ECLI:NL:RBAMS:2025:8274

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 november 2025
Publicatiedatum
4 november 2025
Zaaknummer
81/302231-20 (promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van mensensmokkel en illegale tewerkstelling in Nederland

Op 3 november 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van mensensmokkel en illegale tewerkstelling. De verdachte werd veroordeeld voor het helpen van meerdere personen bij het verkrijgen van een wederrechtelijk verblijf in Nederland, terwijl zij ernstige redenen had om te vermoeden dat dit verblijf illegaal was. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met haar zoon, gedurende een langere periode op gestructureerde wijze meerdere personen hielp bij hun illegale verblijf en hen tegen betaling werk liet verrichten. De rechtbank baseerde haar oordeel op getuigenverklaringen, chatgesprekken en andere bewijsmiddelen die aantoonden dat de verdachte op de hoogte was van de illegale status van de betrokkenen. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden en een taakstraf van 120 uur. De rechtbank hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn van de procedure en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar leeftijd en gezondheid.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 81/302231-20 (
promis)
Datum uitspraak: 3 november 2025
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1951,
wonende op het adres [adres] , [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 22 en 24 september 2025, en 3 november 2025.
De zaak tegen verdachte (hierna ook: [verdachte] ) is gelijktijdig maar niet gevoegd
behandeld met de zaken tegen medeverdachte [medeverdachte 1] (81/302226-20) en [medeverdachte 2] (81/277875-21)
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. J.P. Hopman, en van wat de gemachtigde raadsvrouw van verdachte, mr. L.A.C. ter Steeg, naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat
primair
zij in of omstreeks de periode van 1 juni 2017 tot en met 16 november 2021 te Amsterdam en/of Kralingen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
acht, althans één of meer perso(o)n(en) (AMB-018-01 tot en met AMB-08-03, AMB-018-05 t/m AMB-018-07, AMB-018-09 en AMB-018-11), te weten:
1. [naam 1] , geboren op [geboortdatum] te [geboorteplaats] ;
2. [naam 2] , geboren op [geboortdatum] te [geboorteplaats] ;
3. [naam 3] , geboren op [geboortdatum] te [geboorteplaats] ;
4. [naam 4] , geboren op [geboortdatum] te [geboorteplaats] ;
5. [naam 5] , geboren op [geboortdatum] te [geboorteplaats] :
6. [naam 6] , geboren op [geboortdatum] te [geboorteplaats] ;
7. [naam 7] , geboren op [geboortdatum] te [geboorteplaats] of op [geboortdatum] te
[geboorteplaats] ;
8. [naam 8] , geboren op [geboortdatum] , geboorteplaats niet bekend;
uit winstbejag behulpzaam is/zijn geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland of hem/haar/hen daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft, door:
- hem/haar/hen tegen betaling werk te laten verrichten voor Schoonmaakbedrijf
[naam bedrijf 1] en/of [naam bedrijf 2] en/of;
- hem/haar/hen (nummer 1 tot en met 7) te voorzien van huisvesting op [adres huisvesting] ;
terwijl zij, verdachte, en/of haar mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat dat verblijf wederrechtelijk was;
en verdachte(n), van het plegen van dit feit een beroep of gewoonte heeft/hebben gemaakt.
subsidiair
zij in of omstreeks de periode van 1 juni 2017 tot en met 16 november 2021 te Amsterdam en/of Kralingen. althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen. althans alleen,
acht, althans één of meer perso(o)n(en) (AMB-018-01 tot en met AMB-018-03, AMB-018-05 t/m AMB-018-07, AMB-018-09 en AMB-018-11, te weten:
1. [naam 1] , geboren op [geboortdatum] te [geboorteplaats] ;
2. [naam 2] , geboren op [geboortdatum] te [geboorteplaats] ;
3. [naam 3] , geboren op [geboortdatum] te [geboorteplaats] ;
4. [naam 4] , geboren op [geboortdatum] te [geboorteplaats] ;
5. [naam 5] , geboren op [geboortdatum] te [geboorteplaats] :
6. [naam 6] , geboren op [geboortdatum] te [geboorteplaats] ;
7. [naam 7] , geboren op [geboortdatum] te [geboorteplaats] of op [geboortdatum] te
[geboorteplaats] ;
8. [naam 8] , geboren op [geboortdatum] , geboorteplaats niet bekend;
die zich wederrechtelijk toegang tot of verblijf in Nederland had(den) verschaft,
krachtens overeenkomst of aanstelling arbeid heeft doen verrichten, terwijl verdachte en/of haar mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) om te vermoeden dat de toegang of dat verblijf wederrechtelijk was;
en verdachte(n), van het plegen van dit feit een beroep of gewoonte heeft/hebben gemaakt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.Inleiding

Op 2 mei 2019 ontving de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (I-SZW, hierna ook: de Arbeidsinspectie) een melding van Humanitas over een mogelijk slachtoffer van arbeidsuitbuiting. Het zou gaan om [naam 1] (hierna: [naam 1] ), die zou hebben gewerkt voor ‘ [naam bedrijf 3] ’ van ‘ [medeverdachte 1] ’ (de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 1] , ook wel [roepnaam medeverdachte 1] en [roepnaam medeverdachte 1] in het dossier genoemd, hierna: [medeverdachte 1] ) en ‘ [naam bedrijf 4] ’ op naam van diens moeder ‘ [verdachte] ’ (de rechtbank begrijpt: verdachte). Naar aanleiding van deze melding heeft een intakegesprek plaatsgevonden met [naam 1] , waarna hij aangifte heeft gedaan tegen zijn voormalige werkgevers.
Op 10 juli 2019 volgde een tweede melding van Humanitas bij de Arbeidsinspectie, wederom over mogelijke arbeidsuitbuiting. Deze melding betrof [naam 2] (hierna: [naam 2] ). Met hem is een intakegesprek gevoerd en hij heeft vervolgens aangifte gedaan tegen zijn voormalige werkgevers.
[naam 1] en [naam 2] hebben verklaard dat zij gedurende hun werkzaamheden voor verdachte en haar zoon, medeverdachte [medeverdachte 1] , in de woning van verdachte aan de [adres huisvesting] verbleven. Verdachte zou zelf op het adres [adres] wonen. De werkgever, genaamd ‘ [medeverdachte 1] ’ zou wonen op het adres [adres medeverdachte 1] .
Naar aanleiding van het voorgaande is door de politie het onderzoek Barron [1] gestart.
Uit internetonderzoek en inzage in het handelsregister van de Kamer van Koophandel volgen aanwijzingen dat de bedrijven waarvoor [naam 1] en [naam 2] hebben gewerkt de bedrijven [naam bedrijf 2] . en [naam bedrijf 1] betreffen (hierna samen ook te noemen: [naam bedrijven] ). Verdachte en [medeverdachte 1] zijn (mede)vennoten van deze ondernemingen. Deze vennootschappen staan ingeschreven op het adres [adres huisvesting] . Uit het Kadaster volgt dat verdachte eigenaar is van deze woning en dat zij tevens eigenaar is van de woningen aan de [adres woningen] .
In de politiesystemen zijn twee mutaties geregistreerd waarbij [medeverdachte 1] betrokken was.
Op 11 januari 2015 zagen politiemedewerkers een man in de laadruimte stappen van een bestelbus op naam van schoonmaakbedrijf [naam bedrijven] . [medeverdachte 1] was de bestuurder van de bestelbus. De politiemedewerkers kregen het idee dat de man in de laadruimte, waarvan later bleek dat dit medeverdachte [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) was, in strijd met zijn verblijfsdocument werk zou gaan verrichten.
Op 26 februari 2019 controleerden politiemedewerkers een Mercedes Vito op naam van [naam bedrijven] . [medeverdachte 1] was de bestuurder van het voertuig en op de achterbank zaten drie personen, waaronder: [naam 2] , [naam 1] en [naam 9] (hierna: [naam 9] ),van wie de politie constateerde dat zij vreemdelingen waren die hier leken te werken.
Bij de Belastingdienst zijn de loonaangiften opgevraagd van [naam bedrijven] over de periode van januari 2015 tot en met 4 juni 2021. Hieruit kwam naar voren dat voor [naam 1] en [naam 2] geen loonaangifte is gedaan.
Op 12 augustus 2020 kreeg de Arbeidsinspectie wederom een melding binnen over illegale arbeid bij [naam bedrijven] , dit keer van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). De IND had op 6 augustus 2020 vlak na elkaar twee (anonieme) meldingen ontvangen. Eén over illegale werkzaamheden bij [naam bedrijven] met foto’s van de voor- en achterzijde van een tijdelijke Portugese verblijfsvergunning op naam van [naam 3] (hierna: [naam 3] ) en een melding dat er bij [naam bedrijven] veel mensen illegaal werken en dat deze mensen wonen in het ‘
house’ aan de [adres huisvesting] .
Tijdens de doorzoeking in de woning aan de [adres huisvesting] op 4 juni 2021 trof de politie twee personen aan, te weten [naam 6] (hierna: [naam 6] ) en [naam 5] (hierna: [naam 5] ). [naam 6] verklaarde hier voor werk te zijn, en dat hij was opgehaald door [medeverdachte 2] .
Tijdens de doorzoeking zijn verschillende telefoons in beslag genomen. In de onder [medeverdachte 1] in beslag genomen telefoon stonden chatgesprekken met het telefoonnummer + [nummer] , opgeslagen onder de naam ‘ [opgeslagen naam] ’. Dit nummer kwam overeen met het nummer van de telefoon die onder [medeverdachte 2] bij zijn aanhouding in beslag is genomen. Na het uitlezen van deze telefoons bleek dat er in chatgesprekken (veelvuldig) werd gesproken over het werven van nieuwe werknemers in het buitenland, de uitbetaling van de huidige werknemers en het onderbrengen van deze personen in de woning van verdachte aan de [adres huisvesting] .
Op 4 juni 2021 heeft een inspecteur van de afdeling Handhaving en Toezicht Bouw en Gebruik van de gemeente Amsterdam op verzoek van de politie het pand [adres huisvesting] gecontroleerd op brandveiligheid. Naar aanleiding van deze controle heeft de gemeente Amsterdam bestuursdwang toegepast door het sluiten van dit pand. Daarbij is bepaald dat het gebruik van de woning [adres huisvesting] voor kamergewijze verhuur beëindigd moest worden. In het besluit tot toepassen van bestuursdwang worden de overtredingen genoemd op basis van de Woningwet en het Bouwbesluit 2021: het ontbreken van een gebruiksmelding van kamergewijze verhuur en de afwezigheid van rookmelders. De gemeente Amsterdam heeft ook vermeld dat zij deze situatie niet wilde legaliseren wegens strijd met de Huisvestingsverordening.
Uit al het voorgaande is de verdenking ontstaan dat verdachte zich samen met [medeverdachte 1] schuldig maakte aan mensensmokkel dan wel illegale tewerkstelling.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde kan worden bewezen, met dien verstande dat ten aanzien van feit 1 geldt dat dit heeft plaatsgevonden in de periode vanaf 31 augustus 2017 tot 4 juni 2021.
4.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van zowel het primair als subsidiair tenlastegelegde. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Niet te bewijzen is dat verdachte tezamen en in vereniging de acht personen genoemd in de tenlastelegging tegen betaling werk heeft laten verrichten voor [naam bedrijven] .
Voor zover te bewijzen is dat verdachte de personen 1 tot en met 7 heeft gehuisvest, geldt dat verdachte daarbij niet uit winstbejag heeft gehandeld. Tot slot kan niet worden vastgesteld dat verdachte wist dan wel ernstige redenen had om te vermoeden dat de in de tenlastelegging genoemde personen wederrechtelijk in Nederland verbleven.
4.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde. Om uit te leggen hoe de rechtbank tot dit oordeel is gekomen, geeft zij hieronder allereerst een overzicht van de feiten en omstandigheden. Daarna volgt een bespreking van artikel 197a Wetboek van Strafrecht (Sr) waarin mensensmokkel strafbaar is gesteld. Daarna zal de rechtbank uitleggen op basis waarvan zij van oordeel is dat er voldoende bewijs is voor hetgeen verdachte wordt verweten.
4.3.1.
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [2]
4.3.1.1. Aangiftes [naam 1] en [naam 2]
[naam 1] heeft op 12 juni 2019 aangifte gedaan tegen verdachte en haar zoon [medeverdachte 1] . [naam 1] noemt verdachte ‘ [verdachte] ’. [3] Hij heeft verklaard dat hij sinds 1 september 2018 tot 8 april 2019 voor [medeverdachte 1] en verdachte heeft gewerkt. [4] Hij is op 1 september 2018 begonnen met werken toen hij illegaal werd. Hij heeft verdachte als eerste ontmoet. Verdachte vroeg of hij het werk aankon waarop hij ‘ja’ zei en waarna verdachte zei dat hij de rest over het salaris en de huur van haar zoon zou horen. [5] Hij heeft aan verdachte en [medeverdachte 1] verteld dat hij illegaal was en zij hebben zijn pasje gezien. [6] Ten tijde van zijn werkzaamheden verbleef [naam 1] op het adres [adres huisvesting] , in een woning van verdachte. Voor zijn werkzaamheden kreeg [naam 1] 5 euro per uur. De huur werd ingehouden van zijn loon. [7]
[naam 2] heeft verklaard dat hij, toen hij uitgeprocedeerd was, via een vriend in contact is gekomen met [medeverdachte 1] en verdachte voor onderdak. [naam 2] verklaarde dat hij vanaf 2016 tot 3 juli 2019 voor verdachte en [medeverdachte 1] heeft gewerkt. [8] Toen hij [medeverdachte 1] voor het eerst ontmoette zei [medeverdachte 1] dat hij [naam 2] onderdak zou bieden in ruil voor werk. [9] Daarna bracht [medeverdachte 1] hem naar een vrouw die hij aan [naam 2] voorstelde als zijn moeder. Zij liep met [naam 2] naar de [adres huisvesting] en gaf hem een sleutel van de voordeur. In deze woning heeft [naam 2] vervolgens verbleven. [10] Op de eerste dag van zijn werkzaamheden heeft [naam 2] aan [medeverdachte 1] verteld dat hij illegaal in Nederland verbleef en dat hij geen werkvergunning had. [11] Volgens [naam 2] ontving hij 250,- euro per vijftien dagen en werd de huur van zijn inkomsten afgetrokken. [12]
Zowel [naam 2] als [naam 1] verklaarden dat in de woningen op de [adres huisvesting] nog meer mensen woonden die illegaal in Nederland verbleven en voor verdachte en [medeverdachte 1] werkzaam waren. [13]
4.3.1.2. Ondernemingen en de adressen
Internetonderzoek en bevraging van de Kamer van Koophandel op basis van voornoemde gegevens leidden tot de twee bedrijven, die in dit vonnis worden aangeduid als [naam bedrijven] . Beide ondernemingen vermelden als bezoekadres de [adres huisvesting] . Uit informatie van de Kamer van Koophandel volgt dat verdachte en [medeverdachte 1] als (mede)vennoten van deze bedrijven staan ingeschreven. Uit de Gemeentelijke Basis Administratie volgt dat verdachte staat ingeschreven op het adres [adres] . [14] De woningen aan de [adres huisvesting] staan sinds 11 juni 1985 op naam van verdachte. [15] [medeverdachte 1] en zijn echtgenote zijn eigenaar van de woning aan [adres medeverdachte 1] . [16]
4.3.1.3. Aanvullend onderzoek
Mutaties
In de politiesystemen zijn twee mutaties opgenomen waarin [medeverdachte 1] voorkomt. De eerste registratie ziet op een controle op 11 januari 2015, waarbij [medeverdachte 2] in de laadruimte van een bestelbus op naam van [naam bedrijven] werd aangetroffen. De politie kreeg de indruk dat [medeverdachte 2] , weliswaar in het bezit van een V-document, mogelijk (zwarte) arbeid in strijd met zijn verblijfsdocument ging verrichten. Uit de mutatie volgt dat [medeverdachte 1] als bestuurder van deze bestelbus hierop is aangesproken en aangaf dit te begrijpen. [17]
De tweede registratie heeft betrekking op een controle op 26 februari 2019 van een Mercedes Vito voorzien van kenteken [kenteken] , welk voertuig sinds 21 februari 2018 op naam staat van [naam bedrijven] . Uit de mutatie volgt dat [medeverdachte 1] als bestuurder in het voertuig zat en dat er drie personen, waaronder [naam 1] en [naam 2] , op de achterbank van dit voertuig zaten. De politie constateerde dat [naam 1] en [naam 2] vreemdelingen waren en dat zij niet in Nederland mochten werken. [18]
Informatieaanvragen Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND)
Uit de brief van de IND van 8 december 2020 volgt dat [naam 1] in de periode van 1 oktober 2018 tot en met 8 april 2019 geen verblijfstitel in Nederland had en dat arbeid in die periode niet was toegestaan. Vanaf 2 januari 2017 tot en met 2 januari 2018 beschikte [naam 1] over een W-document met als beperking ‘TWV vereist voor specifieke arbeid, andere arbeid niet toegestaan’ (de rechtbank begrijpt: tewerkstellingsvergunning, hierna: TWV). Vanaf 12 juni 2019 beschikte [naam 1] over een verblijfsvergunning waarbij arbeid vrij is toegestaan. [19]
Uit dezelfde brief volgt dat [naam 2] in de periode van 11 maart 2018 tot en met 3 juli 2019 geen verblijfstitel had in Nederland en arbeid niet was toegestaan. Per 24 september 2019 heeft [naam 2] een verblijfsvergunning verkregen waarbij arbeid vrij was toegestaan.
De verblijfsstatus van [naam 2] gedurende zijn verblijf in Nederland is nader onderzocht en het resultaat daarvan is uiteengezet in de door de officier van justitie overgelegde e-mail van de IND van 17 september 2025. Uit de e-mail volgt dat [naam 2] van 14 oktober 2015 tot en met 18 januari 2017 in een asielprocedure liep, waarmee hij in die periode rechtmatig verblijf had in Nederland. Uit deze e-mail komt ook naar voren dat in deze periode een TWV was vereist om legaal werkzaamheden in Nederland te verrichten. [20]
Belastingdienst
Op 19 november 2020 zijn de loonaangiften van [naam bedrijven] opgevraagd over de periode vanaf 11 maart 2018 tot en met 19 november 2020. Uit de door de Belastingdienst verstrekte gegevens volgt dat voor [naam 1] en [naam 2] geen loonaangifte is gedaan. [21] Op 2 september 2021 zijn de loonaangiften van [naam bedrijven] opgevraagd over de periode vanaf 1 januari 2015 tot en met 31 maart 2018. Ook in deze periode komen [naam 1] en [naam 2] niet voor in de loonaangiften van [naam bedrijven] . [22]
Observatie
Op 25 mei 2021 zijn door het observatieteam van de FIOD de woningen aan de [adres woningen] in Amsterdam geobserveerd. Het observatieteam zag om 08:32 uur een vrouw met een gele jas de woning aan de [adres huisvesting] binnen lopen. Deze vrouw toonde gelijkenissen met een door het politieteam ter beschikking gestelde foto van [naam 3] . [23]
Op 4 juni 2021 werden de woningen aan de [adres woningen] opnieuw geobserveerd. Het observatieteam zag om 7:31 uur een man de woning aan de [adres huisvesting] verlaten en op een andere locatie in Amsterdam met een vrouw in een bus met kenteken [kenteken] stappen. [24] Deze bus stond op naam van [naam bedrijven] [25] , en werd bestuurd door [medeverdachte 1] . [26] De man en de vrouw stapten om 08:21 uur uit op de Pampuslaan in Weesp. Van de man en de vrouw zijn door het observatieteam foto’s gemaakt. [27] De personen op die foto’s komen overeen met de man en de vrouw op de foto die is gemaakt bij de werkplekcontrole bij [naam bedrijf 5] Dit betroffen [naam 4] (hierna: [naam 4] ), genoemd in de tenlastelegging, en [naam 10] (hierna: [naam 10] ). [28]
4.3.1.4. Doorzoekingen en inbeslagneming gegevensdragers
Op 4 juni 2021 vond een doorzoeking plaats in de woningen aan de [adres huisvesting] . Tijdens die doorzoeking troffen de verbalisanten op de bovenverdieping van de woning aan de [adres huisvesting] twee personen aan, te weten [naam 6] en [naam 5] . De verbalisanten constateerden dat de woning aan de [adres huisvesting] uit meerdere woonlagen bestond en dat meerdere ruimtes waren ingericht als aparte kamers voor bewoning, die met verschillende sleutels geopend dienden te worden. [29]
De gemeente Amsterdam heeft op 4 juni 2021 een inspectie in die woning uitgevoerd en het pand daarop gesloten. Er was sprake van een overtreding van de Woningwet en het Bouwbesluit 2021, omdat nooit een gebruiksmelding is gedaan van kamergewijze verhuur en er geen rookmelders aanwezig waren. De gemeente Amsterdam wilde de situatie niet legaliseren wegens strijd met de Huisvestingsverordening. [30]
Tijdens de doorzoeking zijn diverse gegevensdragers in beslag genomen, waaronder twee telefoons van het merk Apple. Van deze telefoons is het interne geheugen met daartoe bestemde soft- en hardware uitgelezen. [31]
In de woning op het adres [adres medeverdachte 1] , de woning van [medeverdachte 1] , vond op 4 juni 2021 eveneens een doorzoeking plaats. Ook bij die doorzoeking werden meerdere gegevensdragers in beslag genomen. [32]
Onder medeverdachte [medeverdachte 2] is een telefoon van het merk Samsung beslag genomen. Ook die telefoon is uitgelezen. [33]
4.3.1.5. Bij wie waren de in beslag genomen telefoons in gebruik?
Telefoonnummer van verdachte
Onder verdachte is een telefoon in beslag is genomen met het telefoonnummer [nummer] . Met deze telefoon werd gebruik gemaakt van Whatsapp. Eén van de Whatsappgesprekken werd gevoerd met het telefoonnummer van [medeverdachte 1] , opgeslagen in deze telefoon onder de naam ‘ [medeverdachte 1] ’. Ook stond in de telefoon een Whatsappgesprek ontvangen van het telefoonnummer + [nummer] , dat was opgeslagen onder de naam ‘ [naam 11] Amsterdam’.
De gebruiker van het nummer [nummer] stuurde op 2 juni 2021 het volgende bericht naar het contact [naam 11] : ‘
om 7 uur in de avond komen paar sollicitanten, Kijk of je nog bij wilt, Ik begrijp dat je moe bent, Zo niet laat ik jou weten hoe en wat, Mama’. De persoon opgeslagen als [naam 11] stuurde daarop diezelfde dag terug: “
Mama, vanavond kan ik er helaas niet bij zijn, maar hoor graag van jou wat je ervan vond. [34]
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij een broertje heeft genaamd [naam 11] . [35] Uit de informatie uit de Basisregistratie personen volgt dat verdachte een zoon heeft genaamd [naam 11] . [36] De rechtbank acht het gelet daarop aannemelijk dat de persoon die staat opgeslagen als ‘ [naam 11] ’, de zoon van [verdachte] is.
Daar komt bij dat ook [naam 2] als telefoonnummer van verdachte heeft doorgegeven [nummer] . Zij stond in de telefoon van [naam 2] opgeslagen onder de naam ‘Madam’. [37]
Gelet op het voorgaande in combinatie met de inhoud van voornoemde berichten, stelt de rechtbank vast dat het telefoonnummer [nummer] bij verdachte in gebruik was. Dat betekent dat berichten die met dit nummer zijn verstuurd en door dit nummer zijn ontvangen, worden toegeschreven aan verdachte.
Telefoonnummer van [medeverdachte 1]
De telefoon die onder [medeverdachte 1] in beslag is genomen, had als telefoonnummer [nummer] . [medeverdachte 1] heeft tijdens zijn verhoor op 4 juni 2021 verklaard dat hij het beste te bereiken is op dat telefoonnummer. [38] De rechtbank stelt vast dat [medeverdachte 1] de gebruiker is van dit nummer en schrijft de chats die met dit nummer zijn verstuurd dan wel ontvangen toe aan [medeverdachte 1] .
Telefoonnummer van [medeverdachte 2]
Aan de telefoon die onder [medeverdachte 2] in beslag is genomen bij zijn aanhouding op 18 november 2021 is het nummer + [nummer] gekoppeld. Tijdens het onderzoek aan de telefoon van verdachte en de telefoon van [medeverdachte 1] , bleek dat het telefoonnummer + [nummer] in beide telefoons stond opgeslagen. In het toestel van [medeverdachte 1] stond het nummer opgeslagen onder de naam ‘ [opgeslagen naam] ’ [39] , en in het toestel van verdachte als ‘ [opgeslagen naam] ’. [40]
Bij het AZC was het telefoonnummer [nummer] bekend als het telefoonnummer van [medeverdachte 2] . [41] [medeverdachte 2] heeft ook zelf verklaard dat deze telefoon bij hem in gebruik was. [42] De rechtbank stelt gelet daarop vast dat [medeverdachte 2] de gebruiker is van het toestel met telefoonnummer + [nummer] en schrijft de berichten die zijn verstuurd met en zijn ontvangen door dit nummer, toe aan [medeverdachte 2] .
4.3.1.6. Inhoud van de telefoons
Informatie uit de telefoon van [medeverdachte 1]
Uit de chatgesprekken tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] volgt dat [medeverdachte 2] vanaf mei 2017 voor hem werkte. Hij verstuurde overzichten van gewerkte uren. Daarnaast stond [medeverdachte 2] in contact met nieuwe werknemers en regelde hij dat zij bij [medeverdachte 1] kwamen werken. [medeverdachte 2] stuurde foto’s van verblijfsdocumenten van deze werknemers aan [medeverdachte 1] . Volgens deze documenten mochten deze werknemers niet in Nederland werken. [medeverdachte 2] regelde in sommige gevallen dat werknemers in de woning aan de [adres huisvesting] konden verblijven. Uit de chatgesprekken volgt dat [medeverdachte 2] de werknemers aanstuurde, veelal in opdracht van [medeverdachte 1] . [43]
Informatie uit de telefoon van verdachte
Uit Whatsappgesprekken tussen verdachte en verschillende werknemers en familieleden komt naar voren dat verdachte zich bezighield met het aannemen van nieuwe werknemers voor [naam bedrijven] , inzicht had in de documenten van nieuwe werknemers en wist dat niet alle personen met een verblijfsvergunning mogen werken. Daarnaast komt naar voren dat zij zich in ieder geval sinds januari 2016 tot juli 2020 zich bezighield met het aansturen van werknemers en het inwerken van nieuwe werknemers. Zij nam beslissingen over de werkzaamheden, bemoeide zich met het uitbetalen van werknemers en gaf [medeverdachte 2] daartoe instructies. [44]
Informatie uit de telefoon van [medeverdachte 2]
Uit berichten in de telefoon van [medeverdachte 2] komt naar voren dat [medeverdachte 2] werknemers (uit het buitenland) regelde om voor [medeverdachte 1] te werken. Hieruit volgt ook dat hij werknemers opdrachten gaf over waar en hoe laat zij moesten werken en hij betaalde ook namens ‘de baas’ salaris uit. Daarnaast gaven werknemers gewerkte uren aan hem door, regelde hij vliegtickets, haalde hij werknemers op als zij in Nederland aankwamen en regelde hij het verblijf voor werknemers (aan de [adres huisvesting] ). [45]
4.3.1.7. Juridisch kader
Voor een bewezenverklaring van artikel 197a van het Wetboek van Strafrecht (Sr), - kort gezegd: mensensmokkel - is vereist dat verdachte, al dan niet uit winstbejag, behulpzaam is geweest bij een persoon toegang tot, doorreis door of verblijf te verschaffen in Nederland of een andere lidstaat van de Europese Unie, of betrokkene daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft, terwijl zij weet of ernstige redenen heeft om te vermoeden, dat de toegang, de doorreis of het verblijf wederrechtelijk is. Voor hulp bij illegaal verblijf (artikel 197a lid 2 Sr) is winstbejag een vereiste.
Naar vaste rechtspraak dient het bestanddeel ‘behulpzaam bij’ in artikel 197a Sr in overeenkomstige zin te worden uitgelegd als in artikel 48 Sr, waarin medeplichtigheid in het algemeen strafbaar is gesteld. Het gaat er onder meer om of de verdachte het verblijf van de vreemdeling in Nederland in enigerlei opzicht bevordert of gemakkelijk maakt. In lijn met het doel en de strekking van artikel 197a Sr, te weten het tegengaan van mensensmokkel, en conform het algemeen spraakgebruik dient onder ‘het verblijven in Nederland’ als bedoeld in dat artikel te worden verstaan: elk zich ophouden in Nederland.
Het begrip ‘wederrechtelijk’ in de delictsomschrijving van artikel 197a Sr dient, gelet op de wetsgeschiedenis, te worden uitgelegd als ‘zonder enig subjectief recht of enige bevoegdheid’.
Met wederrechtelijk verblijf wordt bedoeld het verblijf dat niet berust op een aan enige rechtsregel te ontlenen titel. In welke gevallen een vreemdeling het recht heeft om in Nederland te verblijven, wordt bepaald in de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) [46] , in het bijzonder artikel 8 van die wet (rechtmatig verblijf).
In artikel 8 van de Vw staat limitatief vermeld wanneer een vreemdeling rechtmatig verblijf heeft in Nederland. Sub i van dat artikel bepaalt dat de vreemdeling rechtmatig verblijf heeft gedurende de vrije termijn, bedoeld in artikel 12, zolang het verblijf van de vreemdeling bij of krachtens artikel 12 is toegestaan.
Artikel 12, eerste lid, onder c, van de Vw bepaalt - voor zover hier van belang - dat het de vreemdeling die bij binnenkomst heeft voldaan aan de verplichtingen waaraan een persoon bij grensoverschrijding is onderworpen, is toegestaan in Nederland te verblijven, zolang hij geen arbeid verricht voor een werkgever in strijd met de Wet arbeid vreemdelingen.
Winstbejag
Voor de in artikel 197a, tweede lid, Sr ten laste gelegde behulpzaamheid bij illegaal verblijf is winstbejag van de verdachte een vereiste. Van winstbejag kan worden gesproken indien het handelen van de verdachte is ingegeven door een gerichtheid op verrijking, waarbij het niet noodzakelijk behoeft te gaan om een op geld waardeerbaar voordeel, en evenmin bepalend is of het beoogde voordeel ook daadwerkelijk werd behaald. Voldoende is dat blijkt dat de verdachte op de bedoelde verrijking uit is geweest (Hoge Raad 13 november 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX5419).
Beroep of gewoonte
Van ‘een beroep of gewoonte maken’ als bedoeld in artikel 197a Sr is sprake als verdachte zich vaker en met enige regelmaat, al dan niet beroepsmatig, schuldig heeft gemaakt aan mensensmokkel of behulpzaamheid bij het wederrechtelijk verblijf.
4.3.2.
Feiten en omstandigheden van de in de tenlastelegging genoemde personen
1. [naam 1]
Verblijf
heeft verklaard dat hij in 2015 voor het eerst in Nederland een asielaanvraag heeft ingediend. Die aanvraag is volgens hem in 2017 afgewezen. [47]
Uit informatie van de IND volgt dat [naam 1] in de periode van 1 oktober 2018 tot en met 8 april 2019 geen verblijfstitel had in Nederland; arbeid was in die periode niet toegestaan. [48]
Werken
[naam 1] heeft in de periode van 1 september 2018 tot 8 april 2019 voor verdachte en [medeverdachte 1] gewerkt. Voor zijn werkzaamheden ontving hij 5 euro per uur. [49] Hij werd door [medeverdachte 1] naar de locatie van de werkzaamheden gebracht. [50]
Uit de brief van de IND van 8 december 2020 volgt dat [naam 1] in de periode van 2 januari 2017 tot en met 2 januari 2018 over een W-document beschikte met als beperking TWV vereist voor specifieke arbeid, andere arbeid niet toegestaan. Vanaf 24 september 2019 heeft [naam 1] een verblijfsvergunning ontvangen waarbij arbeid vrij is toegestaan. De periode die [naam 1] voor [naam bedrijven] heeft gewerkt, valt tussen deze twee perioden in en dat betekent dat [naam 1] gedurende zijn werkzaamheden voor [naam bedrijven] niet in het bezit was van een verblijfsvergunning of W-document.
Uit de gegevens van het UWV volgt dat er geen TWV voor [naam 1] is aangevraagd. [51]
De rechtbank stelt dan ook vast dat het voor [naam 1] toen hij begon met werken voor [naam bedrijven] , niet was toegestaan om arbeid te verrichten in Nederland.
Wonen
In de periode dat [naam 1] werkzaamheden voor [naam bedrijven] verrichtte, verbleef hij in de woning op de [adres huisvesting] . [52]
2. [naam 2]
Verblijf
heeft verklaard dat hij in 2015 naar Nederland is gevlucht vanuit Pakistan. [53]
Van 14 oktober 2015 tot en met 18 januari 2017 liep [naam 2] in een asielprocedure, zodat hij rechtmatig verblijf had in Nederland. Hij mocht in die periode (beperkt) werken, mits een TWV was verleend.
Van 14 februari 2017 tot en met 31 augustus 2017 liep [naam 2] in de beroepsfase van zijn asielprocedure, zodat hij gedurende die periode rechtmatig verblijf had in Nederland. In de periode van 31 augustus tot en met 19 oktober 2017 verbleef [naam 2] niet rechtmatig in Nederland. Vanaf 19 oktober 2017 liep [naam 2] in een procedure voor verblijf voor een medische behandeling en op 1 december 2017 diende hij een herhaalde asielaanvraag in. Tot 5 februari 2018, het moment waarop de IND zijn aanvraag afwees, had [naam 2] dus rechtmatig verblijf in Nederland. Daarna volgde tot 12 juli 2019 onrechtmatig verblijf in Nederland.
In de perioden waarin hij rechtmatig in Nederland verbleef, mocht hij slechts (beperkt) werken als een TWV was verleend. [54]
Werk
[naam 2] heeft verklaard dat hij tot 3 juli 2019 voor verdachten heeft gewerkt. [55] Uit de chatgesprekken die [medeverdachte 1] met [naam 2] heeft gevoerd, volgt dat [naam 2] aan [medeverdachte 1] zijn uren doorgaf die hij voor [naam bedrijven] had gewerkt. Hieruit blijkt dat de gewerkte uren vanaf juni 2017 zijn doorgegeven. [56] Hij werd door [medeverdachte 1] naar de locatie van de werkzaamheden gebracht. [57]
Wonen
In de periode dat [naam 2] voor verdachten werkte, verbleef hij in de woning op de [adres huisvesting] . [58]
Wederrechtelijk verblijf
Vastgesteld wordt dat [naam 2] weliswaar gedurende de ten laste gelegde periode deels rechtmatig in Nederland verbleef, maar ook dat nooit een TWV voor hem is aangevraagd. Uit informatie van de IND volgt dat dit wel was vereist om in Nederland werkzaamheden te mogen verrichten. Dat betekent dat [naam 2] ook in de perioden dat hij een verblijfsstatus had en voor verdachten werkte, wederrechtelijk in Nederland verbleef.
3. [naam 3]
Verblijf
beschikte over een Nepalees paspoort en een Portugees verblijfsdocument, geldig tot en met 6 november 2020. [59]
Uit de brief van de IND van 2 september 2021 blijkt dat vanhaar geen verblijfsaanvraag bekend is. [60]
Werken
Op 13 april 2019 stuurde [medeverdachte 2] een bericht naar [medeverdachte 1] waarin hij schreef dat er op maandag een nieuwe vrouw zou komen. Vervolgens stuurde [medeverdachte 2] een foto van een vrouw waarop ook de naam [naam 3] stond. Op diezelfde dag stuurde [medeverdachte 2] de volgende berichten naar [medeverdachte 1] : "
I heard she works very good." en "
lf she works with us, she will be fit and fine". Op 18 april 2019 stuurde [medeverdachte 2] : “
The new lady is staying in house 6 trom today. Naw she is working with madam. Madam says she works good. lf you have work tomorrow, she wants to work with the team sir". [61]
Volgens getuige [naam getuige 1] werkte [naam 3] voor [naam bedrijven] en verbleef zij bij het bedrijf waar ze werkte. [62]
In de telefoon van [medeverdachte 1] stonden berichten afkomstig van het telefoonnummer + [nummer] , opgeslagen onder de naam ' [opgeslagen naam] ', waarin gewerkte uren over de periode van 1 mei 2019 tot en met 22 november 2019 werden doorgegeven. Ook stonden er berichten in de telefoon van [medeverdachte 1] die waren gestuurd vanuit het telefoonnummer + [nummer] , opgeslagen onder de naam ' [opgeslagen naam] ', waarin gewerkte uren over de periode van 13 januari 2020 tot en met 1 juni 2021 werden doorgegeven.
Vanuit het telefoonnummer + [nummer] werden foto’s van documenten op naam van [naam 3] gestuurd. De gebruiker van het nummer + [nummer] werd aangesproken met ‘ [naam 12] ’. Ook de gebruiker van het nummer + [nummer] werd ‘ [naam 12] ’ genoemd. [63] Op 1 november 2021 heeft de politie telefonisch contact geprobeerd op te nemen met het nummer + [nummer] . Toen de politie door dit nummer werd teruggebeld, stelde de vrouw zich voor als [naam 3] . [64]
Uit het voorgaande volgt dat zowel het telefoonnummer + [nummer] als het telefoonnummer + [nummer] bij [naam 3] in gebruik waren. De rechtbank stelt vast dat de berichten afkomstig van beide telefoonnummers door [naam 3] zijn gestuurd.
De rechtbank stelt gelet op het voorgaande vast dat [naam 3] in ieder geval van 18 april 2019 tot en met 1 juni 2021 voor [naam bedrijven] heeft gewerkt.
Uit de gegevens van het UWV volgt dat voor [naam 3] geen TWV is aangevraagd. [65]
Wonen
Zowel [naam 1] als [naam 2] hebben verklaard dat in de woningen aan de [adres huisvesting] nog andere illegale personen verbleven die werkten voor [naam bedrijven] . Zo zou ook [naam 3] in één van deze woningen verblijven. Volgens [naam 2] verbleef zij hier vanaf april of mei 2019 tot in ieder geval 3 juli 2019. [66] Op 25 mei 2021 wordt door het observatieteam waargenomen dat om 8:32 uur een vrouw, die wordt herkend als [naam 3] , de woning aan de [adres huisvesting] binnengaat. [67]
4. [naam 4]
Verblijf
Tijdens een werkplekcontrole door arbeidsinspecteurs van de Arbeidsinspectie op 4 juni 2021 in Weesp is een persoon genaamd [naam 4] werkend aangetroffen. [68] heeft verklaard dat hij vanuit [geboorteplaats] via Portugal naar Nederland is gekomen. [69]
In het proces-verbaal van bevindingen waarin de chatgesprekken tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] staan beschreven, volgt dat [medeverdachte 2] op 24 juli 2020 naar [medeverdachte 1] een foto stuurde van de voor- en achterzijde van een Portugees verblijfsdocument, geldig tot 30 juli 2021, en een Nepalees paspoort, beide op naam van [naam 4] . Daarna stuurde [medeverdachte 2] naar [medeverdachte 1] een bericht met de tekst: "
The new guy, ready to come from Portugal".
Op 29 juli 2020 stuurde [medeverdachte 2] naar [medeverdachte 1] een foto van een vliegticket op naam van [naam 4] voor een vlucht op 1 augustus 2020 vanuit Lissabon naar Amsterdam. [70]
De rechtbank stelt op basis van het voorgaande vast dat [naam 4] vanaf 1 augustus 2020 in Nederland verbleef. Uit de brief van de IND van 2 september 2021 blijkt dat van [naam 4] geen verblijfsaanvraag bekend is. [71]
Werken
[naam 4] heeft verklaard dat hij werkte voor [naam bedrijven] , en dat hij door zijn baas [roepnaam medeverdachte 1] naar de werkplek werd gebracht. De uren die hij werkte hield hij zelf bij en hij kreeg aan het einde van de maand uitbetaald. Dat kwam neer op ongeveer 5,- euro per uur. [72] In de telefoon van [medeverdachte 1] zijn berichten aangetroffen die werden verstuurd met het nummer + [nummer] , opgeslagen onder de naam ‘ [naam 4] 2020/2021 Nieuwe’, waarin gewerkte uren voor de periode van 2 augustus 2020 tot en met 30 april 2021 werden doorgegeven. [73] Bij het verhoor van [medeverdachte 1] door de Inspectie SZW op 4 november 2021, naar aanleiding van de werkplekcontrole bij [naam bedrijf 5] , heeft hij verklaard dat het klopt dat [naam 4] die dag in opdracht van hem had gewerkt. [74]
Uit vertaalde chatgesprekken tussen [medeverdachte 2] en [naam 4] , volgt dat [naam 4] op zoek leek te zijn naar werk in Nederland. [medeverdachte 2] leek via zijn baas werk voor hem te kunnen regelen zodat hij naar Nederland kon komen. Vervolgens heeft [medeverdachte 2] een vliegticket voor [naam 4] geregeld en is [naam 4] naar Nederland gereisd. [75]
Gelet op het feit dat [naam 4] op 1 augustus 2020 in Nederland is gearriveerd, zijn voornaam ( [naam 4] ) overeenkomt met de naam van het in de telefoon van [medeverdachte 1] opgeslagen contact en hij steeds een lijst met gewerkte uren (vanaf 2 augustus 2020) aan [medeverdachte 1] heeft doorgegeven, gaat de rechtbank ervan uit dat het nummer + [nummer] bij [naam 4] in gebruik was. [76]
De rechtbank stelt vast dat [naam 4] in ieder geval van 2 augustus 2020 tot en met 4 juni 2021 voor [naam bedrijven] heeft gewerkt.
Uit de gegevens van het UWV volgt dat voor [naam 4] geen TWV is aangevraagd. [77]
Wonen
[naam 4] heeft verklaard dat hij verbleef in een woning in [adres huisvesting] 6. [78] Die kamer was geregeld door ‘ [roepnaam medeverdachte 1] ’ en de huur van de kamer bedroeg 250,- euro per maand. [79] [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij denkt dat [naam 4] in de woning van zijn moeder woonde. [80] Verder blijkt uit het vertaalde chatgesprek tussen [medeverdachte 2] en [naam 4] dat [naam 4] op de [adres huisvesting] kon logeren. [81]
5. [naam 5]
Verblijf
Tijdens de doorzoeking in de woning aan de [adres huisvesting] op 4 juni 2021 werd [naam 5] in één van de kamers aangetroffen. [82] Hij verklaarde dat hij vanuit Portugal naar Nederland was gekomen. Via Facebook was hij in contact gekomen met een man genaamd ‘ [medeverdachte 1] ’ bij wie hij kon logeren in de woning waar hij die ochtend was aangetroffen. Ook wordt tijdens het gesprek duidelijk dat [naam 5] gebruik maakt van het telefoonnummer + [nummer] . [83]
Uit de chatgesprekken tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] volgt dat [medeverdachte 2] op 17 oktober 2020 naar [medeverdachte 1] een foto stuurde van de voorzijde van een Portugees verblijfsdocument op naam van [naam 5] , dat geldig was tot 26 juni 2022. Hierna stuurde [medeverdachte 2] het volgende bericht naar [medeverdachte 1] : "
I fixed this man . looks strong. talked every thing. About Corona ,lockdown ,work,Salary,house etc.", "I talked him also About construction work"en
“Can i tell him to book a flight ?".[medeverdachte 1] antwoordde hierop bevestigend. Op dezelfde dag stuurde [medeverdachte 2] naar [medeverdachte 1] een foto van de boekingsgegevens van een ticket op naam van [naam 5] voor een vlucht op 21 oktober 2020 vanuit Lissabon naar Amsterdam. [84] De rechtbank stelt op basis van het voorgaande vast dat [naam 5] vanaf 21 oktober 2020 in Nederland verbleef.
Uit de brief van de IND van 2 september 2021 blijkt dat van [naam 5] geen verblijfsaanvraag bekend is. [85]
Werken
Betreffende de periode waarin [naam 5] voor [naam bedrijven] heeft gewerkt, is het volgende van belang.
In de telefoon van [medeverdachte 1] stond een contact opgeslagen met nummer + [nummer] onder de naam ‘ [naam 5] 2020’ en een contact met nummer + [nummer] onder de naam ‘ [naam contact] ’. [86] Tijdens het informatieve gesprek met [naam 5] is vastgesteld dat hij gebruik maakte van het nummer + [nummer] . [87] De man op de foto in de detailgegevens van het telefoonnummer + [nummer] vertoonde overeenkomsten met de man op de foto van het telefoonnummer + [nummer] , waarvan [naam 5] gebruik maakte. [88]
In de telefoon van [medeverdachte 1] stond een chatgesprek met het nummer + [nummer] , waarin [medeverdachte 1] op 24 november 2020 het volgende bericht stuurde: ‘
Be ready at 6:30.. No wnl tomorrow’.Op 5 januari 2021 stuurde [medeverdachte 1] naar dit nummer het bericht
: “ [naam 5] come tomorrow morning with [naam 4] at 7:30 to spui 112 ..constructionwork other place …but I’ll pick you at spui 112.”Op 18 mei 2025 stuurde verdachte:
“Be ready with [naam 6] around 9:30 ... Ruiterkade ... take key from [naam 4] [adres] stairhouses’”. Op 3 november 2020 stuurde de gebruiker van het nummer + [nummer] naar [medeverdachte 1] een foto van een handgeschreven urenlijst vanaf 21 oktober 2020 tot en met mei 2021. [89] Op 19 mei 2021 stuurde de gebruiker van het telefoonnummer + [nummer] naar [medeverdachte 1] een overzicht met urenlijsten van 1 mei 2021 tot en met 18 mei 2021. [90]
Gelet op het feit dat [naam 5] op 21 oktober 2020 in Nederland is gearriveerd, vanaf dat moment lijsten met gewerkte uren aan [medeverdachte 1] zijn doorgegeven, zijn voornaam overeenkomt met de naam van het opgeslagen contacten (bij de twee nummers die eindigen op - [nummer] en – [nummer] ) in de telefoon van [medeverdachte 1] en de persoon op de foto overeenkomsten vertoont met de persoon op de foto van het nummer + [nummer] waar [naam 5] in ieder geval gebruik van maakte, gaat de rechtbank ervan uit dat ook het nummer + [nummer] bij [naam 5] in gebruik was.
De rechtbank stelt gelet op het voorgaande vast dat [naam 5] in ieder geval van 21 oktober 2020 tot en met 31 mei 2021 voor [naam bedrijven] heeft gewerkt.
Uit de gegevens van het UWV volgt dat voor [naam 5] geen TWV is aangevraagd. [91]
Wonen
[naam 5] heeft verklaard dat hij verbleef in de woning waar hij is aangetroffen. [92]
6. [naam 6]
Verblijf
Tijdens de doorzoeking in de woning aan de [adres huisvesting] op 4 juni 2021 is [naam 6] op de bovenste verdieping in een van de kamers aangetroffen. [93] Hij heeft verklaard dat hij vanuit [geboorteplaats] via Italië naar Portugal is doorgereisd alwaar hij een verblijfsdocument heeft ontvangen. In maart 2021 is hij vanuit Lissabon naar Nederland gevlogen, waar hij werd opgehaald door een landgenoot genaamd ‘ [medeverdachte 2] ’. [medeverdachte 2] vertelde aan [naam 6] dat een meneer genaamd ‘ [roepnaam medeverdachte 1] ’ werk voor hem zou kunnen regelen, hetgeen hij deed voor de gehele Nepalese gemeente. [naam 6] verklaarde dat hij de kamer waarin hij is aangetroffen heeft gehuurd. Hij heeft hiervoor eenmalig 250,- euro aan [medeverdachte 1] betaald. Volgens [naam 6] is de moeder van [medeverdachte 1] degene die alles regelt. [94]
Uit de chatgesprekken tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] volgt dat [medeverdachte 2] op 22 februari 2021 naar [medeverdachte 1] een foto stuurde van de voorzijde van een Portugese verblijfvergunning op naam van [naam 6] , geboren op [geboortdatum] , geldig tot 11 januari 2023. Daarna stuurde [medeverdachte 2] naar [medeverdachte 1] een bericht met de volgende inhoud: "
"This boy is final for coming here. 27 Yrs .Planning to start work from next week. Need your permission to call him".[medeverdachte 1] antwoordde hierop: "
Let him come". Op 24 februari 2021 stuurde [medeverdachte 2] naar [medeverdachte 1] een foto van een ticket op naam van [naam 6] voor een vlucht op 2 maart 2021 vanuit Lissabon naar Amsterdam. Op 5 maart 2021 stuurde [medeverdachte 2] naar [medeverdachte 1] :
"He is here. [naam 6] ". [95]
De rechtbank stelt op basis van het voorgaande vast dat [naam 6] vanaf 2 maart 2021 in Nederland verbleef.
Uit de brief van de IND van 2 september 2021 blijkt dat van [naam 6] geen verblijfsaanvraag bekend was. [96]
Werken
[naam 6] heeft verklaard dat hij voor werk in Nederland verbleef. Het zou om schoonmaakwerk gaan en hij zou op dat moment ongeveer twee tot drie maanden werken. [97] Ook [medeverdachte 2] heeft verklaard dat [naam 6] bij [medeverdachte 1] heeft gewerkt. [98] In de telefoon van [medeverdachte 1] is een chatgesprek aangetroffen met het telefoonnummer + [nummer] , opgeslagen onder de naam ‘ [naam 6] ’. Deze persoon stelde zich op 22 maart 2021 voor als [naam 6] . Vanuit dit telefoonnummer werden de gewerkte uren vanaf 3 maart 2021 tot en met 30 mei 2021 verstuurd naar [medeverdachte 1] . [99]
Gelet op het feit dat [naam 6] op 2 maart 2021 in Nederland is gearriveerd, de persoon met het nummer + [nummer] vanaf 3 maart 2021 informatie over gewerkte uren naar [medeverdachte 1] doorstuurde, de naam waarmee de gebruiker van het telefoonnummer zich aan [medeverdachte 1] heeft voorgesteld overeenkomt met de voornaam van [naam 6] , gaat de rechtbank ervan uit dat het nummer + [nummer] bij [naam 6] in gebruik was.
Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat [naam 6] van 3 maart 2021 tot en met 30 mei 2021 voor [naam bedrijven] werkte.
Uit de gegevens van het UWV volgt dat voor [naam 6] geen TWV is aangevraagd. [100]
Wonen
[naam 6] heeft verklaard dat hij in de woning aan de [adres huisvesting] een kamer huurde. [101] Ook [medeverdachte 2] heeft verklaard dat [naam 6] in hetzelfde huis woonde. Dat was het huis van de moeder van [medeverdachte 1] . [102]
De rechtbank stelt daarom vast dat [naam 6] in de woning aan de [adres huisvesting] verbleef.
7. [naam 7]
Verblijf
had een (tijdelijk) Portugees verblijfsdocument, geldig tot 30 juli 2020. [103]
Uit de brief van de IND van 2 september 2021 blijkt dat van [naam 7] geen verblijfsaanvraag bekend is. [104]
Werken
In de telefoon van [medeverdachte 1] stonden twee contacten met de naam ‘ [naam 7] ’ opgeslagen. Het telefoonnummer + [nummer] stond opgeslagen als ‘ [naam 7] app Nepali’ en het nummer + [nummer] als ‘ [naam 7] Cleaner’. Met het nummer + [nummer] zijn chatgesprekken gevoerd in de periode van 3 april 2019 tot en met 2 september 2019 en met het nummer + [nummer] in de periode van 22 maart 2019 tot en met 2 september 2019. [105] Het telefoonnummer opgeslagen als [naam 7] app Nepali stuurde op 29 april 2019 een foto van de voor- en achterkant van een tijdelijke Portugese verblijfsvergunning op naam van [naam 7] naar [medeverdachte 1] . Op 6 juli 2019 werd met het nummer van [naam 7] app Nepali’ een foto van een Nepalees paspoort op naam van [naam 7] naar [medeverdachte 1] gestuurd. Daarnaast werden er berichten over het betalen van de huur naar [naam 7] app Nepali gestuurd. [106]
In de telefoon van [medeverdachte 1] staan diverse chatberichten die gestuurd zijn in de periode van 28 april 2019 tot en met 29 juli 2019 en die betrekking hebben op het uitvoeren van werkzaamheden door [naam 7] in opdracht van [medeverdachte 1] . In de periode van 1 mei 2019 tot en met 2 september 2019 werd vanuit het telefoonnummer van [naam 7] app Nepali (+ [nummer] ) iedere maand, en soms ook tussentijds, een overzicht verstuurd met het aantal gewerkte uren van de voorgaande maand naar [medeverdachte 1] . Hierbij werd vermeld dat het de urenoverzichten van [naam 7] betrof. [107] Uitgaande van het totaalbedrag van 1.740,- euro zou het uurloon ongeveer 5,08 euro bedragen. [108] De rechtbank gaat er gelet op het voorgaande van uit dat voornoemde nummers bij [naam 7] in gebruik waren en dat hij, gelet op de inhoud van de berichten, van april 2019 tot augustus 2019 voor [naam bedrijven] heeft gewerkt.
Uit de gegevens van het UWV volgt dat voor [naam 7] geen TWV is aangevraagd. [109]
Wonen
[naam 1] heeft verklaard dat hij denkt dat [naam 7] vanaf kerst 2018 tot en met april 2019 in de woning op de [adres huisvesting] woonde. [110] [naam 2] heeft verklaard dat hij in ieder geval tot 3 juli 2019 in het huis heeft gewoond en hij denkt dat dit voor een periode van acht tot tien maanden is geweest. [111] Volgens [naam 1] moesten [naam 7] en zijn partner ook huur betalen. [112] . [medeverdachte 1] heeft op 1 september 2019 aan [naam 7] het volgende bericht gestuurd: “
you are leaving Tomorrow can you pay rent of August today[…]. [113]
8. [naam 8]
Verblijf
Uit de chatgesprekken die zijn gevoerd tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] volgt dat zij contact hebben gehad over een persoon genaamd [naam 8] (hierna: [naam 8] ). Op 12 augustus 2019 stuurde [medeverdachte 2] een foto van een Portugese verblijfsvergunning op naam van [naam 8] naar [medeverdachte 1] . Daarbij stuurde [medeverdachte 2] de volgende berichten: “
This guy from Devin malla wants to come any time"en "
Can I fix his ticket?". Daarop antwoordde [medeverdachte 1] : "
Yess fix the ticket". Op 12 augustus 2019 stuurde [medeverdachte 2] een foto van een vliegticket van Lissabon naar Portugal (de rechtbank leest: Amsterdam) op 14 augustus 2019 op naam van [naam 8] , geboren op [geboortdatum] . Op 14 augustus 2019 stuurde hij naar [medeverdachte 1] : “
the new guy arrived , tomorrow going to work in Ramgracht”. [114]
De rechtbank stelt op basis hiervan vast dat [medeverdachte 1] voor [naam 8] een ticket heeft laten kopen en [naam 8] op 14 augustus 2019 in Nederland is gearriveerd met het doel om te gaan werken voor [naam bedrijven] .
Werken en wonen
Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat [naam 8] ook daadwerkelijk voor [naam bedrijven] heeft gewerkt. De rechtbank kan evenmin vaststellen waar [naam 8] vanaf zijn aankomst in Nederland heeft verbleven. Of [naam 8] door verdachte en [medeverdachte 1] is voorzien van huisvesting kan dan ook niet worden vastgesteld. Verdachte zal daarom van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
4.3.3.
Tussenconclusie:
De rechtbank stelt op basis van voornoemde feiten en omstandigheden vast dat de personen vermeld onder 1 tot en met 7 in de periode van 1 juni 2017 tot de aanhouding van verdachte op 4 juni 2021, voor [naam bedrijven] hebben gewerkt en in de woning van verdachte aan de [adres huisvesting] hebben verbleven.
[naam 2] en [naam 1]
had in de ten laste gelegde periode, in ieder geval bij aanvang van zijn werkzaamheden voor [naam bedrijven] , geen verblijfsstatus in Nederland. Hij beschikte niet over een geldig verblijfsdocument en was een uitgeprocedeerde asielzoeker. Bij de IND en het UWV was geen informatie bekend op grond waarvan hij legaal arbeid mocht verrichten in Nederland. Dat maakt dat de rechtbank vaststelt dat hij wederrechtelijk in Nederland verbleef.
Voor [naam 2] geldt dat hij gedurende een deel van de ten laste gelegde periode een verblijfsstatus in Nederland had, maar vaststaat dat hij gedurende zijn verblijf in Nederland geen arbeid mocht verrichten zonder tewerkstellingsvergunning. Nu duidelijk is geworden dat hij voor [naam bedrijven] arbeid heeft verricht zonder TWV, was ook zijn verblijf in Nederland wederrechtelijk.
Over de wederrechtelijkheid van het verblijf van de personen 3 tot en met 7 overweegt de rechtbank als volgt.
[naam 3] , [naam 5] , [naam 4] , [naam 6] en [naam 7] beschikten over een (tijdelijke) Portugese verblijfsvergunning zodat het voor hen in beginsel was toegestaan om naar Nederland te reizen en in Nederland te verblijven. Echter, volgens artikel 8, eerste lid onder a Vw is het slechts toegestaan om in Nederland te verblijven, indien en zolang het bij en krachtens de Vw bepaalde in acht wordt genomen. Eén van die voorwaarden is dat – op grond van artikel 12, eerste lid onder c, Vw – geen werkzaamheden mogen worden verricht in strijd met de Wet Arbeid Vreemdelingen (Wav). Het verblijf van de vreemdeling die zich niet aan de desbetreffende voorwaarden houdt, is als wederrechtelijk in de zin van artikel 197a Sr aan te merken.
Voor geen van de in de tenlastelegging genoemde personen is een TWV afgegeven. Evenmin bestond er voor de personen 3 tot en met 7 een andere grond op basis waarvan zij in Nederland legaal mochten werken. Nu deze personen naar Nederland zijn gekomen met het doel om arbeid te verrichten en zij in strijd met de Wav arbeid hebben verricht, was hun verblijf in Nederland wederrechtelijk. [115]
4.3.4.
Handelen van verdachte
Vaststaat dat verdachte de onder 1 tot en met 7 genoemde personen in haar woning heeft laten verblijven. De rechtbank is daarnaast van oordeel dat verdachte hen tevens tegen betaling werk heeft laten verrichten. De schriftelijke verklaring van verdachte dat zij al jaren niet meer actief is voor [naam bedrijven] , wordt door de bewijsmiddelen weerlegd.
Afspraken over de arbeidsvoorwaarden werden mondeling gemaakt en het loon werd contant betaald, zonder dat daar aangifte van werd gedaan bij de Belastingdienst. Waar, wanneer en hoe laat de werknemers moesten werken, hoorden zij van verdachte, [medeverdachte 1] of [medeverdachte 2] .
Getuige [naam getuige 2] , in dienst bij [naam klant] , heeft verklaard dat [naam bedrijven] schoonmaakwerkzaamheden verrichtte voor [naam klant] . [medeverdachte 1] was de werkgever en zijn moeder de directrice. Zij deed met name de schoonmaak van huizen en getuige zag haar wel eens als zij mensen bracht. Eén van de medewerkers van [naam bedrijven] , [naam 9] , noemde haar ‘madame’. [116] Onder die naam stond zij ook opgeslagen in de telefoon van [naam 2] . Getuige [naam 9] heeft verklaard dat ‘ [verdachte] ’ altijd streng was als zij werkten, zij erop toezag dat zij secuur waren en zij hun schoonmaakwerk controleerde. [117]
Volgens [naam 6] , die ook in de woning verbleef, was de moeder van [medeverdachte 1] degene die alles regelde. [118] [medeverdachte 1] heeft verklaard dat het bedrijf niet draait zonder zijn moeder. [119] [naam 1] heeft verklaard dat hij, toen hij voor [naam bedrijven] ging werken, verdachte als eerst fysiek ontmoette. Dit was op het kantoor aan de Herengracht. [120]
Niet alleen wordt door meerdere personen over de rol van verdachte verklaard, haar betrokkenheid bij de ondernemingen volgt bovendien uit het onderzoek naar de inhoud van haar telefoon. De rechtbank wijst daarbij onder meer op de volgende berichten. [121]
17-1-2016
15:17:18
[verdachte] [medeverdachte 1]
Bij deze laat ik jou weten dat [naam 13] morgen ook komt samen met [naam 14]
Wil je haar in de gaten houden
Laat ze goed en hard werken
En kijk of ze de volgende dag in haar eentje kan Anders kost veel geld
Zo niet 2dagen inwerken
26-9-2019
17:11:30
[verdachte] [medeverdachte 1]
Maak een goeie brief
Dat hij niet functioneert
Niet met de team kan werken
De leidinggevende niet serieus neemt
Alles wat jullie kunnen bedenken
Stuur ik als waarschuwing bij hem thuis
20-10-2019
12:41:59
[verdachte] [medeverdachte 1]
[naam 15] ik regel alles bij alle option
[…]
weet niks van Alloption
4-12-2019
[verdachte] [medeverdachte 1]
Beste [naam 16] [naam 3] vroeg of zij volgende week vrijdag avond vrij wil
Dat kan absoluut niet
Zij gaat gewoon hier bij mij Werken
Bij deze dan weet je
[ .. . ]
In het vervolg in de avond over [naam 3] met mij overleggen
Alvast bedankt Gr
27-3-2020
[verdachte] [medeverdachte 1]
Bij Alloption
Ze willen zussnne niet
Zij doet haar werk slecht
Ik ga een ander meisje inwerken
25-8-2020
[verdachte] [medeverdachte 1]
Ik heb [naam 17] vandaag ontslagen
Had haar gevraagd tot 3 uur werken
Blijft ze tot 5 uur hangen
Niks doen en uren schrijven
4.3.5.
Wetenschap van de wederrechtelijkheid
De rechtbank is van oordeel dat verdachte ernstige redenen had om te vermoeden dat het verblijf in Nederland wederrechtelijk was van de in de tenlastelegging genoemde personen en dat zij niet mochten werken. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Verdachte wist dat de personen 1 tot en met 7 niet als toerist in haar woning verbleven. [naam 1] en [naam 2] hebben verklaard dat toen zij begonnen met werken voor [naam bedrijven] , zij aan [medeverdachte 1] hebben verteld dat zij illegaal in Nederland verbleven. [naam 1] heeft verklaard dat hij dit ook aan verdachte heeft verteld. [naam 2] heeft verklaard dat hij haar later leerde kennen en ervan uitging dat ook zij dit wist. [122]
Geen van de onder 1 tot en met 7 genoemde personen heeft zich op het adres van verdachte ingeschreven. Verdachte wist dat deze personen tegen betaling werk verrichtten voor [naam bedrijven] . Uit een bericht van verdachte aan [medeverdachte 1] van 23 oktober 2020 leidt de rechtbank af dat verdachte ook wist dat personen die in Nederland ‘asiel’ hebben een werkvergunning nodig hebben. [123] Voor al deze personen is nooit loonaangifte gedaan bij de Belastingdienst, terwijl over het loon van andere werknemers wel aangifte is gedaan. [124]
De onder 1 tot en met 7 genoemde personen werkten voor de vennootschappen van verdachte, [naam bedrijven] , en verbleven in haar woning. Onder deze omstandigheden rustte ten aanzien van de rechtmatigheid van hun verblijf op zijn minst genomen een onderzoeksplicht op verdachte. Zij was zich bewust van de regels maar heeft de naleving hiervan kennelijk volledig overgelaten aan haar zoon.
4.3.6.
Medeplegen
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard wanneer is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank af dat alle personen onder 1 tot en met 7 gedurende hun werkzaamheden voor [naam bedrijven] in één van de woningen van verdachte verbleven. Verdachte en [medeverdachte 1] zijn beiden vennoot van de twee rechtspersonen die [naam bedrijven] worden geneomd.
De taken van verdachte en [medeverdachte 1] waren zo verdeeld, dat [medeverdachte 1] zich vooral bezighield met het uitvoeren van de werkzaamheden voor [naam bedrijven] en verdachte vooral met de huisvesting van de werknemers. Gebleken is echter dat zij de taken over en weer ook voor elkaar waarnamen en/of elkaar aanvulden. Verdachte heeft zich in de ten laste gelegde periode ook bezig gehouden met het uitvoeren van werkzaamheden voor [naam bedrijven] en [medeverdachte 1] heeft op zijn beurt zo nu en dan voor het personeel de huisvesting in de woning van zijn moeder geregeld, en de huur verrekend met de uitbetaling van het salaris.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat tussen verdachte en [medeverdachte 1] sprake is geweest van een gezamenlijke uitvoering van het primair tenlastegelegde, waaraan zij allebei een intellectuele en materiële bijdrage hebben geleverd. Dat maakt dat naar het oordeel van de rechtbank sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte 1] . De rechtbank concludeert dat het ten laste gelegde medeplegen kan worden bewezen.
4.3.7.
Winstbejag
Dat verdachte en [medeverdachte 1] hebben gehandeld uit winstbejag, leidt de rechtbank af uit de omstandigheid dat zij met betrekking tot de personen onder 1 tot en met 7 geen loonaangifte hebben gedaan en geen werkgeverslasten hebben afgedragen. Verdachte en [medeverdachte 1] hebben daarmee de verplichte loonheffingen en werkgeverslasten uitgespaard voor hun ondernemingen. Daarnaast hebben zij (een aantal van) deze werknemers een lager uurloon uitbetaald dan waar zij overeenkomstig de cao recht op hadden. Daar komt nog bij dat zij deze personen huur hebben laten betalen voor het verblijf in een kamer in de woning van verdachte, terwijl kamergewijze verhuur niet was toegestaan. Ook op die manier hebben verdachte en [medeverdachte 1] aan de werknemers verdiend. Hieruit blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat het handelen van verdachte en [medeverdachte 1] gericht was op verrijking.
4.3.8.
Beroep of gewoonte
De rechtbank is, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, van oordeel dat bewezen kan worden dat verdachte een beroep en een gewoonte van haar handelen heeft gemaakt.
Verdachte heeft gedurende een langere periode, op een gestructureerde en georganiseerde wijze meerdere personen geholpen bij hun wederrechtelijk verblijf in Nederland.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen waarnaar in rubriek 4.3. is
verwezen, bewezen dat verdachte:
primair
in de periode van 1 juni 2017 tot en met 4 juni 2021 in Nederland tezamen en in vereniging met een ander personen (AMB-018-01 tot en met AMB-08-03, AMB-018-05 t/m AMB-018-07, AMB-018-09, te weten:
1. [naam 1] , geboren op [geboortdatum] te [geboorteplaats] ;
2. [naam 2] , geboren op [geboortdatum] te [geboorteplaats] ;
3. [naam 3] , geboren op [geboortdatum] te [geboorteplaats] ;
4. [naam 4] , geboren op [geboortdatum] te [geboorteplaats] ;
5. [naam 5] , geboren op [geboortdatum] te [geboorteplaats] ;
6. [naam 6] , geboren op [geboortdatum] te [geboorteplaats] ;
7. [naam 7] , geboren op [geboortdatum] te [geboorteplaats] of op [geboortdatum] te
[geboorteplaats] ;
uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland of hen daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft, door:
- hen tegen betaling werk te laten verrichten voor Schoonmaakbedrijf
[naam bedrijf 1] en/of [naam bedrijf 2] en
- hen (nummer 1 tot en met 7) te voorzien van huisvesting op [adres huisvesting] ,
terwijl zij, verdachte, ernstige redenen had te vermoeden en haar mededader wist dat dat verblijf wederrechtelijk was;
en verdachte, van het plegen van dit feit een beroep of gewoonte heeft gemaakt.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen

8.1.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door hem bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
8.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om in het geval van een bewezenverklaring een geldboete, eventueel in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. De straf zoals die door de officier van justitie is geëist, is te fors en niet passend.
De raadsvrouw heeft verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, de aard van dit specifieke feit, de straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd en de aanzienlijke overschrijding van de redelijke termijn. Volgens de raadsvrouw verdient nog opmerking dat verdachte een vrouw op leeftijd is, zij lichamelijke klachten heeft en verward overkomt.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de draagkracht van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte is samen met haar zoon zeven personen behulpzaam geweest bij het wederrechtelijk verblijf in Nederland, door hen tegen betaling te laten werken en te huisvesten, terwijl zij ernstige redenen had te vermoeden dat hun verblijf in Nederland wederrechtelijk was.
Verdachte heeft verklaard dat zij ooit uit Suriname naar Nederland is geëmigreerd en bergen heeft moeten verzetten om een normaal leven op te bouwen. Zij stelt dat zij een bijdrage heeft geleverd aan de maatschappij door mensen aan werk te helpen en waar nodig ook te helpen met hun privé-omstandigheden. Verdachte gaat daarmee volledig voorbij aan de kwetsbare en afhankelijke positie waarin deze personen verkeerden, terwijl zij zich werkgeverslasten en loonbelasting heeft bespaard en huurinkomsten ontving voor kamers die niet op die wijze mochten worden verhuurd. De rechtbank neemt dat verdachte kwalijk. Daar komt bij dat verdachte met haar handelen illegaal verblijf en illegale arbeid in Nederland heeft bevorderd.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 16 juli 2025. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op de voorlichtingsrapportage over verdachte van 20 september 2025, op verzoek van de verdediging opgesteld door F. Croonen. Daarin wordt geadviseerd om aan verdachte in het geval van een veroordeling een geldboete en/of voorwaardelijke straf op te leggen.
De op te leggen straf
De ernst van het feit rechtvaardigt in beginsel de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank heeft gelet op straffen die doorgaans voor vergelijkbare feiten worden opgelegd. Tevens heeft de rechtbank meegewogen dat verdachte weliswaar een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de uitvoering van het feit, maar dat haar rol beperkter is geweest dan die van haar zoon, medeverdachte [medeverdachte 1] . Ook weegt mee dat ten aanzien van verdachte bewezen is verklaard dat zij redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het verblijf van de werknemers wederrechtelijk was, terwijl de rechtbank van oordeel is dat haar zoon dit wist. Ook in die zin is het bewezenverklaarde verwijt lichter dan ten aanzien van [medeverdachte 1] .
Overschrijding van de redelijke termijn
De rechtbank stelt voorop dat in artikel 6, eerste lid, EVRM het recht van iedere verdachte is gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Die termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Nederlandse staat tegenover de betrokkene een handeling is verricht waaraan de verdachte in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem voor een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. Het eerste verhoor van de verdachte door de politie heeft niet steeds als een zodanige handeling te gelden. Wel moeten de inverzekeringstelling van de verdachte en de betekening van de dagvaarding als zo'n handeling worden aangemerkt.
Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling op zitting moet zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van een zaak, de invloed van de verdachte en/of zijn raadsman op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld.
Verdachte is op 4 juni 2021 in verzekering gesteld. Daaraan kon de verdachte in redelijkheid de verwachting ontlenen dat tegen haar door het openbaar ministerie een strafvervolging zou worden ingesteld. Van bijzondere omstandigheden is niet gebleken. Dat betekent dat de redelijke termijn op 4 juni 2023 is geëindigd. De rechtbank wijst op 3 november 2025 vonnis, zodat de redelijke termijn met twee jaar en vijf maanden is overschreden. De rechtbank is van oordeel dat deze overschrijding matiging van de op te leggen straf tot gevolg moet hebben.
De rechtbank acht alles afwegend en gelet op wat in vergelijkbare gevallen doorgaans wordt opgelegd, in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 9 maanden passend, maar oordeelt dat gelet op de forse termijnoverschrijding een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet langer passend is. Daarbij betrekt de rechtbank ook dat de langdurige procedure ingrijpende gevolgen heeft gehad voor verdachte.
Ter normbevestiging en om de ernst van het feit tot uitdrukking te brengen, zal verdachte worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden, met een proeftijd van twee jaar en zal de rechtbank daarnaast een taakstraf van 120 uur opleggen, te vervangen door 60 dagen hechtenis. Uit het voorlichtingsrapport en ook overigens is niet gebleken dat verdachte niet in staat zou zijn om een taakstraf te verrichten, terwijl het de rechtbank ambtshalve bekend is dat de reclassering veel mogelijkheden heeft om de uitvoering van een taakstraf aan te passen aan het arbeidsvermogen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 197a van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van het primair tenlastegelegde
een ander uit winstbejag behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland, terwijl hij weet of ernstige redenen heeft te vermoeden dat dat verblijf wederrechtelijk is, terwijl het feit wordt begaan door een persoon die daarvan een beroep of gewoonte maakt en in vereniging wordt begaan door meerdere personen
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
6 (zes) maanden.
Bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf van
120 (honderdtwintig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 60 (zestig) dagen, met bevel dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 (twee) uren per dag.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.M. Grüschke, voorzitter,
mrs. A.R.P.J. Davids en M.C. Danel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.R. Hofstee, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 3 november 2025.

Voetnoten

1.Aanvankelijk is de aangifte van [naam 2] (tegen [medeverdachte 1] ) ondergebracht onder het onderzoek Brookfield en de aangifte van [naam 1] onder de naam Barron. Voornoemde onderzoeken zijn vervolgens samengevoegd en voortgezet onder het onderzoek Barron.
2.Als hierna wordt verwezen naar paginanummers, betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Die processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 15 december 2021, opgemaakt door Inspectie SZW, Ministerie Sociale Zaken en Werkgelegenheid, directie Opsporing, kantoor Den Haag, met proces-verbaalnummer 6640-2019-0098, en doorgenummerd pagina 001 tot en met 1310.
3.Proces-verbaal van verhoor aangever, p. 412.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 1] door de rechter-commissaris, blad 5 en 8.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 1] door de rechter-commissaris, blad 8 en 9.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 1] door de rechter-commissaris, blad 12.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 1] door de rechter-commissaris, blad 9.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 2] door de rechter-commissaris, blad 2.
9.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 2] , door de rechter-commissaris, blad 5.
10.Proces-verbaal van verhoor aangever, p. 502 en 503.
11.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 2] door de rechter-commissaris, blad 3.
12.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 2] door de rechter-commissaris, blad 2.
13.Proces-verbaal van verhoor aangever, p. 503 en 504 en Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 1] door de rechter-commissaris, blad 9.
14.Proces-verbaal van bevindingen, p. 583 en 584.
15.Proces-verbaal van bevindingen, p. 879.
16.Proces-verbaal van bevindingen, p. 688.
17.Proces-verbaal van bevindingen, p. 14.
18.Proces-verbaal van bevindingen, p. 14.
19.Een geschrift, te weten een brief van de IND, p. 1130.
20.Een geschrift, te weten een e-mail van de IND van 17 september 2025.
21.Proces-verbaal van bevindingen, p. 607 tot en met 610.
22.Proces-verbaal van bevindingen, p. 616 tot en met 618.
23.Proces-verbaal van observatie, p. 1200 tot en met 1203.
24.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1205 tot en met 1211
25.Proces-verbaal van bevindingen, p. 882.
26.Proces-verbaal van verhoor (mede)verdachte [medeverdachte 1] , p. 52.
27.Proces-verbaal van observatie, p. 1205 tot en met 1211.
28.Proces-verbaal van bevindingen, p. 751 en 753 ( [naam 10] ) en p. 762 en 764 ( [naam 4] ).
29.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming p. 1087 en 1088.
30.Proces-verbaal van bevindingen, p. 885, DOC-019-01, p. 1292 en DOC-019-2, p. 1298 tot en met 1301.
31.Proces-verbaal onderzoek mobiel toestel, p. 666 en 667.
32.Proces-verbaal van doorzoeking digi pand B, p. 668 en 669 en proces-verbaal van bevindingen, p. 864 tot en met 875.
33.Proces-verbaal van bevindingen, p. 790.
34.Proces-verbaal van bevindingen, p. 901 tot en met 903.
35.Proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 1] , p. 36.
36.Proces-verbaal van bevindingen, p. 902.
37.Proces-verbaal van verhoor aangever, p. 498.
38.Proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 1] , p. 30.
39.Proces-verbaal van bevindingen, p. 825.
40.Proces-verbaal van bevindingen, p. 903.
41.Proces-verbaal van bevindingen, p. 877.
42.Proces-verbaal van verhoor (mede)verdachte [medeverdachte 2] , p. 182.
43.Proces-verbaal van bevindingen, p. 825 tot en met 848.
44.Proces-verbaal van bevindingen, p. 901 tot en met 911.
45.Proces-verbaal van bevindingen, p. 887 tot en met 900.
46.Hoge Raad 15 januari 2008, ECLI:NL:HR:2008:BA8499, NJ 2008/62 en Hoge Raad 19 januari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BJ3574, NJ 2010/279 m.nt. Schalken onder NJ 2010/281).
47.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 1] door de rechter-commissaris, blad. 7.
48.Een geschrift, te weten een brief van de IND, p. 1130.
49.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 1] door de rechter-commissaris, blad. 8 en 9, en proces-verbaal van verhoor aangever [naam 2] , p. 509.
50.Proces-verbaal van verhoor aangever [naam 1] , p. 418 en proces-verbaal van verhoor aangever [naam 2] , p. 507.
51.Proces-verbaal van bevindingen, p. 823 en 824.
52.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 1] , blad 9 en Proces-verbaal van verhoor aangever, p. 509.
53.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 2] , blad 2 Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 1] , blad 9.
54.Een geschrift, te weten een e-mail van de IND van 17 september 2025.
55.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 2] bij de rechter-commissaris, blad 2.
56.Proces-verbaal van bevindingen, p. 724, 725 en 726.
57.Proces-verbaal van verhoor aangever [naam 2] , p. 507.
58.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 1] bij de rechter-commissaris, blad 9 en Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 2] bij de rechter-commissaris, blad 2.
59.Bijlagendossier, p. 1247 en 1248.
60.Een geschrift, te weten een brief van de IND, p. 1132.
61.Proces-verbaal van bevindingen, p. 832.
62.Proces-verbaal van verhoor getuige. 574 en 575.
63.Proces-verbaal van bevindingen, p. 742.
64.Proces-verbaal van bevindingen, p. 696.
65.Proces-verbaal van bevindingen, p. 823 en 824.
66.Proces-verbaal van verhoor aangever, p. 514 en 515.
67.Proces-verbaal, p. 1200 tot en met 1204.
68.Proces-verbaal van bevindingen, p. 763.
69.Een geschrift, te weten een verklaring getuige, p. 1173.
70.Proces-verbaal van bevindingen, p. 768.
71.Een geschrift, te weten een brief van de IND, p. 1132.
72.Een geschrift, te weten een verklaring getuige, p. 1174 en 1175.
73.Proces-verbaal van bevindingen, p. 842.
74.Een geschrift, te weten een verklaring overtreder, p. 1184 en 1185.
75.Een geschrift, te weten een vertaald chatbericht, p. 1307.
76.Een geschrift, te weten een vertaald chatbericht, p. 1307.
77.Proces-verbaal van bevindingen, p. 823 en 824.
78.Een geschrift, te weten een verklaring getuige, p. 1173, 1174.
79.Een geschrift, te weten een verklaring getuige, p. 1176.
80.Een geschrift, te weten een verklaring overtreder, p. 1187.
81.Een geschrift, te weten een vertaald chatbericht, p. 1307.
82.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, p. 1087 en 1088.
83.Proces-verbaal van bevindingen, p. 703.
84.Proces-verbaal van bevindingen, p. 843.
85.Een geschrift, te weten een brief van de IND, p. 1132.
86.Proces-verbaal van bevindingen, p. 773.
87.Proces-verbaal van bevindingen, p. 703.
88.Proces-verbaal van bevindingen, p. 773.
89.Proces-verbaal van bevindingen, p. 773 en 774.
90.Proces-verbaal van bevindingen, p. 774 en 775.
91.Proces-verbaal van bevindingen, p. 823 en 824.
92.Proces-verbaal van bevindingen, p. 703.
93.Proces-verbaal van bevindingen, p. 707.
94.Proces-verbaal van bevindingen, p. 700.
95.Proces-verbaal van bevindingen, p. 845.
96.Een geschrift, te weten een brief van de IND, p. 1132.
97.Proces-verbaal van bevindingen, p. 700.
98.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 192.
99.Proces-verbaal van bevindingen, p. 782 en 783.
100.Proces-verbaal van bevindingen, p. 823.
101.Proces-verbaal van bevindingen, p. 845.
102.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 192.
103.Proces-verbaal van bevindingen, p. 802.
104.Proces-verbaal van bevindingen, p. 601.
105.Proces-verbaal van bevindingen, p. 802.
106.Proces-verbaal van bevindingen, p. 802 en 803.
107.Proces-verbaal van bevindingen, p. 804.
108.Proces-verbaal van bevindingen, p. 804.
109.Proces-verbaal van bevindingen, p. 823 en 824.
110.Proces-verbaal van verhoor aangever, p. 472.
111.Proces-verbaal van verhoor aangever, p. 526 en 527.
112.Proces-verbaal van verhoor aangever, p. 417 en 431.
113.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1006.
114.Proces-verbaal van bevindingen, p. 834. De rechtbank merkt de vermelding ‘Portugal’ in dit proces-verbaal aan als een kennelijke verschrijving, gelet op de context en gelet op p. 188 van het proces-verbaal van bevindingen waar het desbetreffende bericht aan [medeverdachte 2] in zijn verhoor als verdachte wordt voorgehouden en waar de verbalisanten ‘Amsterdam’ als eindbestemming noemen.
115.Zie ook: Hoge Raad 19 januari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BJ3574.
116.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 559.
117.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 9] , blad 6.
118.Proces-verbaal van bevindingen, p. 699.
119.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 82.
120.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 1] , blad 8.
121.Proces-verbaal van bevindingen, p. 901 tot en met 911.
122.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 1] bij de rechter-commissaris, blad 12 en Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 2] bij de rechter-commissaris, blad 3.
123.Proces-verbaal van bevindingen, p. 903.
124.Proces-verbaal van bevindingen, p. 607 tot en met 610 en proces-verbaal van bevindingen 612 tot en met 615.