In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam is behandeld, betreft het een huurgeschil tussen een huurder en een nieuwe eigenaar van een woning. De nieuwe eigenaar stelt dat een oude huurschuld van de huurder aan hem is gecedeerd door de vorige verhuurder. De huurder betwist echter de rechtsgeldigheid van deze cessie, omdat op de akte van cessie een andere naam staat vermeld dan die van de vorige verhuurder. De kantonrechter heeft in zijn eindvonnis geoordeeld dat de cessie niet rechtsgeldig is, omdat niet is aangetoond dat de vordering rechtsgeldig aan de nieuwe eigenaar is geleverd. De kantonrechter heeft de vordering tot betaling van de oude huurschuld van € 8.927,14 afgewezen en is niet toegekomen aan het verrekenverweer van de gedaagde. Tevens is de gedaagde in de proceskosten veroordeeld, omdat hij grotendeels in het ongelijk is gesteld. De proceskosten zijn begroot op een totaal van € 598,97, te vermeerderen met de kosten van betekening indien de gedaagde niet tijdig aan de veroordelingen voldoet. Dit vonnis is gewezen op 16 oktober 2025 en openbaar uitgesproken door de kantonrechter en de griffier.