6.2.In artikel 3.2.4 van Up-1 staan de volgende parkeernormen opgenomen:
“
Voor de in lid 3.1 toegestane functies gelden de volgende regels ten aanzien van parkeren ten behoeve van auto's en vrachtwagens:
bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen, uitbreiden, of wijzigen van de functie van gebouwen of gronden moet voldoende parkeergelegenheid zijn of worden gerealiseerd binnen de bestemming 'Bedrijventerrein - 1' en/of de overige gronden die in het bestemmingsplan als 'Bedrijventerrein - Uit te werken' zijn bestemd en waar nadien al dan niet een uitwerkingsplan voor is of wordt vastgesteld, waarbij voldoende betekent dat wordt voldaan aan de volgende parkeernormen:
bezoekers: minimaal 0,52 parkeerplaatsen per 100 m² bvo;
werknemers: minimaal 0,66 parkeerplaatsen voor werknemers per 100 m² bvo;
vrachtwagens: minimaal 0,12 parkeerplaatsen per 100 m² bvo;
in aanvulling op het bepaalde onder a is het parkeren door bezoekers uitsluitend op maaiveld toegestaan;
in aanvulling op het bepaalde onder a is het parkeren door werknemers uitsluitend op één of meerdere parkeerdaken toegestaan, waarbij binnen het plangebied niet meer dan 210 parkeerplaatsen voor werknemers op parkeerdaken zijn toegestaan;
in afwijking van het bepaalde onder c is het toegestaan om tijdelijk parkeerplaatsen voor werknemers te realiseren op het maaiveld, onder voorwaarde dat:
er wordt voldaan aan de minimum parkeernormen genoemd onder a;
de tijdelijke oplossing niet langer duurt dan dat noodzakelijk is voor de
verwezenlijking van de bestemming 'Bedrijventerrein - 1' en/of de overige gronden die in het bestemmingsplan als 'Bedrijventerrein - Uit te werken' zijn bestemd;
een tijdelijke oplossing als bedoeld onder d moet binnen het plangebied van het bestemmingsplan worden gerealiseerd, en mag alleen buiten het plangebied van het plan worden gerealiseerd indien er binnen het plangebied van het plan aantoonbaar onvoldoende ruimte is om te voorzien in voldoende parkeerplaatsen conform de minimum parkeernormen genoemd onder a;
burgemeester en wethouders zullen indien nodig aan omgevingsvergunningen die worden verleend op basis van dit plan voorwaarden verbinden ter verzekering van het bepaalde onder d.”