ECLI:NL:RBAMS:2025:8300

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 september 2025
Publicatiedatum
4 november 2025
Zaaknummer
13/194809-25
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op basis van niet-naleving van de eisen van het Europees Aanhoudingsbevel

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 23 september 2025 uitspraak gedaan over een verzoek tot overlevering op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het Tribunal Judicial da Comarca de Braga in Portugal. De opgeëiste persoon, geboren in Portugal en momenteel gedetineerd in Nederland, werd gevraagd om overgeleverd te worden voor de tenuitvoerlegging van een gevangenisstraf. Tijdens de zittingen op 4, 18 en 23 september 2025 werd de zaak behandeld, waarbij de officier van justitie, mr. A.L. Wagenaar, en later mr. A. Keulers, aanwezig waren. De verdediging werd gevoerd door mr. H.G. Koopman, die aanvoerde dat het EAB niet voldeed aan de eisen van artikel 2 van de Overleveringswet (OLW).

De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB niet aan alle vereisten voldeed, met name omdat de opgelegde straf onbepaald was en er onvoldoende duidelijkheid was over het strafrestant. De rechtbank oordeelde dat er geen uitzonderlijke omstandigheden waren die een verlenging van de beslistermijn rechtvaardigden, en besloot daarom in het voordeel van de opgeëiste persoon. De overlevering werd geweigerd, en de rechtbank hefte de overleveringsdetentie op. Deze uitspraak is gedaan in het openbaar en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/194809-25
Datum uitspraak: 23 september 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 16 juli 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 9 september 2020 door de
Tribunal Judicial da Comarca de Braga - Juízo Central Criminal - Juiz 1, Portugal (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Portugal) op [geboortedag] 1958,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
nu gedetineerd in de [detentieplaats] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

Zitting 4 september 2025
De behandeling van het EAB is aangevangen op de zitting van 4 september 2025, in aanwezigheid van mr. A.L. Wagenaar, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. H.G. Koopman, advocaat te Amsterdam, en door een tolk in de Portugese taal.
De behandeling van de zaak is aangehouden om het antwoord op de vragen met betrekking tot artikel 12 Overleveringswet (OLW) af te wachten en om de raadsman in de gelegenheid te stellen de al ontvangen aanvullende informatie met de opgeëiste persoon te kunnen bespreken.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de OLW uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2] Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen.
Zitting 18 september 2025
De behandeling van het EAB is – met toestemming van partijen – in gewijzigde samenstelling voortgezet op de zitting van 18 september 2025, in aanwezigheid van mr. A.L. Wagenaar, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is wederom bijgestaan door zijn raadsman en door een tolk in de Portugese taal.
De rechtbank heeft de behandeling van het EAB aangehouden voor bepaalde tijd tot 23 september 2025, omdat de zitting was uitgelopen en de tolk naar een volgende opdracht moest.
Zitting 23 september 2025
De behandeling van het EAB is voortgezet op de zitting van 23 september 2025, in aanwezigheid van mr. A. Keulers, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is wederom bijgestaan door zijn raadsman en door een tolk in de Portugese taal.
De rechtbank heeft op 23 september 2025 het onderzoek gesloten en direct uitspraak gedaan.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Portugese nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
judgement of legal accumulation in the present case - to which case no. 31/97 corresponded - handed down on 30 October 1997, final and unappealable on 24 November 1997.Referentie
: Case no. 9420/99.0TBVNF (extinguished 31/97.6), which included the penalties imposed in cases no. 162/91, 180/91, 58/92, 18/92, 36/92, 192/92, 249/91, 1361/91, 114/92, 94/92, 109/94, 867/94, 60/95 and 104/94.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]
3.1
Genoegzaamheid
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat, voor de duur van: “
An indeterminate sentence of 14 to 25 years of imprisonment and a fine of 120 daily units at the daily rate of € 1.50, corresponding to a subsidiary prison sentence of 80 days (indeterminate sentence under the terms of articles 83 and 84 of the 1982 Criminal Code).”
Van deze straf resteren nog:
“1 year, 2 months and 18 days or 12 years, 2 months and 18 days, depending on whether the minimum indeterminate sentence of 14 years or the maximum indeterminate sentence of 25 years.”
De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich onder meer op het standpunt gesteld dat de stukken niet genoegzaam zijn, nu niet is voldaan aan de vereisten zoals geformuleerd in artikel 2 OLW. Uit het EAB en de aanvullende informatie volgt niet voldoende duidelijk wat het strafrestant is.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het EAB in samenhang met de aanvullende informatie gelezen voldoende duidelijk is. Er is een gevangenisstraf van meer dan vier maanden opgelegd en wat het strafrestant inhoudt, is een executie-aangelegenheid.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat er een gevangenisstraf is opgelegd van meer dan vier maanden en daarom is voldaan zowel aan het vereiste als neergelegd in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW als aan het vereiste neergelegd in artikel 2, eerste lid, aanhef en onder f, OLW. De rechtbank is echter van oordeel dat in deze zaak sprake is van een uitzonderlijke situatie nu volgens het EAB sprake is van een
“indeterminate sentence”van veertien tot vijfentwintig jaar. Dit verschil van elf jaren en de onbepaaldheid van de opgelegde straf, vraagt in dit bijzondere geval om een nadere uitleg. Over dit punt zijn gedurende de procedure echter geen nadere vragen gesteld.
De rechtbank stelt vast dat de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste en derde lid, OLW op het overleveringsverzoek dient te beslissen op 24 september 2025 verstrijkt en dat er geen sprake is van een ‘uitzonderlijk geval’ als bedoeld in artikel 22, vierde lid, OLW, op grond waarvan de beslistermijn nog kan worden verlengd. Dat betekent dat de rechtbank gehouden is om op het overleveringsverzoek te beslissen en er daarom geen mogelijkheid meer bestaat om nog nadere vragen over de (duur van de) opgelegde straf te stellen. Ingevolge vaste jurisprudentie van deze rechtbank zal de rechtbank daarom in het voordeel van de opgeëiste persoon beslissen [4] en de overlevering weigeren.

4.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB niet voldoet aan alle eisen van artikel 2 OLW, dient de overlevering
te worden geweigerd.

5.Toepasselijke wetsbepalingen

Artikel 2 OLW.

6.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de
Tribunal Judicial da Comarca de Braga - Juízo Central Criminal - Juiz 1, Portugal.
HEFT OPde overleveringsdetentie.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M.C.M. Hamer, voorzitter,
mrs. E. de Rooij en D.L.S. Ceulen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.K. Verbruggen, griffier.
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 23 september 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 OLW.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.O.a. rb. Amsterdam 5 juni 2024 (ECLI:NL:RBAMS:2024:3307), rb. Amsterdam 5 augustus 2025 (ECLI:NL:RBAMS:2025:5762) en rb. Amsterdam 9 september 2025 (ECLI:NL:RBAMS:2025:7112).