Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Het onderzoek ter terechtzitting
mr. N. Levinsohn, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. I.E. Leenhouwers, naar voren hebben gebracht.
2.Tenlastelegging
3.Waardering van het bewijs
1.Een proces-verbaal van bevindingen van 6 januari 2025 met nummerPL1300-2025003599-8, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , doorgenummerde pagina’s 000004 t/m 000006.
Een geschrift, te weten een niet ondertekend proces-verbaal inhoudende een samenvatting van een studioverhoor van 16 januari 2025 met nummerPL1300-2025003599-26 (als apart bestand in het digitale dossier opgenomen in de map ‘020 – Procesdossier PL13002025003599’ onder de naam ‘Studioverhoor aangever’).
3.De verklaring van verdachte op de zitting van 23 oktober 2025.
4.Bewezenverklaring
5.De strafbaarheid van het feit
6.De strafbaarheid van verdachte
7.Motivering van de straffen en maatregelen
- er is sprake geweest van een eenmalige gebeurtenis;
- verdachte was niet op de hoogte van de achtergrond van het slachtoffer;
- hij is niet zelf actief op zoek gegaan naar vluchtige seks met een minderjarige;
- verdachte is ook niet eerder met politie en justitie in aanraking geweest;
- volgens de reclassering is sprake van een laag recidiverisico;
- verdachte is direct na zijn voorlopige hechtenis in behandeling gegaan;
- verdachte heeft direct verantwoordelijkheid genomen en openheid van zaken gegeven bij de politie;
- verdachte heeft meegewerkt aan mediation met de moeder van het slachtoffer;
- verdachte heeft na het feit zelf fors te kampen gehad met schuldgevoelens en is psychisch ontregeld geraakt.
8.Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
€ 3.500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De rechtbank wijst de vordering voor het overige af.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
10.Beslissing
[verdachte], daarvoor strafbaar.
12 (twaalf) maanden.
8 (acht) maanden, van deze gevangenisstraf niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
2 (twee jaren)vast.
6 januari 2025 tot aan de dag van de algehele voldoening.
45 (vijfenveertig) dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.