal nu doorprocederen op ontoelaatbare wijze de proceseconomie schaden doordat partijen en de rechtbank onnodig worden gedwongen beperkt beschikbare capaciteit in te zetten, terwijl partijen ondertussen over dezelfde vraagstukken procederen in parallelle procedures.
6.48.
Daarnaast stelt Meta dat de rechtbank de onderhavige procedure moet aanhouden totdat het HvJEU antwoord heeft gegeven op de prejudiciële vragen in de Amazon-zaak (zie 3.11). Zou de rechtbank de onderhavige procedure voortzetten en beslissen dat de schadeclaims van SOMI en DPS voor zover die zijn gebaseerd op AVG-schendingen ontvankelijk zijn, dan zal de opt-out periode van start gaan. Als het HvJEU later echter beslist dat claimorganisaties opdracht moeten hebben om het recht op schadevergoeding namens betrokkenen te kunnen uitoefenen, dan zou de beslissing van de rechtbank in strijd zijn met Europees recht en zijn de schadeclaims van SOMI en DPS voor zover die zijn gebaseerd op AVG-schendingen niet-ontvankelijk. Het is onduidelijk hoe de gevolgen daarvan kunnen worden teruggedraaid, aldus steeds Meta.
6.49.
DPS en SOMI verzetten zich tegen aanhouding van de zaak.
6.50.
Voorop wordt gesteld dat een procespartij er geen aanspraak op kan maken dat een procedure wordt uitgesteld of aangehouden totdat in een andere procedure het antwoord op een rechtsvraag is gegeven. Die aanspraak zou te zeer afbreuk doen aan het mede in artikel 6 EVRM gewaarborgde belang van de andere partij om binnen een redelijke termijn zekerheid te verkrijgen over de rechtsverhouding tussen partijen, terwijl bovendien het antwoord op de desbetreffende rechtsvraag ook in de procedure zelf kan en moet worden gegeven. [8] Of voldoende grond bestaat voor aanhouding wordt vooral bepaald door de eisen van een goede procesorde, waaronder begrepen de eisen van een doelmatige en voortvarende rechtspleging en de belangen van partijen.
6.51.
Als het gaat om de in hoger beroep aanhangige DPS 1 procedure is van belang dat, anders dan Meta heeft betoogd, uit de parlementaire geschiedenis niet volgt dat een WAMCA-procedure moet worden aangehouden totdat in een zaak over hetzelfde onderwerp onder het oude collectieve actierecht
onherroepelijkuitspraak is gedaan. Daarnaast geldt dat weliswaar deels overlap bestaat tussen de DPS 1 procedure en de feitelijke en rechtsvragen in de onderhavige procedure, maar in de onderhavige procedure zijn ook andere vorderingen ingesteld.
6.52.
Als het gaat om de door de rechtbank Rotterdam gestelde prejudiciële vragen aan het HvJEU is van belang dat die vragen gaan over de ontvankelijkheid van een belangenorganisatie en dan met name over de verhouding tussen de AVG en de WAMCA en over de uitleg van het in artikel 80 AVG opgenomen actiefvereiste en opdrachtbegrip. Ook in de onderhavige procedure zijn deze onderwerpen door Meta aan de orde gesteld. Ten aanzien van het opdrachtbegrip hebben SOMI en DPS weliswaar aangevoerd dat zij beschikken over een dergelijke opdracht van een deel van de achterban, maar voor een groot deel van de achterban waarvan zij stellen de belangen te behartigen is een dergelijke opdracht er niet. Voor de vraag of SOMI en DPS voor dat deel van de achterban ontvankelijk zijn is de beantwoording van de prejudiciële vragen dus nog steeds van belang. Hetzelfde geldt voor de antwoorden van het HvJEU op de overige door de rechtbank Rotterdam gestelde prejudiciële vragen. Ook die antwoorden kunnen van invloed zijn op de vraag of SOMI en DPS ontvankelijk zijn in hun vorderingen. Nu de vraag of SOMI en DPS ontvankelijk zijn een procedurele stap is die voorafgaande aan de inhoudelijke behandeling dient te worden beantwoord, heeft dat tot gevolg dat de rechtbank de procedure ten aanzien van de AVG-vorderingen op dit moment niet kan voortzetten.
6.53.
Onder deze omstandigheden vereist de goede procesorde dat deze procedure niet alleen met betrekking tot de AVG-vorderingen maar in zijn geheel wordt aangehouden in afwachting van de beantwoording door het HvJEU van de voorgenomen prejudiciële vragen over dit onderwerp in de Amazon-zaak.
Proceskosten
6.54.
Meta zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld. Deze kosten aan de zijde van SOMI en DPS worden voor ieder van hen begroot op:
- salaris advocaat
1.228,00
(2 punten × € 614,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.406,00
6.55.
De door DPS gevorderde rente over de proceskosten zal eveneens worden toegewezen.

7.Het vervolg van de procedure in de hoofdzaak

7.1.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen over het verzoek van Meta tot aanhouding van de hoofdzaak, dient de hoofdzaak te worden verwezen naar de parkeerrol in afwachting van de antwoorden van het HvJEU op de vragen van de rechtbank Rotterdam in de Amazon-zaak.
7.2.
Zodra het HvJEU voormelde vragen heeft beantwoord, zullen eerst eisers in de gelegenheid worden gesteld om een akte te nemen waarin zij kunnen ingaan op de vraag wat die antwoorden betekenen voor hun ontvankelijkheid in onderhavige zaak.
Daarna zullen gedaagden daarop kunnen reageren in hun conclusie van antwoord. Die conclusie van antwoord dient verder (in ieder geval) in te gaan op:
(a) het toepasselijk collectieve actierecht,
(b) de ontvankelijkheid van SOMI en DPS,
(c) de aanwijzing van een exclusieve belangenbehartiger,
(d) het toepasselijke materiële recht op de vorderingen.
Vervolgens zal de datum van de mondelinge behandeling in de tweede fase worden vastgesteld. In beginsel wordt in deze fase geen schriftelijke repliek en dupliek toegestaan.
7.3.
DPS wordt volgens haar dagvaarding (nr. 678 e.v.) gefinancierd door LCHB. SOMI werkt naar eigen zeggen op dit moment niet met een externe financier. Niet uitgesloten is echter dat dat verandert. Voor de beoordeling van de onafhankelijke positie van de Stichtingen en de vraag of zij over voldoende middelen beschikken om de procedure te kunnen voeren is kennisname van de met de procesfinancier gesloten overeenkomst van belang. DPS en zo nodig ook SOMI dienen daarom uiterlijk een maand voor de mondelinge behandeling in de tweede fase de genoemde financieringsovereenkomst in het geding te brengen, met dien verstande dat zij in de versie die naar gedaagden gaat het voor hen beschikbare budget onleesbaar mogen maken.
7.4.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

8.De beslissing

De rechtbank
in het incident
8.1.
wijst de vordering af,
8.2.
veroordeelt Meta in de proceskosten van SOMI in het incident, begroot op € 1.406,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als Meta niet tijdig aan deze proceskostenveroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
8.3.
veroordeelt Meta in de proceskosten van DPS in het incident, begroot op € 1.406,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf veertien dagen na dit vonnis, alsmede te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als Meta niet tijdig aan deze proceskostenveroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
8.4.
verklaart de proceskostenveroordeling tussen Meta en DPS uitvoerbaar bij voorraad,
in de hoofdzaak
8.5.
verwijst de zaak naar de parkeerrol van
woensdag 1 april 2026,
8.6.
beveelt SOMI en DPS om hun financieringsovereenkomsten, voor zover aanwezig, in het geding te brengen op de wijze als bepaald onder 7.3,
8.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Q.R.M. Falger, mr. R.H.C. Jongeneel en mr. J.T. Kruis, rechters, bijgestaan door mr. P.J. van Vliet, griffier, en in het openbaar uitgesproken op
15 oktober 2025. Bij afwezigheid van de voorzitter is dit vonnis ondertekend door de oudste rechter.
Bijlage I: de vorderingen van SOMI
Dat het de rechtbank moge behagen om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
A Exclusieve belangenbehartiger
A.I SOMI aan te wijzen als exclusieve belangenbehartiger in de zin van artikel 1018e lid 1 Rv;
B Vertegenwoordiging gedupeerden
B.I Te bepalen dat SOMI in deze collectieve vordering de belangen behartigt van de navolgende nauw omschreven groepen van personen in de zin van artikel 1018e lid 2 Rv (gezamenlijk de "Gedupeerden"):
Alle natuurlijke personen met gewone verblijfplaats in Nederland die de Facebook-dienst hebben gebruikt na 25 mei 2018 ("Nauw Omschreven Groep A");
Alle natuurlijke personen met gewone verblijfplaats in Nederland van wie zich persoonsgegevens bevinden in de Gelekte Dataset ("Nauw Omschreven Groep B");
C Opt-out / Opt-in
C.I Gedaagden te bevelen om de uitspraak op grond van artikel 1018e lid 1 en 2 Rv, vergezeld van een eenvoudige samenvatting, binnen vier (4) weken na de datum van de uitspraak te plaatsen op een speciaal daarvoor in het leven te roepen webpagina, zodanig dat deze door de Gedupeerden ten behoeve van latere kennisneming kunnen worden opgeslagen;
C.II Gedaagden te bevelen om binnen vier (4) weken na de datum van de uitspraak op grond van artikel 1018e lid 1 en 2 Rv alle Gedupeerden bij e-mail en via de Facebook berichtendienst mededeling te doen van de aanwijzing van de Exclusieve Belangenbehartiger, de collectieve vordering en de nauw omschreven groep personen wier belangen de Exclusieve Belangenbehartiger in deze collectieve vordering behartigt;
C.III Gedaagden te bevelen om binnen vier (4) weken na de datum van de uitspraak op grond van artikel 1018e lid 1 en 2 Rv aankondiging te doen van de aanwijzing van de Exclusieve Belangenbehartiger en de collectieve vordering en de nauw omschreven groep personen wier belangen de Exclusieve Belangenbehartiger in deze collectieve vordering behartigt, zulks in alle landelijke en regionale nieuwsbladen van Nederland en met een inhoud en op een wijze zoals door de rechtbank in goede justitie te bepalen na uitlating van partijen daarover;
C.IV Te bepalen dat (de wettelijk vertegenwoordiger(s) van) iedere persoon met woonplaats of verblijf in Nederland die behoort tot de groep Gedupeerden, gedurende een periode van drie (3) maanden na de aankondiging in de zin van artikel 1018f lid 3 Rv de mogelijkheid heeft om door middel van een schriftelijke mededeling aan de griffie van de rechtbank te laten weten zich van de behartiging van zijn of haar belangen in deze collectieve vordering te willen bevrijden (Opt-out);
C.V Te bepalen dat (de wettelijk vertegenwoordiger(s) van) iedere persoon zonder woonplaats of verblijf in Nederland die behoort tot de groep Gedupeerden, gedurende een periode van zes (6) maanden na de aankondiging in de zin van artikel 1018f lid 3 Rv de mogelijkheid heeft om door middel van een schriftelijke mededeling aan de griffie van de rechtbank te laten weten in te stemmen met de behartiging van zijn of haar belangen in deze collectieve vordering (Opt-in);
D Verklaringen voor recht
D.I Voor recht te verklaren dat de Gedaagden, om de redenen zoals in het lichaam van deze Dagvaarding gesteld, (toerekenbaar) onrechtmatig hebben gehandeld jegens ieder lid van de Nauw Omschreven Groepen, door te handelen in strijd met het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, met de EU Algemene Verordening Gegevensbescherming en met het EVRM;
D.II Voor recht te verklaren dat de Gedaagden, om de redenen zoals in het lichaam van deze Dagvaarding gesteld, (toerekenbaar) onrechtmatig hebben gehandeld jegens ieder lid van de Nauw Omschreven Groepen, door handelspraktijken te verrichten die oneerlijk zijn in de zin van artikel 6:193b lid 2 onder a BW in samenhang gelezen met artikel 6:193d BW; en
D.III Voor recht te verklaren dat de Gedaagden, althans de als verwerkingsverantwoordelijke(n) aan te merken Gedaagde(n), op grond van artikel 82 AVG en/of artikel 6:162 BW hoofdelijk aansprakelijk zijn jegens ieder lid van de Nauw Omschreven Groepen, voor de door dat lid geleden en nog te lijden schade ten gevolge van de inbreuken zoals omschreven in het lichaam van deze Dagvaarding;
E Beëindiging van de inbreuken
E.I Gedaagden, althans de als verwerkingsverantwoordelijke(n) aan te merken Gedaagde(n), te bevelen om binnen veertien (14) dagen na het te dezen te wijzen vonnis de verwerking van persoonsgegevens van de Nauw Omschreven Groepen ten behoeve van Targeted Advertising te staken en gestaakt te houden zolang zij daarvoor geen beroep kunnen doen op een geldige grondslag in de zin van artikel 6 AVG;
E.II Gedaagden, althans de als verwerkingsverantwoordelijke(n) aan te merken Gedaagde(n), te bevelen om binnen veertien (14) dagen na het te dezen te wijzen vonnis de doorgifte van persoonsgegevens van de Nauw Omschreven Groepen aan landen zonder passend beschermingsniveau in de zin van artikel 45 AVG, waaronder de Verenigde Staten van Amerika, te staken en gestaakt te houden;
E.III Gedaagden, althans de als verwerkingsverantwoordelijke(n) aan te merken Gedaagde(n), te bevelen om binnen veertien (14) dagen na het te dezen te wijzen vonnis, alle leden van Nauw Omschreven Groep B zoveel mogelijk op individuele basis schriftelijk te informeren over Facebook Datalek, onder vermelding van de (mogelijke) gevolgen en risico's daarvan, en om van die informatieverschaffing binnen twee (2) weken na het informeren van de Gedupeerden schriftelijk en gedetailleerd verslag te doen aan SOMI;
F Immateriële schadevergoeding
F.I Gedaagden, althans de als verwerkingsverantwoordelijke(n) aan te merken Gedaagde(n), hoofdelijk te veroordelen de immateriële schade van ieder lid van de Nauw Omschreven Groepen te vergoeden;
Primair
F.II De immateriële schade te begroten op:
a. a) Een bedrag van € 500,- (zegge: vijfhonderd euro) per lid van Nauw Omschreven Groep A;
b) Een bedrag van € 1.000,- (zegge: duizend euro) per lid van Nauw Omschreven Groep B;
te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het in deze zaak te wijzen vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;
Subsidiair
F.III De immateriële schade te begroten op een bedrag of bedragen door uw rechtbank in goede justitie te bepalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het in deze zaak te wijzen vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;
Meer-subsidiair
F.IV Te bepalen dat de door de Gedupeerden geleden immateriële schade nader zal worden opgemaakt bij staat en zal worden vereffend volgens de wet;
G Materiële schadevergoeding
G.I Gedaagden, althans de als verwerkingsverantwoordelijke(n) aan te merken Gedaagde(n), hoofdelijk te veroordelen de materiële schade van ieder lid van de Nauw Omschreven Groepen te vergoeden;
Primair
G.II De materiële schade met toepassing van artikel 6:104 BW te begroten op een bedrag van € 10, (zegge: tien euro) per lid van Nauw Omschreven Groep A voor ieder kwartaal of deel van een kwartaal dat het lid van Nauw Omschreven Groep A na 25 mei 2018 een actief Facebookaccount had, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het in deze zaak te wijzen vonnis tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat dit onverlet laat dat de Gedupeerden individueel gerechtigd zijn tot een hogere vergoeding voor materiële schade indien op enig moment blijkt dat die hoger is;
G.III De materiële schade te begroten op een bedrag van € 47,- (zegge: zevenenveertig euro) per lid van Nauw Omschreven Groep B, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het in deze zaak te wijzen vonnis tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat dit onverlet laat dat de Gedupeerden individueel gerechtigd zijn tot een hogere vergoeding voor materiële schade indien op enig moment blijkt dat die hoger is;
Subsidiair
G.IV De materiële schade te begroten op een bedrag of bedragen door de rechtbank in goede justitie te bepalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het in deze zaak te wijzen vonnis tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat dit onverlet laat dat de Gedupeerden individueel gerechtigd zijn tot een hogere vergoeding voor materiële schade indien op enig moment blijkt dat die hoger is;
Meer-subsidiair
G.V Te bepalen dat de door de Gedupeerden geleden materiële schade nader zal worden opgemaakt bij staat en zal worden vereffend volgens de wet;
H Kostenvergoedingen
Primair
H.I Gedaagden hoofdelijk te veroordelen tot vergoeding aan SOMI van:
a. a) De volledige door SOMI gemaakte buitengerechtelijke kosten;
b) De redelijke en evenredige gerechtskosten en andere kosten van SOMI, de nakosten daaronder begrepen, zulks op grond van artikel 1018l lid 2 Rv, althans artikel 237 Rv;
c) Indien of voor zover dit niet onder sub b) valt, de volledige, eventueel door SOMI aan een procesfinancier te betalen vergoeding, te vermeerderen met BTW indien van toepassing;
een en ander zoals nader te begroten op basis van door SOMI over te leggen informatie en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het in deze zaak te wijzen vonnis tot aan de dag der algehele voldoening, zo nodig op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
d) De volledige kosten van SOMI die zij nog zal maken in verband met de uitvoering van het in deze zaak te wijzen vonnis en de afhandeling van de vaststelling en uitbetaling van de schadevergoeding en de begeleiding van en controle op dat proces, conform de in vordering J bedoelde wijze van schadeafwikkeling, te vermeerderen met BTW indien van toepassing, steeds halfjaarlijks vooraf te voldoen op basis van door SOMI vast te stellen redelijke voorschotbedragen en na afronding af te rekenen op basis van nacalculatie;
Subsidiair
H.II Te bepalen dat SOMI de kosten zoals bedoeld in vordering H.I in mindering zal mogen brengen op de door of namens haar aan de Gedupeerden uit te betalen schadevergoedingen;
I Kosten voor toekomstige belangenbehartiging
I.I Te bepalen dat SOMI op de door of namens haar uit te betalen schadevergoedingen aan de Gedupeerden een vergoeding voor door SOMI geleverde diensten in mindering mag brengen, met inbegrip van een redelijke opslag ten behoeve van (toekomstige) collectieve belangenbehartiging en van kosten voor gebruik van eigen vermogen of vreemd vermogen, zulks ter hoogte van twee procent (2%) van het totale bedrag aan schadevergoedingen;
J Schadeafwikkeling
Primair
J.I Te bepalen dat SOMI de bijstand van een onafhankelijk, betrouwbare en professionele claimafhandelaar zal inschakelen om de juiste verdeling van de door Gedaagden te betalen schadevergoedingen te verzorgen;
J.II Gedaagden hoofdelijk te veroordelen om binnen zes (6) weken na de datum van het in deze zaak te wijzen vonnis aan SOMI te betalen, zulks door bijschrijving van deze bedragen op een kwaliteitsrekening van een door de claimafhandelaar aan te wijzen onafhankelijke derde, alle op grond van het in deze zaak te wijzen vonnis aan de leden van de Nauw Omschreven Groepen toegekende schadevergoedingen, uitgaande van 9.900.000 leden in Nauw Omschreven Groep A en 5.400.000 leden in Nauw Omschreven Groep Ben aldus een totaalbedrag van € 12.781.800.000,- (zegge: twaalf miljard zevenhonderdeenentachtig miljoen achthonderdduizend euro), althans een nader door uw rechtbank in goede justitie vast te stellen aantal leden en/of vast te stellen bedragen;
J.III Gedaagden te bevelen volledig en onvoorwaardelijk medewerking te verlenen aan de schadeafwikkeling door de claimafhandelaar conform door de claimafhandelaar te geven instructies en aan de claimafhandelaar alle informatie te verschaffen die de claimafhandelaar relevant acht voor de uitvoering van zijn of haar taken in dat verband;
J.IV Gedaagden hoofdelijk te bevelen om de kosten die gemoeid zijn met de werkzaamheden van de claimafhandelaar, alsmede alle bijkomende kosten, te vermeerderen met BTW indien van toepassing, te vergoeden, steeds halfjaarlijks vooraf te voldoen op basis van de claimafhandelaar vast te stellen redelijke voorschotbedragen en na afronding af te rekenen op basis van nacalculatie;
J.V Te bepalen dat enig bedrag aan schadevergoeding dat na afhandeling van de schadeafwikkeling nog resteert en niet aan de Gedupeerden kan worden uitbetaald, door de claimafhandelaar zal worden uitgekeerd aan één of meer door SOMI aan te wijzen organisaties zonder winstoogmerk die actief zijn op het gebied van privacybescherming;
J.VI Te bepalen dat de Gedupeerden die in aanmerking wensen te komen voor betaling van schadevergoeding, daarvoor dienen in te stemmen met een bindendadviesprocedure met betrekking tot de vaststelling door de claimafhandelaar van het recht op schadevergoeding en met betrekking tot de verdeling van de schadevergoeding, waarbij een door uw rechtbank, na overleg met partijen, aan te wijzen onafhankelijke persoon met voldoende deskundigheid als bindend adviseur zal optreden;
Subsidiair
J.VII De collectieve schadeafwikkeling zodanig vorm te geven als uw rechtbank geraden acht op basis van (een) door SOMI en/of Gedaagden op grond van artikel 1018i Rv over te leggen voorstel(len) voor een collectieve schadeafwikkeling;
K Dwangsommen
K.I Gedaagden hoofdelijk te bevelen een dwangsom te betalen van € 250.000,- (zegge: tweehonderdenvijftigduizend euro) voor iedere dag (een gedeelte van een dag als een gehele gerekend) dat zij geheel of gedeeltelijk in strijd handelen met de bevelen op grond van vordering C.I, C.II en/of C.III en/of vordering E.I, E.II en/of E.III en/of vordering J.II, J.III en/of J.IV, met een maximum van € 100.000.000,- (zegge: honderd miljoen euro).
Bijlage II: de vorderingen van DPS
De Stichting verzoekt de Rechtbank, voor zover mogelijk bij vonnis uitvoerbaar
bij voorraad:

1.Exclusieve belangenbehartiger

De Stichting aan te wijzen als exclusieve belangenbehartiger zoals bedoeld in art. 1018e Rv.

2.Nauw Omschreven Groep voor wie de Stichting de belangen behartigt

De Nauw Omschreven Groep als bedoeld in art. 1018e lid 2 Rv als volgt te omschrijven:
2.1
Voor de DPS I-vorderingen
(Voormalige) gebruikers van de Facebookdienst op enig moment in de periode van 1 april 2010 tot de dag van het in deze procedure te wijzen eindvonnis (zijnde de Relevante Periode I) en/of hun wettelijke verzorgers, voor zover zij ten tijde van hun Facebookgebruik woonden in Nederland en hun account niet vóór 15 november 2016 hebben verwijderd, niet handelend in de uitoefening van een beroep of bedrijf en voor wie de Stichting krachtens haar doelomschrijving opkomt
(Nauw Omschreven Groep I).
2.2
Voor de Schrems II-vorderingen
(Voormalige) gebruikers van de Facebook- en/of Instagramdienst op enig moment in de periode van 25 mei 2018 tot 10 juli 2023 (zijnde de Relevante Periode II) en/of hun wettelijke verzorgers, voor zover zij ten tijde van hun Facebook- en/of Instagramgebruik woonden in Nederland, niet handelend in de uitoefening van een beroep of bedrijf en voor wie de Stichting krachtens haar doelomschrijving opkomt
(Nauw Omschreven Groep II).

3.Opt in/opt out

3.1
Te bepalen dat, in overeenstemming met art. 1018f lid 1 Rv, ieder lid van de Nauw Omschreven Groep I en/of II dat in Nederland woont of domicilie heeft, binnen een maand na de aankondiging ex art. 1018f lid 3 Rv van de uitspraak tot aanwijzing van de exclusieve belangenbehartiger, door een schriftelijke mededeling aan de griffie van de Rechtbank kan laten weten zich van de behartiging van zijn belangen in deze collectieve actie te willen bevrijden.
3.2
Te bepalen dat, in overeenstemming met art. 1018f lid 5 en 6 Rv, ieder lid van de Nauw Omschreven Groep I en/of II dat niet in Nederland woont of domicilie heeft, binnen een maand na de aankondiging ex art. 1018f lid 3 Rv van de uitspraak tot aanwijzing van de exclusieve belangenbehartiger, door een schriftelijke mededeling aan de griffie van de Rechtbank kan laten weten in te stemmen met de behartiging van zijn belangen in deze collectieve actie en dat hun belang niet wordt behartigd in een collectieve of individuele vordering, gebaseerd op soortgelijke feitelijke en rechtsvragen voor dezelfde gebeurtenis of gebeurtenissen tegen Meta Platforms Inc., Meta Platforms Ireland LTD. en Facebook Netherlands B.V. in een andere lidstaat van de EU of de Europese Economische Ruimte.

4.Verklaringen voor recht

4.1
Te verklaren voor recht dat Meta Platforms Ireland Ltd., Meta Platforms Inc. en Facebook Netherlands B.V. gezamenlijk en/of elk voor zich, onrechtmatig hebben gehandeld en aansprakelijk zijn voor de door de Nauw Omschreven Groep I geleden en te lijden schade, omdat zij
4.1.1
gedurende de Relevante Periode I, althans een door de Rechtbank in goede justitie te bepalen periode, jegens de Nauw Omschreven Groep I toerekenbaar onrechtmatig hebben gehandeld en aansprakelijk zijn voor de door de Nauw Omschreven Groep I geleden en te lijden schade, aangezien zij de gegevensbeschermings- en privacyrechten van de Nauw Omschreven Groep I hebben geschonden door
toe te staan, althans in staat te stellen en te faciliteren, dat externe ontwikkelaars konden beschikken over en/of toegang hadden tot persoonsgegeven van de Achterban I en deze persoonsgegevens vervolgens konden verwerken, zonder dat zij de Achterban I daarover voldoende duidelijk en tijdig hebben geïnformeerd.
de Achterban I niet in te lichten, althans onvoldoende duidelijk en/of tijdig te informeren over het 'integration partnership'-programma en de daarmee verband houdende verwerkingen van persoonsgegevens betreffende de Achterban I.
schending van het grondslagvereiste uit art. 6 en 8 Wbp en art. 11.7a Tw, althans overeenkomstige bepalingen in nationale privacywetgeving in andere lidstaten, en/of overtreding van art. 5 lid 1 sub a en art. 6 lid 1 Avg door persoonsgegevens van de Achterban I te verwerken zonder dat een dergelijke verwerking kon worden gebaseerd op een toereikende en rechtsgeldige verwerkingsgrondslag;
schending van het verwerkingsverbod voor bijzondere gegevens uit art. 16 Wbp, althans overeenkomstige bepalingen in nationale privacywetgeving in andere lidstaten, en/of art. 9 lid 1 Avg, door bijzondere persoonsgegevens van de Achterban te verwerken voor advertentiedoeleinden.
4.1.2
gedurende de Relevante Periode 1, althans een door de Rechtbank in goede justitie te bepalen periode, jegens de Nauw Omschreven Groep I toerekenbaar onrechtmatig heeft en/of hebben gehandeld en aansprakelijk zijn voor de door de Nauw Omschreven Groep I geleden en te lijden schade, omdat Meta Platforms Ireland Ltd., Meta Platforms Inc. en Facebook Netherlands B.V. een handelspraktijk hebben verricht die oneerlijk is in de zin van art. 6:193b lid 3 onder a BW in samenhang gelezen met 6:193d BW.
4.1.3
gedurende de Relevante Periode I, althans een door de Rechtbank in goede justitie te bepalen periode, jegens de Nauw Omschreven Groep I ongerechtvaardigd is/zijn verrijkt.
4.2
Te verklaren voor recht dat Meta Platforms Ireland Ltd. en Meta Platforms Inc. gezamenlijk en/of elk voor zich, gedurende de Relevante Periode II, althans een door de Rechtbank in goede justitie te bepalen periode, jegens de Nauw Omschreven Groep II toerekenbaar onrechtmatig hebben gehandeld,
omdat Meta Ierland in strijd met de Avg gegevens van de Nauw Omschreven Groep II heeft doorgestuurd naar de Verenigde Staten, en Meta Inc. dat heeft gefaciliteerd en zij aansprakelijk zijn voor de door de Nauw Omschreven Groep II geleden en te lijden schade.

5.Vergoeding van schade

5.1
Vergoeding van materiële schade
Meta Platforms Ireland Ltd., Meta Platforms Inc. en Facebook Netherlands B.V. hoofdelijk te veroordelen om binnen twee weken na betekening van het eindvonnis de materiële schade van de Nauw Omschreven Groep I te vergoeden, te weten:
5.1.1
Primair
De materiële schade per lid van de Nauw Omschreven Groep I ex art. 6:104 BW te begroten op basis van de door Meta Platforms Ireland Ltd., Meta Platforms Inc. en Face book Netherlands B.V. genoten winst betreffende elk jaar in de Relevante Periode I dat hij of zij een Facebookaccount heeft gehad.
5.1.2
Subsidiair
Te bepalen dat de materiële schade zal worden opgemaakt bij staat en te vereffenen volgens de wet.
5.1.3
Zowel primair als subsidiair
Voornoemde door Meta Platforms Ireland Ltd., Meta Platforms Inc. en Facebook Netherlands B.V. te betalen bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van de Dagvaarding, althans vanaf de datum van het in deze procedure te wijzen eindvonnis, althans een door de Rechtbank in goede justitie te bepalen datum, tot aan de dag van de gehele voldoening.
5.2
Vergoeding van immateriële schade
Meta Platforms Ireland Ltd., Meta Platforms Inc. en Facebook Netherlands B.V. hoofdelijk te veroordelen om binnen twee weken na betekening van het eindvonnis de immateriële schade van de Nauw Omschreven Groep I en II te vergoeden, te weten:
5.2.1
Primair
Ten aanzien van Meta Platforms Ireland Ltd., Meta Platforms Inc. en Facebook Netherlands B.V.: een bedrag van 750 euro per lid van de Nauw Omschreven Groep I;
Ten aanzien van Meta Platforms Ireland Ltd. en Meta Platforms Inc.: een bedrag van 500 euro per lid van de Nauw Omschreven Groep II, met bepaling dat, indien hij of zij in enig jaar in de Relevante Periode II zowel Facebook als Instagram heeft gebruikt, daarvoor geen dubbele verplichting tot schadevergoeding ontstaat.
5.2.2
Subsidiair
Ten aanzien van Meta Platforms Ireland Ltd., Meta Platforms Inc. en Facebook Netherlands B.V. : een door de Rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag per jaar (of deel daarvan) in de Relevante Periode I dat een lid van de Nauw Omschreven Groep I een Facebookaccount heeft gehad;
Ten aanzien van Meta Platforms Ireland Ltd. en Meta Platforms Inc.: een door de Rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag per jaar (of deel daarvan) in de Relevante Periode II dat een lid van de Nauw Omschreven Groep II een Facebook- en/of Instagramaccount heeft gehad met bepaling dat, indien hij of zij in enig jaar in de Relevante Periode II zowel Facebook als Instagram heeft gebruikt, daarvoor geen dubbele verplichting tot schadevergoeding ontstaat.
5.2.3
Meer subsidiair
De door Meta Platforms Ireland Ltd ., Meta Platforms Inc. en Facebook Netherlands B.V. te betalen immateriële schade per lid van de Nauw Omschreven Groep I en II ex art. 6:104 BW te begroten op basis van de door Meta Platforms Ireland Ltd., Meta Platforms Inc. en Facebook Netherlands B.V. genoten winst betreffende elk jaar in de Relevante Periode I respectievelijk Relevante Periode II dat hij of zij een Facebook- en/of Instagramaccount heeft gehad met bepaling dat, indien hij of zij in enig jaar in de Relevante Periode II zowel Facebook als Instagram heeft gebruikt, daarvoor geen dubbele verplichting tot schadevergoeding ontstaat.
5.2.4
Uiterst subsidiair
Te bepalen dat de door Meta Platforms Ireland Ltd., Meta Platforms Inc. en Facebook Netherlands B.V. te betalen immateriële schade zal worden opgemaakt bij staat en te vereffenen volgens de wet.
5.2.5
Zowel primair, subsidiair, meer subsidiair als uiterst subsidiair
Voornoemde bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van de Dagvaarding, althans een door de Rechtbank in goede justitie te bepalen datum, tot aan de dag van de gehele voldoening.

6.Schadeafwikkeling

Te bepalen dat de collectieve schadeafwikkeling (primair) zal worden vormgegeven op een door de Stichting te bepalen wijze, althans (subsidiair) zoals de Rechtbank op basis van door de Stichting en Meta Platforms Ireland Ltd., Meta Platforms Inc. en Facebook Netherlands B.V. op grond van art. 1018i Rv over te leggen voorstellen voor de collectieve schadeafwikkeling in goede justitie geraden acht.

7.Geboden tot staken onrechtmatig handelen

7.1
Gebod tot staken verwerken van (bijzondere) persoonsgegevens zonder verwerkingsgrondslag
Meta Platforms Ireland Ltd., Meta Platforms Inc. en Facebook Nether lands B.V. gezamenlijk en/of elk voor zich, te verplichten aan hun in de Dagvaarding omschreven wettelijke verplichtingen te voldoen, in het bijzonder door het onrechtmatig handelen zoals beschreven in Petitumonderdeel 4.1.1 (c. t/m d) en 4.1.2 te staken, op straffe van een dwangsom van EUR 5.000.000 voor iedere dag vanaf vier maanden na de datum van betekening van het eindvonnis dat Meta Platforms Ireland Ltd., Meta Platforms Inc. en Facebook Netherlands B.V. niet aan het gebod voldoen, tot een maximum van 4% van de wereldwijde jaaromzet van Meta Ireland Ltd., Meta Platforms Inc. en Facebook Netherlands B.V. in het aan het eindvonnis voorafgaande boekjaar, althans een door de Rechtbank in goede justitie te bepalen dwangsom en daaraan te verbinden maximum.
7.2
Voorwaardelijk gebod tot vernietiging, althans terugzending van persoonsgegevens
Indien en voor zover het Hof van Justitie van de Europese Unie het Data Privacy Framework (C(2023) 4745) van 10 juli 2023 ongeldig verklaart, Meta Platforms Inc. te gebieden om uiterlijk vier maanden na de datum van betekening van het eindvonnis de persoonsgegevens van de Nauw Omschreven Groep II die Meta Platforms Ireland Ltd. in de periode van 25 mei 2018 tot 10 ju li 2023 aan Meta Platforms Inc. heeft doorgegeven, te vernietigen of terug te zenden naar Meta Platforms Ireland Ltd. en ervoor zorg te dragen dat deze gegevens niet meer beschikbaar en toegankelijk zijn in de VS, op straffe van een dwangsom van EUR 5.000.000 voor iedere dag vanaf vier maanden na de datum van betekening van het eindvonnis dat Meta Platforms Inc. niet aan het gebod voldoet, tot een maximum van 4% van de wereldwijde jaaromzet van Meta Platforms Inc. in het aan het eindvonnis voorafgaande boekjaar, althans een door de Rechtbank in goede justitie te bepalen dwangsom en daaraan te verbinden maximum.

8.Kostenveroordeling

Meta Platforms Ireland Ltd., Meta Platforms Inc. en Facebook Netherlands B.V. hoofdelijk te veroordelen tot vergoeding van redelijke en evenredige proceskosten en overige kosten van deze procedure aan de Stichting, bestaande uit:
de volledige proceskosten van de Stichting op grond van art. 1018l lid 2 Rv, althans de daadwerkelijk gemaakte proceskosten op grond van art. 237 Rv, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van eindvonnis wijzen, tot aan de dag van algehele voldoening;
de volledig door de Stichting gemaakte en te maken (buitengerechtelijke) kosten op grond van art. 6:96 BW, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van eindvonnis wijzen, tot aan de dag van gehele voldoening;
de volledig door de Stichting aan de procesfinancier te betalen overeengekomen vergoeding, op grond van art. 6:96 BW en art. 1018l lid 2 Rv;
en
de volledige kosten voor de schadeafwikkeling, een en ander zoals nader te begroten.
Meta Platforms Ireland Ltd., Meta Platforms Inc. en Facebook Netherlands B.V. hoofdelijk te veroordelen tot betaling van de door de Stichting gemaakte kosten van dit geding, te vermeerderen met de nakosten ten belope van EUR 173 zonder betekening, dan wel EUR 263 in het geval van betekening, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het eindvonnis, en – voor het geval voldoening van de (na-)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening tot aan de dag van de gehele voldoening.

Voetnoten

1.HvJEU 25 januari 2018, ECLI:EU:C:2018:37.
2.Conclusie A-G HvJEU van 27 maart 2025, zaak C-34/24
3.Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, PbEU 2012, L 351, zoals laatstelijk gewijzigd op 26 november 2014, PbEU 2015, L 54.
4.Zie HvJEU 11 oktober 2007, ECLI:EU:C:2007:595, r.o. 41,
5.Vergelijk HR 12 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:566, r.o. 3.4.4 en HR 29 maart 2019, ECLI:NL:HR:2019:443, r.o. 4.1.4-4.1.5.
6.Zie HvJEU 27 september 1988, ECLI:EU:C:1988:459,
7.Zie HvJEU 11 oktober 2007, ECLI:EU:C:2007:595, r.o. 35,
8.HR 12 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:590