Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
the Regional Court in Poznań, Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
1.Procesgang
2.Identiteit van de opgeëiste persoon
3.Grondslag en inhoud van het EAB
the District Court Poznańvan 25 november 2010
(reference number: VIII K 12/08),zoals gewijzigd door het arrest van
the Regional Court in Poznańvan 4 mei 2011
(reference number IV Ka 253/11).
the District Court Poznań – Stare Miasto in Poznań (reference number III Ko 93/14)is de tenuitvoerlegging van de straf bevolen. Van deze straf resteren volgens het EAB nog één jaar, zeven maanden en 28 dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde arrest van 4 mei 2011 met kenmerk
IV Ka 253/11.
suspended”). De raadsman stelt zich op het standpunt dat een uitspraak van de Poolse rechtbank ontbreekt waarin de opschorting is opgeheven en de tenuitvoerlegging is bevolen. Er is dus geen sprake van een voor tenuitvoerlegging vatbaar arrest.
enforcement proceedings” zijn opgeschort, hiermee is de executie van het arrest zelf niet opgeschorst. Het gaat om de opschorting van een uitvoeringsmaatregel, omdat de opgeëiste persoon onvindbaar is in Polen. Een dergelijke opschorting wordt gedaan ten behoeve van de stuiting van de verjaringstermijn waarbinnen de straf moet zijn tenuitvoergelegd. De opschorting had dus geen betrekking op de executie zelf. Tot slot stelt de officier van justitie dat, gelet op het vertrouwensbeginsel, moet worden uitgegaan van de juistheid van de informatie die de uitvaardigende justitiële autoriteit in het EAB heeft verstrekt. De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een arrest, zodat ervan uit moet worden gegaan dat het arrest voor executie vatbaar is.
Pursuant to the decision of 31 March 2016, the District Court Poznan- Stare Miasto in Poznan issued a domestic arrent warrant in respect of [de opgeëiste persoon] , and the suspended sentence execution proceedings.
the District Courtvan 31 maart 2016 en zijn om die reden vragen gesteld aan de uitvaardigende justitiële autoriteit over de wijze waarop de opschorting van de executie van de straf ongedaan gemaakt kan worden. Hierop is geen antwoord ontvangen. De rechtbank is bij nader inzien, met de officier van justitie, van oordeel dat de beantwoording van deze vragen niet nodig is. De rechtbank verwijst in dat verband naar een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. [4] In deze uitspraak is onder meer het volgende overwogen:
final judgmentdat voor executie vatbaar is. Hieraan doet de opmerking in onderdeel F) – die is opgenomen ten behoeve van de stuiting van de executieverjaring – niet af. De rechtbank verwerpt daarom het verweer van de raadsman.
4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
VIII K 12/08). Vervolgens heeft een procedure in hoger beroep plaatsgevonden die heeft geleid tot het arrest van 4 mei 2011 (
IV Ka 253/11), terwijl de opgeëiste persoon noch het openbaar ministerie maar een medeverdachte hoger beroep heeft ingesteld. Dit heeft ertoe geleid dat de straf die was opgelegd bij vonnis op 4 mei 2011, voor de opgeëiste persoon is gewijzigd. De Poolse autoriteiten geven in de aanvullende informatie van 12 september 2025 aan dat zij het D-formulier ten aanzien van de procedure in hoger beroep niet kunnen invullen. Daarnaast zijn geen antwoorden gekomen op de vragen die de rechtbank op de zitting van 23 september 2025 aan de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft gesteld. Tot slot stelt de raadsman zich op het standpunt dat een ingevuld D-formulier ten aanzien van de beslissing tot tenuitvoerlegging van de aanvankelijk voorwaardelijke opgelegde straf van 24 februari 2014 (
III Ko 93/14) ontbreekt. Ook hier is sprake van schending van de verdedigingsrechten.
VIII K 12/08). Nadien heeft een procedure in hoger beroep plaatsgevonden (
IV Ka 253/11). Omdat geen hoger beroep is ingesteld door de opgeëiste persoon of het openbaar ministerie, hebben de Poolse autoriteiten bij brief van 12 september 2025 aangegeven dat zij het D-formulier niet kunnen invullen. Er zou ten aanzien van de zaak van opgeëiste persoon ook geen officiële zitting zijn geweest. Desondanks heeft
the Regional Courtambtshalve geoordeeld over de schuld en de strafmaat, waarbij de opgeëiste persoon strafvermindering heeft gehad. De officier van justitie stelt zich daarom op het standpunt dat het proces in hoger beroep moet worden onderworpen aan de toets van artikel 12 OLW. De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft geen aanvullende informatie meer verstrekt naar aanleiding van de gestelde vragen. Tot slot heeft de officier van justitie opgemerkt dat uit de aanvullende informatie van 12 september 2025 blijkt dat de straf eerst voorwaardelijk is opgelegd en de opgeëiste persoon deze straf moet uitzitten vanwege twee nieuwe veroordelingen. Deze veroordelingen zijn uitgesproken bij twee verschillende vonnissen (
VIIK 296/13 en VII K 355/13). De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat voor de tenuitvoerlegging van de straf slechts de veroordeling voor één
triggerendfeit is vereist. In het vonnis met kenmerk
VII K 355/13,dat ten grondslag ligt aan EAB I, is de opgeëiste persoon in persoon opgeroepen. Om die reden is het niet noodzakelijk dat een D-formulier wordt ingevuld voor de procedure die tot het vonnis met kenmerk
VII K 355/13heeft geleid.
the Regional Court in Poznańvan 4 mei 2011 (
IV Ka 253/11) zal toetsen aan artikel 12 OLW.
an appellate court. Ook blijkt uit deze informatie dat de opgeëiste persoon niet op de hoogte is gesteld van de zitting in hoger beroep, maar dat het arrest aan zijn woonadres is betekend en in ontvangst is genomen door een huisgenote.
VII K 296/13en
VII K 355/13en de overige verweren geen bespreking meer.
5.Slotsom
6.Toepasselijke wetsbepalingen
7.Beslissing
[de opgeëiste persoon]aan
the Regional Court in Poznań, Polen, voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB;