ECLI:NL:RBAMS:2025:7669

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 oktober 2025
Publicatiedatum
16 oktober 2025
Zaaknummer
13-220808-25
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel uit Polen

Op 16 oktober 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Polen op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De zaak betreft een vordering van de officier van justitie tot behandeling van het EAB, dat op 19 mei 2023 door de regionale rechtbank in Szczecin is uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1970 en thans gedetineerd, heeft geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland. Tijdens de zitting op 2 oktober 2025 was de opgeëiste persoon aanwezig, bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.P.A. van Schaik, en een tolk. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd en de gevangenhouding bevolen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de rechtszittingen en dat hij een advocaat had gemachtigd om zijn verdediging te voeren. De rechtbank concludeert dat er geen weigeringsgronden zijn die de overlevering in de weg staan, en dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW). De rechtbank heeft ook overwogen dat er geen individueel reëel gevaar is van schending van het recht op een eerlijk proces in Polen, ondanks structurele gebreken in de Poolse rechtsorde. Uiteindelijk heeft de rechtbank de overlevering toegestaan, waarbij de opgeëiste persoon wordt overgeleverd voor het feit van oplichting, waarvoor een vrijheidsstraf van drie jaar en zes maanden is opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-220808-25
Datum uitspraak: 16 oktober 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 7 augustus 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 19 mei 2023 door
the Regional Court in Szczecin [Sąd Okręgowy w Szczecinie],Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1970,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in [detentieadres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 2 oktober 2025 in aanwezigheid van mr. A. Keulers, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.P.A. van Schaik, advocaat in Veenendaal, en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met dertig dagen verlengd. [2]
Daarnaast heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.
3 Standpunt raadsman
De raadsman ziet geen weigeringsgronden die aan de overlevering in de weg staan en refereert zich daarom aan het oordeel van de rechtbank.

4.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
final and binding judgement of the Regional Court in Szczecin [Sad Okręgowy w Szczecinie]van 9 februari 2022 met referentie III K 207/21.
Blijkens onderdeel d), onder punt 2, van het EAB en de aanvullende informatie van 27 augustus 2025 is tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld. In hoger beroep heeft t
he Court of Appeal in Szczecinbij arrest van 2 maart 2023 (kenmerk AKa 105/22) het vonnis in stand gelaten en het hoger beroep ongegrond verklaard.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van drie jaar en zes maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde arrest.
Dit arrest betreft het feit zoals dat is omschreven in het EAB. [3]

5.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

Op 27 augustus 2025 heeft
the Regional Court in Szczecin, III Criminal Division, voor zover hier van belang, naar aanleiding van vragen van het Internationaal Rechtshulp Centrum de volgende informatie verstrekt:
“no the person did not appear in person at the trial resulting in the decision.
(…)the person was not summoned in person but by other means actually received official information of the scheduled date and place of the trial which resulted in the decision, in such a manner that it was unequivocally established that he was aware of the scheduled trial, and was informed that a decision may be handed down if he does not appear for the trial.- being aware of the scheduled trial, the person had given a mandate to a legal counsellor, who was either appointed by the person concerned or by the State, to defend him or her at the trial, and was indeed defended by that counsellor at the trial.
(…)
[opgeëiste persoon] did not appear at the appeal trial scheduled for 2 March 2023 and the preceding trial on 1 December 2022, despite having been duly notified of the date. He was notified at the address he had provided during the proceedings in the subject criminal case: [adres]. Both summonses were received at this address by bis wife, [persoon 1] .
The legal counsellor of the defendant's choice, Advocate, Beata Gapinska - Rambalska, who actually represented him at the trial and also submitted a response to the appeal of the auxiliary prosecutor's representative, Marcin Cerkowniak - Advocate of [persoon 2] , and requested that additional evidence be taken by the Court of Appeal, namely the questioning of the defendant's wife, [persoon 1] , as a witness, and evidence from documents submitted by the lawyer. This led to an additional appeal trial being scheduled for 2 March 2023, at which the defendant's wife, [persoon 1] , was summoned and questioned as a witness. The court of second instance upheld the contested judgment, finding the appeal to be completely unfounded.
(…)
The sentenced person, [opgeëiste persoon] , was fully aware of the ongoing appeal proceedings, as on 29 November 2022 he submitted a request dated 28 November 2022 by email to exclude from the panel of judges one of the judges hearing the case in the appeal proceedings. The scan of the request was signed by the sentenced person by hand and included the address to which all correspondence for the sentenced person was sent. The Court of Appeal in Szczecin, in its decision of 1 December 2022, ref. 110. II AKo 175/22, dismissed this request as unfounded.”
Als het proces in twee opeenvolgende instanties heeft plaatsgevonden, namelijk een eerste aanleg gevolgd door een procedure in hoger beroep, dan is de laatste van die beslissingen relevant voor de beoordeling of is voldaan aan de vereisten van artikel 4 bis, eerste lid, Kaderbesluit 2002/584/JBZ en artikel 12 OLW, voor zover daartegen geen gewoon rechtsmiddel meer openstaat en daarom de zaak ten gronde definitief is afgedaan. [4] De rechtbank zal daarom de procedure in hoger beroep aan artikel 12 OLW toetsen.
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een arrest terwijl de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid. Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting stelt de rechtbank vast dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van het voorgenomen proces, een advocaat had gemachtigd om zijn verdediging te voeren, en dat deze advocaat tijdens het proces zijn verdediging ook daadwerkelijk heeft gevoerd. De rechtbank is daarom van oordeel dat sprake is van de situatie als bedoeld in artikel 12, sub b, OLW. De weigeringsgrond van artikel 12 OLW is daarom niet van toepassing.

6.Strafbaarheid

De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst het strafbare feit aan als een zogenoemd lijstfeit, dat in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staat vermeld, te weten:
oplichting.
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van Polen een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

7.Artikel 11 OLW: artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de EU

De rechtbank heeft eerder vastgesteld dat, vanwege structurele of fundamentele gebreken in de Poolse rechtsorde, in Polen een algemeen reëel gevaar bestaat van schending van het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld. [5]
Nu de opgeëiste persoon geen elementen heeft aangevoerd waaruit blijkt dat die structurele of fundamentele gebreken een concrete invloed hebben gehad op de behandeling van zijn strafzaak, is niet aangetoond dat sprake is van een individueel reëel gevaar van schending van het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld. [6]

8.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

9.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

10.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Regional Court in Szczecin [Sąd Okręgowy w Szczecinie],Polen, voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M.C.M. Hamer, voorzitter,
mrs. I. Verstraeten en M. Scheeper, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Kloos, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 16 oktober 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Hof van Justitie van de Europese Unie, 21 december 2023, C-397/22, LM, (
5.Rb. Amsterdam 10 februari 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:420, r.o. 5.3.1-5.3.3 en Rb. Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1794, r.o. 4.4.
6.Vgl. Rb. Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1794, onder verwijzing naar HvJ EU 22 februari 2022, C-562/21 PPU en C-563/21 PPU, ECLI:EU:C:2022:100 (