ECLI:NL:RBAMS:2025:8388

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 november 2025
Publicatiedatum
6 november 2025
Zaaknummer
24/7513
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Stopzetting WIA-uitkering en beoordeling van excessief ziekteverzuim door het UWV

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 7 november 2025, wordt de stopzetting van de WIA-uitkering van eiseres door het UWV behandeld. Eiseres, die lijdt aan migraine en de ziekte van Crohn, is van mening dat haar medische klachten door het UWV zijn onderschat. De rechtbank oordeelt dat het UWV onvoldoende heeft onderbouwd waarom er geen sprake zou zijn van excessief ziekteverzuim. De rechtbank stelt vast dat de medische onderbouwing van het UWV niet voldoet aan de eisen van de wet, en dat de berekening van het verzuimpercentage niet correct is. Eiseres heeft tijdens de zitting toegelicht dat zij meer dan zes dagen per maand niet kan functioneren door haar klachten, wat in strijd is met de conclusie van het UWV. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt het UWV op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening gehouden moet worden met de uitspraak. Tevens moet het UWV het griffierecht en de proceskosten aan eiseres vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 24/7513

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 november 2025 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats] , eiseres
(gemachtigde: mr. N. Velthorst),
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

( [gemachtigde verweerder] ).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de stopzetting van de uitkering van eiseres op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Eiseres is het hier niet mee eens en voert aan dat het UWV haar medische klachten onderschat heeft. Aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt de rechtbank of het UWV terecht heeft besloten dat eiseres geen recht meer heeft op een WIA-uitkering.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het bestreden besluit niet goed gemotiveerd is. Het UWV heeft onvoldoende onderbouwd waarom geen sprake is van excessief ziekteverzuim. Ook kan de motivering over de duurbelastbaarheid niet gevolgd worden. Eiseres krijgt dus gelijk en het beroep is gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Met het besluit van 6 april 2023 heeft het UWV beslist dat eiseres met ingang van 7 juni 2023 geen recht meer heeft op een WIA-uitkering. Het UWV heeft de arbeidsongeschiktheid van eiseres vastgesteld op 6,97%.
2.1.
Met het bestreden besluit van 4 november 2024 op het bezwaar van eiseres heeft het UWV de stopzetting van de WIA-uitkering in stand gelaten en de arbeidsongeschiktheid van eiseres gewijzigd vastgesteld op 23,49%.
2.2.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.3.
De rechtbank heeft het beroep op 15 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het UWV.
2.4.
De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting geschorst om het UWV in de gelegenheid te stellen nadere rapportages van de verzekeringsarts bezwaar en beroep, arbeidsdeskundige en arbeidsdeskundige bezwaar en beroep te overleggen.
2.5.
Het UWV heeft de rapportages op 22 juli 2025 overgelegd. Eiseres heeft hier op 19 september 2025 op gereageerd. Het UWV heeft hier op 28 oktober 2025 op gereageerd.
2.6.
Omdat partijen niet om een nadere zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en doet zij uitspraak.

Beoordeling door de rechtbank

Wat aan deze procedure voorafging
3. Eiseres was laatstelijk werkzaam als PR-medewerker voor 7 uur per week. Zij viel op 22 juli 2005 uit voor haar werk. Eiseres ontving nadien een Ziektewetuitkering en een WIA-uitkering.
3.1.
Op 17 mei 2021 heeft eiseres bij het UWV aangegeven dat haar gezondheidssituatie is veranderd en zij meer klachten heeft.
3.2.
Vervolgens heeft het UWV de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres opnieuw beoordeeld en de onder ‘procesverloop’ genoemde besluiten genomen.
3.3.
Aan het besluit van 6 april 2023 ligt een rapport van een arts, onder supervisie van een verzekeringsarts, van 5 december 2022 en een aanvullend rapport van eveneens
5 december 2022, ten grondslag. De arts heeft een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) opgesteld op 2 december 2022 en 21 februari 2023. Verder ligt aan het besluit een rapport van de arbeidsdeskundige van 6 april 2023 ten grondslag.
3.4.
Aan het bestreden besluit ligt een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep van 4 oktober 2024, met een nieuw opgestelde FML van 6 oktober 2024, en een rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 1 november 2024 ten grondslag.
Standpunt van eiseres
3.5.
Eiseres voert aan dat de klachten en beperkingen die zij ervaart als gevolg van migraine zijn onderschat. Er is kennelijk een misverstand ontstaan. Er is geen sprake van twee keer drie dagen per maand waarop eiseres zo veel last heeft van migraine dat zij niet kan functioneren, maar van twee keer drie dagen (of meer) per week. Er is dus sprake van een verzuimpercentage van (veel) meer dan 20%. Ook is eiseres van mening dat het UWV een te geringe urenbeperking heeft aangenomen. Tot slot voert eiseres aan dat zij de geselecteerde functies niet kan uitvoeren.
Medische overwegingen
3.6.
Eiseres heeft niet alleen migraine-klachten, zij heeft ook de ziekte van Crohn, osteoporose met de daarmee gepaard gaande fysieke (pijn)klachten, anemie en (recent) uveitis anterior (ontsteking van de voorste oogkamer).
Excessief verzuim
3.7.
In artikel 9, onder e, van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten, staat dat als een betrokkene zodanige kenmerken heeft, dat van een werkgever in redelijkheid niet kan worden verlangd hem in bepaalde arbeid te werk te stellen, die arbeid bij het vaststellen van de mate van arbeidsongeschiktheid buiten beschouwing blijft. Dit kan het geval zijn als de verwachting is dat op de datum in geding sprake is van excessief ziekteverzuim.
3.8.
Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep is een structureel verzuimrisico van ongeveer 30% zodanig excessief dat van een werkgever tewerkstelling van een werknemer niet in redelijkheid kan worden verlangd. [1] Bij de vraag of sprake is van excessief ziekteverzuim komt naast omvang en frequentie van dat verzuim, mede betekenis toe aan andere factoren zoals voorspelbaarheid, persoonsgebonden aspecten, vervangingsmogelijkheden en de aard van de functies.
3.9.
Volgens het UWV is sprake van een verzuimpercentage van 20%. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep blijkt uit de anamnese van de primaire arts dat eiseres twee keer per maand drie dagen zoveel last heeft van migraine dat zij niet tot functioneren in staat is, oftewel zes van de dertig dagen per maand, is 20%.
3.10.
Eiseres wijst op haar beurt op informatie van de huisarts van 13 juni 2025 waarin staat dat eiseres zeker vier dagen per week volledig is uitgeschakeld en zij deze dagen alleen maar afgezonderd, zonder enige vorm van prikkels, kan doorbrengen. Op de zitting heeft eiseres toegelicht dat als zij migraine heeft, zij in bed ligt en de dagen voor haar in een waas voorbij gaan. Als zij uit bed kan komen is het niet zo dat zij direct fit genoeg is om te werken. Zij blijft nog enige tijd wiebelig, licht in het hoofd en duizelig. De hoofdpijn is er dan nog steeds, maar niet in dezelfde heftige mate als tijdens een migraine aanval. Zij slikt weliswaar medicijnen die enigszins de scherpe kantjes van de pijn weghalen, maar als zij bijvoorbeeld bukt om iets van de vloer te rapen schiet de pijn gelijk terug. Eiseres kan wel een kopje thee zetten, maar daar houdt het al gauw bij op. Na een heftige migraine aanval voelt eiseres zich alsof zij drie weken zware griep heeft gehad. Zij kan wel dingen doen, maar om naar buiten te gaan en fysiek dingen te ondernemen is een uitdaging. Daar komt bij dat de migraineklachten hand in hand gaan met de ziekte van Crohn. De klachten kunnen dus niet los van elkaar gezien worden en versterken elkaar. Dat sprake zou zijn van zes dagen per maand niet kunnen functioneren is volgens eiseres veel te licht ingeschat.
3.11.
Op de zitting heeft de gemachtigde van eiseres zich daarnaast op het standpunt gesteld dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de anamnese van de primaire arts verkeerd vertaald heeft. In het rapport van 5 december 2022 staat enerzijds dat eiseres vier keer per maand migraine heeft, waarvan twee keer per maand zo erg dat zij er een week van moet bijkomen (veertien dagen dus in totaal). Anderzijds staat in het rapport dat eiseres twee keer per maand drie dagen klachten heeft (zes dagen in totaal). Met dit laatste aantal is bij de verdere beoordeling, ten onrechte, door het UWV verder gegaan.
3.12.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep brengt hier tegenin dat nergens wordt vermeld dat eiseres vier dagen per week volledig is uitgeschakeld zoals de huisarts nu aangeeft. Dit is niet van toepassing te achten voor de situatie op datum in geding en ook niet ten tijde van het onderzoek bij eiseres.
3.13.
De rechtbank overweegt dat de primaire arts in het rapport van 5 december 2022 heeft opgeschreven: “Heeft 4x per maand migraine, 2x per maand zo erg dat ze er een week van moet bijkomen. Blijft er duizelig van. Soms zit ‘hele hersenvlies strak’, pijn is heel wisselend qua locatie en karakter. Soms overgeven. Kan zo’n 2x in de maand bij migraine nog wel functioneren. Heeft 2x per maand 3 dagen klachten. Sluit zich dan op.” Het verhaal zoals eiseres op zitting heeft verteld en wat zij bij de primaire arts heeft gezegd over haar klachten, komt overeen. Het enkele feit dat een aanval drie dagen duurt, betekent niet dat eiseres na die aanval fit genoeg is om te werken. Eiseres heeft geloofwaardig toegelicht dat zij na een aanval tijd nodig heeft om hiervan bij te komen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft onvoldoende gemotiveerd waarom desondanks van eiseres verlangd kan worden om op deze momenten te werken. Dit komt bovendien niet overeen met de opmerking van de primaire arts dat eiseres twee keer per maand zo erg migraine heeft dat zij er een week van moet bijkomen. Dit zou betekenen dat eiseres twee weken per maand last heeft van migraine en deze periode niet inzetbaar is voor arbeid, ofwel omdat zij een aanval heeft, ofwel omdat zij moet bijkomen van een aanval.
3.14.
Dat eiseres meer dan zes dagen per maand migraine zou hebben volgt ook uit een brief van de neuroloog van 7 juni 2023. Hierin staat dat eiseres tien tot twaalf dagen per maand migraine heeft en erna een zombie is, dagen lang. De neuroloog concludeert dat sprake is van migraine met aura met hoge aanvalsfrequentie en langdurige aanvallen, mogelijk in combinatie met spanningshoofdpijn en bruxisme.
3.15.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep onvoldoende gemotiveerd dat eiseres niet meer dan zes dagen per maand migraine heeft.
3.16.
De rechtbank overweegt verder dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep het excessief ziekteverzuim enkel berekend heeft op basis van de dagen waarop eiseres migraine zou hebben. In de berekening is geen rekening gehouden met ziekteverzuim door andere oorzaken [2] en de samenloop met de andere klachten die eiseres heeft, voornamelijk de ziekte van Crohn. Op zitting heeft eiseres toegelicht dat deze klachten elkaar versterken. De rapporten van 4 oktober 2024 en, hangende beroep ingediend, 4 juli 2025, geven er geen blijk van dat met deze cumulatie van klachten rekening is gehouden.
3.17.
Er van uitgaande dat eiseres vaker dan zes dagen per maand migraine heeft, zij hiervan enkele dagen moet bijkomen en de cumulatie met klachten als gevolg van de ziekte van Crohn tot aanvullend ziekteverzuim leidt, zal al gauw 30% van de werktijd gemoeid zijn. Het is dan ook te verwachten dat het structureel ziekteverzuim van eiseres aan te merken is als zodanig excessief dat van een werkgever tewerkstelling van eiseres niet in redelijkheid kan worden verlangd.
3.18.
Dit betekent dat het beroep gegrond is. Het UWV zal de medische onderbouwing van het bestreden besluit op dit punt beter moeten onderbouwen en het verzuimpercentage opnieuw moeten berekenen. Daarbij geldt dat de enkele stelling dat uit de anamnese van de primaire arts zou blijken dat sprake is van zes dagen migraine, onvoldoende is.
Urenbeperking
3.19.
Het UWV heeft een urenbeperking aangenomen van vier uur per week en twintig uur per dag. De verzekeringsarts bezwaar en beroep motiveert in het rapport van
4 oktober 2024 dat middels de gestelde urenbeperking voldoende rekening is gehouden met de energetische consequenties van de ziekte van Crohn, pijnklachten en anemie.
3.20.
De rechtbank is van oordeel dat het bestreden besluit ook op dit punt onvoldoende gemotiveerd is. Uit de bespreking van de verzekeringsarts bezwaar en beroep blijkt niet dat de beperkingen voortkomend uit de migraine zijn meegewogen in de vaststelling van de urenbeperking. Ook uit het rapport van de primaire arts volgt niet dat de migraine meegewogen is bij het vaststellen van de duurbelastbaarheid. Het UWV zal dit alsnog moeten doen.
Arbeidskundige overwegingen
3.21.
Omdat de medische onderbouwing van het bestreden bestand geen stand houdt, komt de rechtbank niet toe aan een beoordeling van de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit.

Conclusie en gevolgen

4. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit niet goed is gemotiveerd. Het bestreden besluit is genomen in strijd met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten of zelf te beslissen of sprake is van excessief ziekteverzuim en of de urenbeperking aangescherpt moet worden. Dit omdat hier medische overwegingen aan ten grondslag liggen, die de rechtbank niet kan maken.
4.1.
De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb dat het UWV een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank geeft het UWV hiervoor zes weken. Deze termijn gaat op grond van artikel 8:106 van de Awb pas lopen als de termijn om hoger beroep in te stellen is verstreken of, als hoger beroep wordt ingesteld, als daarop is beslist.
4.2.
Omdat het beroep gegrond is moet het UWV het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding van haar proceskosten. Het UWV moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 2.267,50 omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend, aan de zitting heeft deelgenomen en naar aanleiding van de schorsing een schriftelijke zienswijze heeft ingediend. [3] Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 4 november 2024;
- draagt het UWV op binnen zes weken na de dag nadat de termijn om hoger beroep in te stellen ongebruikt is verstreken, of als hoger beroep wordt ingesteld, na de dag nadat daarop is beslist, een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat het UWV het griffierecht van € 51,- aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt het UWV tot betaling van € 2.267,50 aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C. Loman, rechter, in aanwezigheid van
mr.C.J. van ‘t Hoff, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 7 november 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.CRvB 12 september 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:1953 en CRvB 4 december 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:2307.
2.CRvB 5 oktober 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BT7125.
3.Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht: totaal 2,5 punt x € 907,- = € 2.267,50.