ECLI:NL:RBAMS:2025:7795

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 oktober 2025
Publicatiedatum
22 oktober 2025
Zaaknummer
1322055925
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering van een persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot diefstal en geweld

Op 14 oktober 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Poolse autoriteiten. De zaak betreft een vordering van de officier van justitie tot behandeling van het EAB, dat strekt tot de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, geboren in 2002 in Polen, die momenteel gedetineerd is in Nederland. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 30 september 2025 gehouden, waarbij de opgeëiste persoon aanwezig was met zijn raadsvrouw en een tolk. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd en de gevangenhouding bevolen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB is uitgevaardigd naar aanleiding van een vonnis van 29 mei 2024, waarin de opgeëiste persoon een vrijheidsstraf van 10 maanden is opgelegd, waarvan nog 7 maanden en 12 dagen resteerden. De raadsvrouw van de opgeëiste persoon heeft aangevoerd dat de overlevering moet worden geweigerd omdat de opgeëiste persoon niet op de hoogte was van de veroordeling. De officier van justitie betwistte dit en stelde dat de opgeëiste persoon wel degelijk op de hoogte was van de zaak.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de opgeëiste persoon impliciet afstand heeft gedaan van zijn recht op aanwezigheid bij de zitting, omdat hij verantwoordelijk was voor het doorgeven van zijn adreswijzigingen aan de Poolse autoriteiten. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen weigeringsgronden zijn en dat de overlevering kan plaatsvinden, aangezien het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet. De rechtbank heeft de overlevering aan Polen toegestaan voor de feiten zoals beschreven in het EAB.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-220559-25
Datum uitspraak: 14 oktober 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 5 augustus 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 4 juli 2025 door
the Circuit Court in Gorzów Wielkopolski, the 2nd Criminal Division, Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[de opgeëiste persoon] ,
geboren op [geboortedag] 2002 te [geboorteplaats] (Polen),
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in [penitentiaire inrichting] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 30 september 2025, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. E. Kolokatsi, advocaat tin Amersfoort, en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een vonnis van
the District Court of Law in Gorzów Wielkopolskivan 29 mei 2024, met kenmerk II K 54/24.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 10 maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog 7 maanden en 12 dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

Inleiding
Het EAB vermeldt in onderdeel D.2 het volgende:
"A correctly served notification of the date of the court hearing was returned to the sender due to the addressee failing to collect it within the prescribed time period. The notification was mailed on January 25, 2024 and considered served as of February 14, 2024 in accordance with Article 138 of the Polish Penal Procedures code."
Bij brief van 21 augustus 2025 heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit in aanvulling op bovenstaande het volgende toegelicht:
"1) During the proceedings in the case in question, [de opgeëiste persoon] , during two interrogations in the preparatory proceedings (presentation of the charge - page 83 and supplementation and extension of the charge - page 201), provided his registered address and place of residence address on each occasion - in both cases, these were the same addresses.
2) Before the first hearing in the case (page 82), [de opgeëiste persoon] was instructed about his obligation to inform the Prosecutor's Office or the Court (depending on the stage of the proceedings) about any change of address and the consequences this may have for him (the trail proceedings will take place in his absence). He acknowledged receipt of the instruction with his signature."
Standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw stelt zich primair op het standpunt dat de overlevering moet worden geweigerd omdat de opgeëiste persoon niet op de hoogte was van de veroordeling en omdat onduidelijk is naar welk van de twee opgegeven adressen de oproeping voor de zitting is verstuurd. Subsidiair stelt de raadsvrouw zich op het standpunt dat de zaak moet worden aangehouden om hierover nadere vragen te stellen aan Polen.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat kan worden afgezien van de toepassing van de weigeringsgrond van artikel 12 OLW omdat de opgeëiste persoon wel weet had van de zaak. Daarnaast begrijpt de officier van justitie de aanvullende informatie van 21 augustus 2025 zo dat de opgeëiste persoon tweemaal hetzelfde adres aan de Poolse autoriteiten heeft doorgegeven. De oproep is dan ook naar dat adres verstuurd.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan en evenmin een garantie als bedoeld in artikel 12, sub d, OLW is verstrekt.
Gelet daarop kan de overlevering ex artikel 12 OLW worden geweigerd.
De rechtbank ziet echter aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren. Zij acht hiervoor het volgende van belang.
Uit het EAB blijkt dat de oproep voor de zitting is verstuurd naar het door de opgeëiste persoon opgegeven adres. Uit de aanvullende informatie van 21 augustus 2025 blijkt dat de opgeëiste persoon twee adressen heeft opgegeven, namelijk een woonadres en een inschrijfadres. Ook heeft de opgeëiste persoon een adresinstructie ontvangen waarin hij is gewezen op de verplichting om adreswijzigingen aan de autoriteiten door te geven en de gevolgen van het niet doorgeven van een wijziging. Het ligt op de weg van de opgeëiste persoon om op beide opgegeven adressen de post in de gaten te houden. Voor zover de opgeëiste persoon al naar Nederland was vertrokken ten tijde van de oproeping, was het ook zijn verantwoordelijkheid om deze adreswijziging door te geven aan de Poolse autoriteiten. Op grond van deze omstandigheden stelt de rechtbank vast dat de opgeëiste persoon impliciet afstand heeft gedaan van zijn aanwezigheidsrecht, dan wel dat hij kennelijk onzorgvuldig is geweest met betrekking tot zijn bereikbaarheid voor officiële correspondentie. De rechtbank ziet dan ook aanleiding om af te zien van toepassing van de weigeringsgrond van artikel 12 OLW. Verder betekent het voorgaande dat het aanhoudingsverzoek van de raadsvrouw om vragen te stellen aan de Poolse autoriteiten wordt afgewezen.

5.Strafbaarheid

Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken.

6.Artikel 11 OLW: Poolse rechtsstaat

De rechtbank heeft eerder vastgesteld dat, vanwege structurele of fundamentele gebreken in de Poolse rechtsorde, in Polen een algemeen reëel gevaar bestaat van schending van het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld. [4]
Nu de opgeëiste persoon geen elementen heeft aangevoerd waaruit blijkt dat die structurele of fundamentele gebreken een concrete invloed hebben gehad op de behandeling van zijn strafzaak, is niet aangetoond dat sprake is van een individueel reëel gevaar van schending van het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld. [5]

7.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. De rechtbank staat daarom de overlevering toe.

8.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 312 Wetboek van Strafrecht en 2, 5 en 7 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van [de opgeëiste persoon] aan
the Circuit Court in Gorzów Wielkopolski, the 2nd Criminal Division(Polen) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. L.F. Bögemann en C.M.S. Loven, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.J. Gauneau, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 14 oktober 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Rb. Amsterdam 10 februari 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:420, r.o. 5.3.1-5.3.3 en Rb. Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1794, r.o. 4.4.
5.Vgl. Rb. Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1794, onder verwijzing naar HvJ EU 22 februari 2022, C-562/21 PPU en C-563/21 PPU, ECLI:EU:C:2022:100 (