ECLI:NL:RBAMS:2025:8495

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 november 2025
Publicatiedatum
10 november 2025
Zaaknummer
24/6119
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen aanslag forensenbelasting en kwalificatie van een tuinhuis als gemeubileerde woning

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 11 november 2025, wordt het beroep van eiser tegen een aanslag forensenbelasting beoordeeld. Eiser, vertegenwoordigd door gemachtigde D.J. Konings, is het niet eens met de aanslag die door de heffingsambtenaar van de gemeente Ouder-Amstel is opgelegd voor een tuinhuis. Eiser stelt dat het tuinhuis niet kan worden aangemerkt als een gemeubileerde woning, omdat het mist aan essentiële voorzieningen zoals was- en slaapgelegenheid, elektriciteit en gasaansluiting. De rechtbank komt tot de conclusie dat het tuinhuis niet voldoet aan de criteria voor een gemeubileerde woning zoals vastgelegd in de Gemeentewet en de bijbehorende verordening. De rechtbank vernietigt de aanslag forensenbelasting en oordeelt dat de heffingsambtenaar het griffierecht aan eiser moet vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt op 11 november 2025.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 24/6119

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 november 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Ouder-Amstel

(gemachtigde: D.J. Konings).

Samenvatting

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen een door de heffingsambtenaar aan eiser opgelegde aanslag forensenbelasting
.Eiser is het met de opgelegde aanslag niet eens en voert aan dat het aangeslagen tuinhuis niet aangemerkt kan worden als gemeubileerde woning. Aan de hand van de door eiser aangedragen argumenten, beoordeelt de rechtbank het beroep.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het beroep gegrond is. Het tuinhuis kan niet aangemerkt worden als gemeubileerde woning. Het tuinhuis mist daartoe essentiële elementaire voorzieningen. Eiser krijgt dus gelijk en de aanslag forensenbelasting wordt vernietigd. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Op 31 december 2023 heeft de heffingsambtenaar eiser een aanslag forensenbelasting opgelegd voor het adres [adres] (het adres).
2.1.
Met de bestreden uitspraak van 4 september 2024 op het bezwaar van eiser heeft de heffingsambtenaar de aanslag in stand gelaten gebleven.
2.2.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen de bestreden uitspraak. De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.3.
De rechtbank heeft het beroep op 2 september 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van de heffingsambtenaar.

Beoordeling door de rechtbank

3. Eiser heeft een tuinhuis op het adres.
3.1.
Op grond van artikel 223 van de Gemeentewet is het invoeren van forensenbelasting een bevoegdheid van de gemeente. Met de forensenbelasting betalen mensen die geen ingezetene zijn van de gemeente, maar die wel relatief veel in de gemeente verblijven mee aan de voorzieningen van de gemeente. Volgens artikel 2 van de Verordening op de heffing en invordering van de Forensenbelasting 2023 (de verordening) wordt onder de naam “forensenbelasting” een directe belasting geheven van de natuurlijke personen, die, zonder in de gemeente hoofdverblijf te hebben, er op meer dan 90 dagen van het belastingjaar voor zich of hun gezin een gemeubileerde woning beschikbaar houden. Op grond van artikel 1 van de verordening wordt onder ‘woning’ verstaan een gemeubileerde woning als bedoeld in artikel 223 van de Gemeentewet.
3.2.
Volgens vaste jurisprudentie is van een gemeubileerde woning in de zin van artikel 2 van de verordening sprake indien de woning op zichzelf beschouwd zowel bestemd als geschikt is om enigszins duurzaam - zij het niet bepaaldelijk in alle jaargetijden - voor normale menselijke bewoning te dienen, zonder dat acht wordt geslagen op de mate waarin daarvan werkelijk gebruik wordt gemaakt. [1]
Overwegingen
3.3.
De rechtbank beoordeelt of de aanslag forensenbelasting voor het belastingjaar 2023 terecht aan eiser is opgelegd. Daartoe dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of de heffingsambtenaar het tuinhuis terecht heeft aangemerkt als gemeubileerde woning.
3.4.
Eiser voert aan dat het tuinhuis geen was- of slaapgelegenheid en elektriciteits- of gasaansluiting heeft. Het tuinhuis beschikt niet over verlichting, verwarming, internet, telefoon of meubels. Weliswaar heeft het tuinhuis een aanrecht met koud stromend water en een wc, maar dat is volgens eiser niet voldoende om van een gemeubileerde woning te spreken. Het tuinhuis is niet bestemd of geschikt om enigszins duurzaam te dienen voor bewoning en wordt slechts gebruikt ter ondersteuning van het tuinieren.
3.5.
De heffingsambtenaar stelt zich op het standpunt dat uit de rechtspraak volgt dat al bij een zeer summiere hoeveelheid voorzieningen, sprake is van een gemeubileerde woning. Het tuinhuis beschikt over een wc, aanrecht met koud stromend water en is aangesloten op een septic tank. Het ontbreken van een centrale verwarming [2] en elektriciteit [3] , of het enkel hebben van een wasbak aan het aanrecht, staat niet in de weg aan de kwalificatie als gemeubileerde woning.
3.6.
De rechtbank overweegt dat uit een uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 25 april 2023 [4] volgt dat, om te kunnen spreken van een gemeubileerde woning, op zijn minst beschikt dient te worden over elementaire voorzieningen. In het verweerschrift geeft de heffingsambtenaar terecht aan dat essentiële voorzieningen, zoals toilet-, kook- en wasgelegenheid hierbij een rol spelen. In de uitspraak oordeelde het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden dat weliswaar niet beschikt kon worden over een eigen douche- of badgelegenheid, maar dat er door de aanwezigheid van warm water en een spoelbak in de keuken wel voldoende wasgelegenheid was (zij het primitief). Het gerechtshof Amsterdam heeft op 23 november 2021 [5] geoordeeld dat een keuken of kookgelegenheid, naar maatstaven van de huidige tijd gemeten, tot de elementaire voorzieningen behoort die een verblijfplaats bestemd en geschikt maken om enigszins duurzaam voor menselijke bewoning te dienen (en daarmee tot een gemeubileerde woning). Het ontbreken van een gelegenheid tot het bereiden van voedsel op een (vaste) warmtebron in de kamers, brengt met zich dat er geen keuken of kookgelegenheid aanwezig is. Het gerechtshof concludeert vervolgens dat elementaire voorzieningen ontbreken.
3.7.
Uit voornoemde rechtspraak volgt naar het oordeel van de rechtbank dat om te kunnen spreken van een gemeubileerde woning, op zijn minst sprake moet zijn van een toilet, kook- en wasgelegenheid mét warmwatervoorziening. De rechtbank constateert dat een dergelijke wasgelegenheid in het tuinhuis niet aanwezig is en dat een kookgelegenheid in het geheel ontbreekt. Het tuinhuis kan dan ook niet als gemeubileerde woning in de zin van artikel 223, eerste lid, van de Gemeentewet worden aangemerkt omdat elementaire voorzieningen ontbreken. De heffingsambtenaar stelt zich weliswaar terecht op het standpunt dat elektriciteit en verwarming niet noodzakelijk zijn voor de kwalificatie als gemeubileerde woning. Maar in dit geval ontbreken ook andere voorzieningen (kook- en wasgelegenheid) die bewoning mogelijk maken. Er kan daarom geen sprake zijn van de heffing van forensenbelasting.

Conclusie en gevolgen

4. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt de uitspraak op bezwaar. De rechtbank zal zelf in de zaak voorzien door de aan eiser opgelegde aanslag forensenbelasting te vernietigen.
4.1.
Omdat het beroep gegrond is moet de heffingsambtenaar het griffierecht aan eiser vergoeden. Eiser heeft geen proceskosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de bestreden uitspraak op bezwaar van 4 september 2024;
  • vernietigt de aanslag forensenbelasting van 31 december 2023 (met aanslagnummer 1403996320);
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van de bestreden uitspraak op bezwaar;
  • draagt de heffingsambtenaar op het betaalde griffierecht van € 51,- aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A.W. Jansen, rechter, in aanwezigheid van
mr.C.J. van ‘t Hoff, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op: 11 november 2025.
griffier
rechter
Deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Amsterdam waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Amsterdam vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie het arrest van de Hoge Raad van 2 maart 1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC5609.
2.De heffingsambtenaar verwijst naar het arrest van de Hoge Raad van 21 juni 2013, ECLI:NL:HR:2013:CA3878 (cassatie tegen de uitspraak van het gerechtshof ’s-Gravenhage van
3.De heffingsambtenaar verwijst naar een uitspraak van rechtbank ’s-Gravenhage van