8.1.Wij verhogen uw huurprijs jaarlijks op 1 juli. Wij verhogen uw huurprijs met een percentage dat ligt tussen 2,3% en 5,4%, Het exacte verhogingspercentage wordt ieder jaar door ons vastgesteld.
10. Overwogen dat dit huurprijsbeding, en ook het in artikel 5 van de algemene voorwaarden opgenomen servicekostenbeding, transparant zijn en op grond van artikel 4 lid 2 van de Richtlijn uitgesloten zijn van verdere toetsing op oneerlijkheid.
11. De hiervoor genoemde huurprijswijzigingsbeding en servicekostenbeding en de hierna te noemen bedingen ter zake van buitengerechtelijke incassokosten en rente, zijn allen te beschouwen als bedingen die zijn bedoeld om in meerdere overeenkomsten te worden gebruikt en zijn geen kernbedingen. Er is niet gesteld of gebleken dat over de bedingen is onderhandeld.
12. Artikel 5.2 (wijziging voorschot servicekosten) en artikel 4.1 (rente) van de algemene voorwaarden zijn getoetst en worden niet oneerlijk bevonden.
Huurprijswijzigingsbeding
13. Verhuurder vordert in deze procedure achterstallige huur. Uit de oorspronkelijke huurprijs vergeleken met de huurprijs waarop verhuurder aanspraak maakt, volgt dat de huur in de loop der tijd met bijna 50% aanzienlijk is verhoogd. In de huurovereenkomst is opgenomen dat de huurprijs jaarlijks met een percentage tussen 2,4 en 5,4% kan worden verhoogd.
14. Verhuurder heeft bij akte van 29 juli 2025 met betrekking tot de huurprijswijziging aangevoerd dat zij zich op het standpunt stelt dat de bewindvoerder het aan huurachterstand gevorderde bedrag verschuldigd is. Verhuurder heeft verder gesteld zij de jaarlijkse huurverhogingen slechts tot 2016 kan reproduceren, dat de netto huurprijs bij aanvang van de huurovereenkomst € 995,00 bedroeg en op 1 januari 2016 € 1.090,99 per maand. De verhuurder stelt dat het verschil over deze jaren slechts 9,6% over ruim 5 jaar is en dat het zo goed als zeker is dat zij zich in de periode van 2010 tot en met 2016 altijd aan de regels omtrent huurverhogingen heeft gehouden.
15. Verhuurder heeft een overzicht vanaf 2016 verstrekt van (onder meer) de ingangsdata, de netto huurprijs, de verhoging op basis van artikel 8.1 en de maximale huurverhoging op basis van de wet overgelegd. Verhuurder stelt dat in de jaren 2018, 2019 en 2021 de huurverhogingen aanzienlijk lager waren dan 2,3%. De wetgever heeft vanaf 2021 voor geliberaliseerde huurovereenkomsten bepaald dat er een maximum aan de jaarlijkse huurprijsverhoging gesteld dient te worden. Per 1 juli 2024 bedroeg de maximale wettelijke verhoging 5,5% en dit percentage is toegepast. Volgens de huurovereenkomst was een verhoging van maximaal 5,4% toegestaan. Deze huurverhoging zal nog naar 5,4% worden teruggebracht, aldus nog steeds verhuurder.
16. Overwogen wordt dat ten tijde van het sluiten van de huurovereenkomst het voor huurders niet voorzienbaar was in hoeverre en op welke gronden verhuurder toepassing zou geven aan het huurprijswijzigingsbeding. Niet aannemelijk is dat zo’n hoge opslag nodig is om ten laste van verhuurder komende kostenstijgingen die uitgaan boven de inflatie te compenseren en om de huurprijs in de pas te laten lopen met de waardeontwikkeling van de woning. Niet kan worden aangenomen dat de jaarlijkse huurstijging met maximaal dit percentage voor huurders binnen aanvaardbare grenzen blijft.
17. De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak van 29 november 2024 (ECLI:NL:HR:2024:1780) geoordeeld dat een opslagbeding (boven op de CPI) van maximaal 3% niet oneerlijk is. In dit geval is geen sprake van een opslagbeding bovenop de CPI, maar van een maximale percentage van 5,4%. 18. Vanaf 1990 was sprake van de navolgende CPI-inflatie Nederland (%):
Jaar Inflatie (%)
1990 2,64
1991 3,70
1992 2,29
1993 2,61
1994 2,64
1995 1,68
1996 2,21
1997 2,28
1998 1,78
1999 2,06
2000 2,66
2001 4,16
2002 2,74
2003 1,69
2004 1,11
2005 2,08
2006 0,95
2007 1,87
2008 1,95
2009 1,11
2010 1,93
2011 2,42
2012 2,89
2013 1,65
2014 0,70
2015 0,69
2016 0,98
2017 1,25
2018 1,96
2019 2,72
2020 0,98
2021 5,71
2022 9,59
2023 1,21
2024 4,10
19. Een huurprijswijzigingsbeding en een indexeringsbeding moeten worden gesplitst voor de beoordeling of deze bedingen eerlijk zijn. Een huurprijswijzigingsbeding van meer dan 3% is oneerlijk. In het onderhavige geval is er enkel sprake van een huurprijswijzigingsbeding van maximaal 5,4% en is er geen indexeringsbeding opgenomen in de huurovereenkomst of de daarbij behorende algemene voorwaarden. Bij de beoordeling of een huurprijswijzigingsbeding eerlijk is dienen alle omstandigheden te worden betrokken. Het feit dat geen indexeringsbeding is overeengekomen kan relevant zijn. Als het percentage van het huurprijswijzigings-beding zodanig is dat indien er ook een indexeringsbeding zou zijn overeengekomen het maximale huurprijswijzigingspercentage niet hoger zou zijn dan 3%, zou dat tot het oordeel kunnen leiden dat het huurprijswijzigingsbeding niet oneerlijk is.
20. Uit het bovenstaande overzicht volgt dat het CPI percentage fluctueert en in veel jaren lager was dan 2,4%. Dit geldt zeker voor de jaren voorafgaand aan het sluiten van de huurovereenkomst. Tussen 2000 en 2010 is het CPI percentage slechts drie keer boven de 2,4% geweest. Dat maakt dat naar het oordeel van de kantonrechter het huurprijswijzigingsbeding van maximaal 5,4%, zonder dat er een indexeringsbeding is overeengekomen, oneerlijk is.
21. De kantonrechter zal gelet op het voorgaande het wijzigingsbeding vernietigen vanwege haar oneerlijke karakter.
22. Gevolg van de oneerlijkheid is dat het hiervoor aangehaalde beding, gelet op de vaste jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie, volledig buiten toepassing moet worden gelaten. Partiële vernietiging of herziening is niet mogelijk. Op het beding kan dus geen beroep worden gedaan. Evenmin kan ingevolge de Dexia-arresten van het Europese Hof van Justitie (ECLI:EU:C:2021:68) aanspraak worden gemaakt op een wettelijke regeling van aanvullend recht dat van toepassing zou zijn geweest als het beding niet in de overeenkomst stond.
23. Dit betekent dat uit dient te worden gegaan van de huurprijs die partijen bij aanvang van de huurovereenkomst zijn overeengekomen. Verhuurder wordt in de gelegenheid gesteld om haar vordering naar aanleiding hiervan nader te onderbouwen door een berekening over te leggen waarbij de gevorderde huurachterstand over de betreffende periode gebaseerd is op een aanvangshuurprijs die gedurende de gehele looptijd van de huurovereenkomst verhoogd is met alleen de per jaar geldende indexatiepercentages, voor zover die in rekening zijn gebracht.
24. Bij de beoordeling of de huurachterstand een ontbinding rechtvaardigt kan relevant zijn of huurders/de bewindvoerder in het verleden op grond van het oneerlijke opslagbeding te veel huur hebben/heeft betaald. Verhuurder wordt daarom ook in de gelegenheid gesteld een overzicht over te leggen van enerzijds de door huurders/de bewindvoerder betaalde huur vanaf aanvangsdatum van de huurovereenkomst tot heden en anderzijds de huur die op grond van het hiervoor overwogene gedurende die periode in rekening gebracht had mogen worden, met vermelding van de totaalbedragen.
25. De zaak wordt voor het nemen van een akte door de verhuurder als bedoeld in 23. en 24. verwezen naar na te melden rolzitting, waarna de bewindvoerder de gelegenheid zal krijgen op die akte te reageren.
Buitengerechtelijke kosten
26. Ten aanzien van de artikelen 16.1 van de algemene voorwaarden wordt het volgende overwogen. Deze artikelen luiden als volgt:
Artikel 16 Wat gebeurt er als u of wij onze verplichtingen niet nakomen?