ECLI:NL:RBAMS:2025:7859

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 oktober 2025
Publicatiedatum
24 oktober 2025
Zaaknummer
AMS 25/1574
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing aanvraag productiesubsidie door Stichting de Warme Winkel

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 21 oktober 2025, is het beroep van Stichting de Warme Winkel gegrond verklaard. De stichting had een aanvraag ingediend voor een productiesubsidie op grond van de Deelregeling meerjarige productiesubsidies 2025-2028, maar deze aanvraag was door het Fonds afgewezen. De rechtbank oordeelt dat de afwijzing onvoldoende gemotiveerd was, met name omdat het advies van de adviescommissie op verschillende punten niet voldoende onderbouwd was. De rechtbank wijst erop dat de adviescommissie niet adequaat heeft gemotiveerd waarom de artistieke signatuur van de stichting in gevaar zou komen en dat het Fonds onvoldoende duidelijkheid heeft gegeven over de criteria voor geografische spreiding. De rechtbank vernietigt het besluit van het Fonds en draagt hen op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de eerder genoemde punten in acht moeten worden genomen. Tevens moet het Fonds het griffierecht en de proceskosten aan de stichting vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 25/1574

uitspraak van de meervoudige kamer van 21 oktober 2025 in de zaak tussen

Stichting de Warme Winkel, uit Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: mr. M.J.P. Kamp),
en
de raad van bestuur van de Stichting Nederlands Fonds voor Podiumkunsten, het Fonds
(gemachtigden: A. Braxhoven en M. de Ridder).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de aanvraag van eiseres om een productiesubsidie op grond van de Deelregeling meerjarige productiesubsidies 2025-2028 (de Regeling). Eiseres is het niet eens met de afwijzing van de aanvraag. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de aanvraag.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het beroep gegrond is. Het advies van de adviescommissie is namelijk op verschillende punten onvoldoende gemotiveerd. Zo kan de rechtbank de conclusie van de adviescommissie dat de instandhouding van de artistieke signatuur een nadere motivering behoeft niet volgen. Datzelfde geldt voor de motivering ten aanzien het gebruik van podcasts en adoptiesteden. Daarnaast heeft het Fonds vooraf onvoldoende kenbaar gemaakt hoe het criterium geografische spreiding zou worden beoordeeld, waardoor eiseres hier bij haar aanvraag onvoldoende rekening mee heeft kunnen houden. Bij dat criterium is het aantal punten dat is toegekend daarom ook onvoldoende gemotiveerd. Het Fonds had gelet op het voorgaande het advies niet aan haar besluitvorming ten grondslag kunnen leggen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eiseres heeft een aanvraag ingediend voor een productiesubsidie in categorie III (een minimumgemiddelde van 80 uitvoeringen per jaar of 40 uitvoeringen in de grote zaal). Het Fonds heeft deze aanvraag met het besluit van 3 juli 2024 afgewezen. Het Fonds heeft hierbij verwezen naar het advies van de adviescommissie waarin is geconcludeerd dat de aanvraag vanwege budgettaire redenen niet voor honorering in aanmerking komt. Met het bestreden besluit van 27 januari 2025 op het bezwaar van eiseres is het Fonds bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
2.1.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het Fonds heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 9 september 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [naam 1] (artistiek directeur van eiseres), [naam 2] (zakelijk leider van eiseres), de gemachtigde van eiseres, de gemachtigden van het Fonds en [naam 3] (secretaris van het Fonds).

Totstandkoming van het bestreden besluit

3. Op grond van de Regeling kan op aanvraag een productiesubsidie voor vier jaar worden verstrekt. [1] Aanvragen worden voorgelegd aan een adviescommissie en worden beoordeeld aan de hand van de criteria van de Regeling. [2] De criteria zijn: artistieke kwaliteit, publieksfunctie, betekenis voor de Nederlandse podiumkunstpraktijk en geografische spreiding. [3] De aanvragen worden vervolgens onderverdeeld in ‘honoreren’, ‘honoreren voor zover het budget dat toelaat’ en ‘niet honoreren’. Om in aanmerking te komen voor honoreren of honoreren voor zover het budget dat toelaat, is tenminste een score van 6 punten nodig. Het Fonds honoreert vervolgens eerst de aanvragen met het advies ‘honoreren’ en vervolgens worden de aanvragen met het advies ‘honoreren voor zover het budget dat toelaat’ gehonoreerd in volgorde van de rangorde. De resterende aanvragen worden afgewezen. [4]
3.1.
De adviescommissie heeft bij het beoordelen van de aanvraag van eiseres drie punten (ruim voldoende) voor artistieke kwaliteit toegekend, één punt (voldoende) voor publieksfunctie, twee punten (ruim voldoende) voor betekenis voor de Nederlandse podiumkunstpraktijk en nul punten (neutraal) voor geografische spreiding. Het totaal is zes punten. Daarmee kreeg de aanvraag van eiseres het advies ‘honoreren voor zover het budget dat toelaat’ mee. Vanwege budgettaire overwegingen is de aanvraag vervolgens niet gehonoreerd.

Beoordeling door de rechtbank

Op de zaak betrekking hebbende stukken
4. Eiseres voert aan dat het Fonds ten onrechte de ‘bureau-analyse’ niet heeft gekwalificeerd als een ‘op de zaak betrekking hebbend stuk’ [5] . Uit de beoordelingswijzer blijkt dat de bureau-analyse door de adviseurs wordt gebruikt bij de voorbereiding. Daarmee kan de analyse het oordeel van de adviseurs beïnvloeden. Het is daarom van belang dat eiseres kan toetsen of de analyse een juiste en zorgvuldige sturing heeft gegeven. De bureau-analyse maakt daarmee onderdeel uit van het geschil.
4.1.
Het Fonds stelt zich op het standpunt dat de bureau-analyse op geen enkele wijze sturing geeft aan de adviseurs. Het is geen instructie of instruerend advies. De analyse wordt opgesteld door medewerkers van het Fonds ter voorbereiding van de commissievergadering en ten behoeve van een zekere uniformiteit in de advisering.
4.2.
Het betoog van eiseres slaagt niet. Onder verwijzing naar rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State [6] overweegt de rechtbank dat voor zover in de bureau-analyse oordelen over de aanvragen zijn neergelegd, deze alleen van betekenis zijn als deze worden overgenomen in de adviezen van de adviescommissie. Het advies moet het besluit op de aanvraag immers zelfstandig kunnen dragen. Omdat het oordeel in dit geval niet in het advies van de adviescommissie staat, is het niet noodzakelijk om kennis te kunnen nemen van de inhoud van de bureau-analyse om op adequate wijze de beoordeling van de aanvraag te kunnen bestrijden.
Beoordeling van de criteria
5. Als een bestuursorgaan zich bij zijn besluitvorming laat adviseren door een deskundige, geldt als algemeen uitgangspunt dat het bestuursorgaan op het advies van de deskundige mag afgaan, nadat het is nagegaan of dit advies op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. [7] Als een partij concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het advies, de begrijpelijkheid van de in het advies gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop naar voren heeft gebracht, mag het bestuursorgaan niet zonder nadere motivering op het advies afgaan. Zo nodig vraagt het orgaan de adviseur een reactie op wat de betrokkene over het advies heeft aangevoerd. Dit algemene bestuursrechtelijke uitgangspunt geldt ook bij een subsidie als hier aan de orde. Op het gebied van (kunst)subsidies geldt, dat het erom gaat dat de aanvrager in voldoende mate inzicht wordt verschaft in de gedachtegang die aan het gevolgde advies ten grondslag ligt. De aard van artistieke kwaliteitsoordelen brengt met zich dat de bestuursrechter de adviezen van de adviescommissie slechts terughoudend kan toetsen. [8]
Artistieke kwaliteit
6. Eiseres voert aan dat haar bewezen kracht, namelijk artistieke veelzijdigheid, ten onrechte als zwakte is aangemerkt. De adviescommissie heeft twijfels geuit of de kenmerkende artistieke signatuur van eiseres behouden zal blijven gezien de vele in het plan genoemde onderwerpen en thema’s, terwijl het brede palet aan onderwerpen volgens eiseres juist de kern van haar succesvolle signatuur is.
6.1.
Het Fonds is van mening dat de adviescommissie op grond van de aanvraag en in de context van het beoordelingskader in redelijkheid een meer overtuigende toelichting had mogen verlangen op het standpunt van eiseres dat haar kenmerkende signatuur behouden zou blijven, temeer omdat er juist met een kleiner artistiek team zal worden gewerkt. Nu deze toelichting ontbreekt, heeft de adviescommissie dit volgens het Fonds redelijkerwijs als punt van kritiek in de beoordeling mogen betrekken.
6.2.
Het betoog van eiseres slaagt. De rechtbank kan de redenering in het advies en de daarop volgende conclusies niet volgen. Eiseres heeft in haar aanvraag een gemotiveerde toelichting gegeven op haar signatuur. In bezwaar en op de zitting heeft zij nog eens toegelicht dat juist het werken met vele onderwerpen en zeer uiteenlopende thema’s de kern van het succes van eiseres is en dat zij bij eerdere aanvragen ook altijd het maximum aantal punten voor artistieke kwaliteit kreeg. Zonder nadere toelichting is het voor de rechtbank niet duidelijk waarom het Fonds daar nu aan twijfelt. Het enkele feit dat het artistieke team gehalveerd is, is daarvoor onvoldoende in het licht van de toelichting van eiseres dat het team al meerdere keren van grootte en samenstelling is gewijzigd zonder aantasting van de artistieke signatuur. Ook heeft eiseres in de aanvraag toegelicht dat zij ter aanvulling van het team op zoek gaat naar leden die passen bij de collectieve identiteit. De aanwas kan voortkomen uit haar eigen talentontwikkeling, uit de groep makers waar zij al langer mee samenwerkt of uit een groep nieuwe zij-instromers. De rechtbank ziet niet in waarom deze toelichting onvoldoende zou zijn. Bovendien merkt de adviescommissie op dat zij veel vertrouwen heeft in het vakmanschap van het huidige artistieke team, wat tegenstrijdig lijkt te zijn aan de twijfel aan het voortbestaan van de artistieke signatuur. Het advies is op dit punt dus onvoldoende gemotiveerd en het Fonds had dit dus niet ten grondslag aan het bestreden besluit kunnen leggen.
6.3.
Eiseres betoogt verder dat de opmerking van de adviescommissie dat eiseres ‘het verhaal of de spanningsboog’ onvoldoende heeft toegelicht onterecht is. Het mag als bekend worden verondersteld dat de inhoud van de voorstellingen van eiseres altijd pas ontstaat tijdens het repetitieproces op de vloer. Daarom kan eiseres het ontbreken van een gedetailleerdere toelichting niet worden tegengeworpen.
6.4.
Het Fonds vindt dat eiseres voorbij gaat aan het gegeven dat van aanvragers mag worden verwacht dat zij in hun plan een zo volledig mogelijk beeld geven van de activiteiten die zij voornemens zijn te realiseren. De adviescommissie heeft kanttekeningen geplaatst bij de verdere uitwerking van de producties. De plannen bevatten weinig informatie over de vormgeving en de speelstijl en ook het verhaal of de spanningsboog wordt nauwelijks toegelicht. De adviescommissie noemt dit een gemis, juist omdat eiseres zelf aangeeft vooral voor de grote zaal-voorstellingen een balanceer-act te voorzien tussen “extreem en toegankelijk”, waarbij de makers niet alleen hun eigen trouwe publiek, maar ook een bredere publieksgroep willen aanspreken.
6.5.
De rechtbank volgt het Fonds op dit punt. Van eiseres wordt bij de aanvraag niet een op alle punten uitgewerkt en gedetailleerd plan verwacht, maar het moet wel enige handvatten bevatten zodat de adviescommissie het kan beoordelen. De rechtbank kan zich voorstellen dat de door eiseres gegeven toelichting op dit punt te summier is voor de adviescommissie om te kunnen beoordelen of de voorstellingen het beoogde publiek zullen aanspreken. Het betoog van eiseres slaagt dus niet.
Publieksfunctie
7. Eiseres voert aan dat zij – in tegenstelling tot wat de adviescommissie concludeert – wel degelijk een uitgewerkte PR-strategie heeft. Eiseres heeft haar eigen merkidentiteit onder de loep laten nemen door KesselsKramer en onderdeel daarvan was een publieksonderzoek. Daarnaast wil eiseres haar kennis over haar publiek verdiepen door middel van kwalitatief onderzoek. Het klopt dat de drie primaire publieksgroepen (fans, voorhoede en massa) breed zijn gedefinieerd, maar dat is onderdeel van een bewuste branding-aanpak.
7.1.
Het Fonds heeft in reactie gesteld dat de PR-strategie volgens de adviescommissie niet voldoende concreet in het plan is beschreven, dan wel ontbreekt. Dat de brede definiëring van de drie primaire doelgroepen lastig is om een PR-strategie op te voeren, is alleen een constatering die nader had kunnen en moeten worden toegelicht. Het Fonds merkt ook op dat op geen enkele wijze door eiseres in het plan geduid is hoe zij de ene doelgroep, de ander zal laten beïnvloeden. Uit het plan blijkt ook niet dat het onderzoek van KesselsKramer mede op publieksonderzoek en publieksdoelgroepen ziet. Verder vond de adviescommissie het opmerkelijk dat een organisatie als eiseres, die al zo lang op dit niveau opereert, nu pas een vorm van publieksonderzoek laat uitvoeren.
7.2.
De rechtbank ziet onvoldoende aanknopingspunten om het advies op dit punt onzorgvuldig te achten. De kritiek van de adviescommissie lijkt primair te zijn gericht op het ontbreken van de uitwerking van het voornemen om het publiek te verbreden. De rechtbank is van oordeel dat deze conclusie navolgbaar is.
7.3.
Eiseres betoogt verder dat de adviescommissie haar ten onrechte tegenwerpt dat de prognose van een gelijkblijvend bezoekersaantal weinig ambitieus is gezien de opschaling naar meer grote zaal-voorstellingen. Eiseres heeft juist voor kwalitatieve publieksverbreding gekozen in plaats van voor onrealistische groeicijfers.
7.4.
Het Fonds stelt in reactie dat het standpunt wordt gehandhaafd dat eiseres uitgebreider had moeten toelichten dat er geen toename van het aantal bezoekers wordt verwacht, terwijl daar met de grotere zalen wel mogelijkheden toe waren.
7.5.
Het betoog van eiseres slaagt niet. De rechtbank is – met het Fonds – van oordeel dat als in het plan wordt vermeld dat het bezoekersaantal niet zal stijgen, ondanks dat er in grotere zalen wordt gespeeld, een nadere toelichting mag worden verlangd.
7.6.
Eiseres betoogt ten aanzien van dit criterium als laatste dat de adviescommissie de door eiseres beoogde inzet van podcasts en ‘adoptiesteden’ niet goed heeft begrepen en daarom tot een onjuiste conclusie is gekomen. Eiseres heeft alleen gesteld dat zij de podcastmarkt als advertentiekanaal gaat verkennen en zal niet zelf podcasts ontwikkelen. Dat laatste staat ook niet in het plan vermeld. De adviescommissie heeft daarom ten onrechte beoordeeld of de plannen voor het maken van een podcast voldoende zijn uitgewerkt. De uitwerking van de adoptiesteden zou ook onvoldoende zijn, maar eiseres heeft duidelijk gezegd dat zij tijdelijk extra wil investeren in specifieke steden met potentie door middel van gerichte lokale marketingacties, in nauwe afstemming met lokale programmeurs. Dit is volgens de adviescommissie niet anders dan reguliere marketing, maar juist door extra focus en budget te bundelen, hoopt eiseres in bepaalde regio’s een doorbraak te forceren die verder gaat dan reguliere inspanningen.
7.7.
Het Fonds verwijst naar de tekst in het plan: ‘We zijn daarom al begonnen met het verkennen van andere kanalen. Een specifiek nieuw advertentiekanaal is de podcast, waarvan de markt de afgelopen jaren enorm is gegroeid.’ Gelet hierop acht het Fonds navolgbaar dat de adviescommissie heeft gesteld dat het maken van podcasts vooralsnog een voornemen blijft. Ook voor wat betreft de adoptiesteden vermeldt het plan alleen dat eiseres gaat experimenteren met extra publiciteitskracht en budget en dat dit concreet inhoudt dat eiseres met een lokale marketeer gaat investeren in outdoor reclames, lokale media-aandacht en guerrilla-acties. Het Fonds vindt het niet onredelijk dat de adviescommissie hierop een nadere toelichting nodig heeft.
7.8.
De rechtbank acht de interpretatie die de adviescommissie en het Fonds aan de tekst in het plan van eiseres geven onnavolgbaar. Noch uit de context, noch uit de tekst zelf blijkt dat eiseres zelf een podcast wil beginnen. Het subsidiaire standpunt dat de gemachtigde van het Fonds ter zitting innam, dat ook het gebruik van podcasts als advertentiekanaal onvoldoende is toegelicht, kan de rechtbank ook niet volgen. Het behoeft geen nadere toelichting dat eiseres podcasts als advertentiekanaal wil gebruiken. Het Fonds heeft eiseres dus ten onrechte tegengeworpen dat het maken van podcasts bij een voornemen blijft. Datzelfde geldt voor de toelichting op het gebruik van adoptiesteden. Eiseres heeft een uitgebreide toelichting gegeven en onduidelijk is wat eiseres onvoldoende heeft gemotiveerd. Het advies is op dit punt dus onvoldoende gemotiveerd en het Fonds had dit dus niet ten grondslag aan het bestreden besluit kunnen leggen.
Betekenis voor de Nederlandse podiumkunstenpraktijk
8. Eiseres betoogt dat voor dit criterium meer punten hadden moeten worden toegekend. Eiseres wijst erop dat zij samen met het collectief BOG. de unieke theaterbroedplaats [naam 4] heeft opgericht. Het is een werkplaats met twee zalen, repetitieruimtes en een publiekscafé. Kleinere en middelgrote theatergezelschappen en autonome makers uit allerlei disciplines maken hier gebruik van. Hiermee heeft eiseres een belangrijk thuis gecreëerd voor de onafhankelijke theatersector. Faciliteiten die normaliter alleen grote BIS-gezelschappen [9] hebben, worden nu gedeeld door vele groepen. Dat is een bijzonder en onderscheidend organisatorisch effect op de podiumkunstenpraktijk. Een andere aanvrager heeft voor een aanzienlijk kleiner initiatief wél een punt toegekend gekregen.
8.1.
Het Fonds vindt het niet onredelijk dat de adviescommissie heeft gesteld dat [naam 4] voor eiseres een ‘eigen’ huis is, omdat eiseres in het plan heeft geschreven: “‘voor onszelf’ is [naam 4] de plek waar we werken, maken en regelmatig ons werk en dat van de nieuwe makers in de talentontwikkeling tonen”. Het hebben van een ‘eigen huis’ binnen het huidige professionele podiumkunstenlandschap is echter niet uitzonderlijk. Er worden ook andere activiteiten ontplooid binnen [naam 4] , maar die activiteiten staan los van de activiteiten van eiseres. Het ligt daarom niet in de rede de zelfstandige activiteiten van stichting [naam 4] als onderdeel van de aanvraag van eiseres te beoordelen. Bij de aanvraag van stichting BOG. zijn ook geen punten toegekend voor de oprichting van stichting [naam 4] . Voor zover de vergelijking wordt gemaakt met nog een andere aanvrager, stelt het Fonds dat geen sprake is van een gelijk geval. De puntentoekenning zag daar op het brede palet van trajecten en activiteiten die deze aanvrager ontplooit en niet alleen op het oprichten van een ‘eigen huis’. Ook is van belang dat bij deze betreffende aanvrager sprake is van één organisatie voor huis en gezelschap.
8.2.
Het betoog van eiseres slaagt niet. De rechtbank begrijpt dat [naam 4] voor eiseres van grote betekenis is en meer is dan (slechts) een ‘eigen huis’. De rechtbank ziet ook dat [naam 4] een bijzondere plek is voor andere makers uit de sector. De rechtbank kan het Fonds echter volgen dat dit niet tot een hogere puntentoekenning bij deze aanvraag zou moeten leiden. Bij de aanvraag gaat het namelijk niet om wat eiseres in het verleden heeft gedaan, maar om wat zij in de toekomst van plan is. Uit het dossier en uit wat op zitting is toegelicht, is niet gebleken in welke mate eiseres nog een uitzonderlijke rol heeft of zal hebben binnen [naam 4] in de periode waar de aanvraag op ziet. Mede door de oprichting van een aparte stichting heeft eiseres voor de toekomst op juridisch en organisatorisch vlak een beperkte rol. De rechtbank acht dan ook navolgbaar dat de oprichting van [naam 4] niet leidt tot het oordeel dat eiseres voor de komende subsidieperiode van aanzienlijke betekenis is voor de Nederlandse podiumkunstenpraktijk. Uit de toelichting van het Fonds blijkt ook duidelijk dat de vergelijking met een andere aanvrager niet opgaat, omdat geen sprake is van dezelfde gevallen.
8.3.
Eiseres stelt zich ook op het standpunt dat zij onvoldoende erkenning heeft gekregen voor internationale activiteiten en uitstraling. Er is erkend dat er uitvoeringen in Duitsland en België zijn, maar dan had eiseres net zoals ICK Dans Amsterdam aanspraak moeten kunnen maken op punten. Eiseres is bovendien één van de meest internationaal optredende gezelschappen in haar categorie. Dat volgens de adviescommissie geen sprake is van een substantieel aantal buitenlandse voorstellingen is niet juist. Eiseres heeft immers twee keer zoveel buitenlandse voorstellingen gespeeld als ICK en ICK wordt wel geroemd om internationale zichtbaarheid.
8.4.
Het Fonds merkt eerst op dat een vergelijking met een concurrerende aanvrager niet ter zake doet. Vervolgens stelt het Fonds dat er inderdaad uitvoeringen zijn geweest in Duitsland en België, maar dat in de periode 2025-2028 geen substantieel aantal voorstellingen in het buitenland zullen worden gespeeld. De speellocaties in het buitenland zijn ook niet dermate uitzonderlijk dat deze om inhoudelijke redenen breder gewaardeerd zouden moeten worden. Tot slot wijst het Fonds erop dat ICK vaste internationale partners heeft en bij nieuw werk samenwerkt met internationale coproducenten. Ook verblijft ICK als artist-in-residence bij verscheidene internationale productiehuizen en festivals en biedt zelf internationale resistenties aan. Dat is anders dan bij eiseres.
8.5.
Het betoog van eiseres slaagt niet. Uit het advies blijkt dat het niet alleen gaat om het aantal voorstellingen, maar ook om plekken of samenwerkingen die zo uitzonderlijk zijn dat deze om inhoudelijke redenen hoger gewaardeerd moeten worden. De adviescommissie heeft daarom in redelijkheid kunnen stellen dat eiseres geen uitzonderlijke bijdrage levert aan de internationale zichtbaarheid van de Nederlandse podiumkunsten. Ook heeft het Fonds voldoende toegelicht waarin ICK van eiseres verschilt en waarom dit een verschil in waardering kan rechtvaardigen.
Geografische spreiding
9. Eiseres voert aan dat het besluit met betrekking tot het criterium geografische spreiding in strijd is met het motiveringsbeginsel en zorgvuldigheidsbeginsel. Het beoordelingskader is niet transparant of vooraf kenbaar. Als eiseres had geweten hoe dit criterium werd beoordeeld, dan had zij een ander speelplan opgesteld.
9.1.
Het Fonds verwijst naar rechtspraak waaruit volgens het Fonds volgt dat het niet noodzakelijk is om de criteria precies in de regeling te definiëren. Wel is van belang dat de criteria voldoende richtinggevend zijn [10] en dat de uitleg van de criteria in het advies inhoudelijk te herleiden is tot de Regeling [11] .
9.2.
De rechtbank overweegt dat uit de rechtspraak [12] volgt dat de opzet waarbij de beoordelingscriteria pas na ontvangst van de aanvraag ontwikkeld worden, zodat rekening kan worden gehouden met nieuwe inzichten en ideeën die uit de aanvragen naar voren komen, niet in strijd is met de vereisten die gesteld zijn aan de wijze van verdeling en de bekendmaking daarvan. [13] Tegelijkertijd moeten potentiële subsidie-aanvragers ook rekening kunnen houden met de vastgestelde verdelingsmaatstaven. [14]
9.2.1.
De rechtbank stelt vast dat op grond van de Regeling de bijdrage aan spreiding wordt beoordeeld aan de hand van de gekende mogelijkheden voor speelcircuits van podia en festivals binnen de diverse genres van de podiumkunsten. Daarnaast wordt gekeken naar de vestigingsplaats, waarbij geen punten worden toegekend als de vestigingsplaats een G4-stad is.
9.2.2.
De adviescommissie heeft dit vervolgens als volgt uitgewerkt. De adviescommissie heeft voor alle aanvragers percentueel vastgesteld welk aandeel van hun uitvoeringen in een bepaalde regio of stad zal plaatsvinden. Per stad en regio zijn de percentages van de verschillende aanvragers op volgorde van klein naar groot gezet. De mediaan (het middelste percentage) is als uitgangspunt gehanteerd bij het beoordelen van de spreiding van de individuele aanvragers. De voorgenomen spreiding van uitvoeringen is vergeleken met de mediaan van elke regio om te beoordelen of een aanvrager bovengemiddeld speelt in een bepaalde stad of regio. Voor de weging heeft de adviescommissie het uitgangspunt dat het niet voldoende is om in één of twee regio’s meer dan de mediaan te spelen. Daarnaast heeft de adviescommissie bepaald dat de voorstellingen in Amsterdam in het geheel niet meetellen, omdat het podiumkunstenaanbod in Amsterdam volgens de adviescommissie zodanig groot is dat het geven van voorstellingen of concerten daar niet bijdraagt aan een evenredige spreiding over het land. De waardering van de vestigingsplaats heeft in overeenstemming met de Regeling plaatsgevonden.
9.2.3.
De rechtbank is van oordeel dat eiseres op basis van wat in de Regeling stond, onvoldoende rekening heeft kunnen houden met de manier waarop haar aanvraag uiteindelijk beoordeeld zou worden. Eiseres wist niet dat er met een mediaan gerekend zou worden en dat de mediaan berekend zou worden op basis van het aantal voorstellingen in een stad of regio, afgezet tegen het totaal aantal voorstellingen. Dat het spelen in Amsterdam in het geheel niet meegerekend zou worden, was ook niet bekend. Eiseres wist daarom niet dat het aandeel voorstellingen dat zij in Amsterdam zou spelen, zo beslissend zou zijn voor de beoordeling van haar gehele speelschema. De rechtbank ziet ook niet in waarom het Fonds deze criteria niet eerder had kunnen opstellen. De meetmethode is immers ontwikkeld door het Fonds (en niet door de adviescommissie) en kon dus onafhankelijk van de inhoud van de aanvragen ontwikkeld worden. Waar de mediaan zou liggen, kon uiteraard niet vooraf bekend gemaakt worden, maar dát er gerekend zou worden met een mediaan wel. Het inzicht dat het podiumkunstenaanbod in Amsterdam zodanig groot is dat het geven van voorstellingen in Amsterdam niet bijdraagt aan een evenredige spreiding, is ook geen inzicht waartoe de adviescommissie alleen had kunnen komen na de kennisname van alle aanvragen. Op de zitting heeft de gemachtigde van het Fonds nog naar voren gebracht dat het bekend maken van deze methode tot ondermijning zou leiden, omdat aanvragers dan meer berekenend hun aanvragen zouden indienen. De rechtbank acht dit echter niet overtuigend. Het doel van de Regeling om meer spreiding te bewerkstelligen had immers juist meer tot zijn recht kunnen komen als de methode vooraf bekend was gemaakt en aanvragers zich daardoor meer hadden gericht op geografische spreiding in de speelschema’s. Als de in de aanvraag opgegeven spreiding onrealistisch was geweest, was er ook ruimte geweest om hier punten voor af te trekken op grond van de Regeling. Bovendien zou onderlinge afstemming van de aanvragers niet mogelijk zijn, nu de mediaan pas berekend kon worden als alle aanvragen binnen waren.
9.2.4.
Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank dat het Fonds het beoordelingskader ten onrechte niet vooraf kenbaar heeft gemaakt en dat het beoordelingskader onvoldoende transparant was. Gelet hierop is de beoordeling ‘neutraal’ op het criterium geografische spreiding niet voldoende gemotiveerd. Het gevolg hiervan is naar het oordeel van de rechtbank dat het Fonds in ieder geval het spelen in Amsterdam wel zou moeten meerekenen. Omdat de bestuursrechter slechts terughoudend kan toetsen, is het verder aan de adviescommissie om dit punt opnieuw te beoordelen.

Conclusie en gevolgen

10. Uit het voorgaande volgt dat het advies van de adviescommissie het bestreden besluit niet kan dragen. Het beroep is dan ook gegrond omdat het bestreden besluit in strijd is met het motiveringsbeginsel. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank bepaalt dat het Fonds een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. Daarvoor is vereist dat het Fonds een nieuw advies aan de adviescommissie vraagt. De rechtbank verzoekt de adviescommissie ook nader te bezien en te motiveren of het aantal gegeven punten ten aanzien van ‘artistieke kwaliteit’ en ‘publieksfunctie’ nog in stand kan blijven nu het Fonds de kritiekpunten genoemd onder 6.2 en 7.8 eiseres ten onrechte heeft tegengeworpen. Dat geldt ook voor het gegeven aantal punten op het onderdeel ‘geografische spreiding’. De rechtbank geeft het Fonds zes weken voor het nemen van een nieuw besluit op bezwaar.
10.1.
Omdat het beroep gegrond is, moet het Fonds het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding van haar proceskosten.
Het Fonds moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.814,- omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 27 januari 2025;
- draagt het Fonds op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat het Fonds het griffierecht van € 385,- aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt het Fonds tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.C.S. van Limburg Stirum, voorzitter, en mr. M.C. Eggink en mr. J.A.W. Jansen, leden, in aanwezigheid van mr. M.L. Pijpers, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 21 oktober 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie artikel 1.3, tweede lid, van de Regeling.
2.Zie artikel 2.3 van de Regeling.
3.Zie artikel 3.4 van de Regeling.
4.Zie artikel 2.4 van de Regeling.
5.In de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
6.ABRvS 15 juli 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2258.
7.Zie artikel 3:9 van de Awb voor de wettelijke adviseur en artikel 3:2 van de Awb voor andere adviseurs.
8.ABRvS 9 juni 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1233.
9.Theatergezelschappen die vanuit de Culturele basisinfrastructuur (BIS) worden gesubsidieerd.
10.ABRvS 30 augustus 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2336 en ABRvS 20 november 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3918.
11.ABRvS 9 juni 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1233.
12.CBb 21 december 2011, ECLI:NL:CBB:2011:BU9729.
13.Zie artikel 4:26, van de Awb.
14.Kamerstukken II 1993/94, 23 700, nr. 3, p. 49.