ECLI:NL:RBAMS:2025:8496

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 oktober 2025
Publicatiedatum
10 november 2025
Zaaknummer
13/351549-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een Europees Aanhoudingsbevel wegens onmenselijke detentieomstandigheden in Polen

Op 29 oktober 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Poolse autoriteiten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van het EAB was verstreken zonder dat er nieuwe informatie was ontvangen die een wijziging van de detentieomstandigheden van de opgeëiste persoon zou rechtvaardigen. De rechtbank heeft de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot het in behandeling nemen van het EAB, omdat de detentieomstandigheden in Polen niet voldoen aan de vereisten van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, dat onmenselijke of vernederende behandeling verbiedt.

De zaak begon met een vordering van de officier van justitie op 21 juli 2025 om het EAB in behandeling te nemen. Tijdens de zitting op 11 september 2025 werd vastgesteld dat er een individueel gevaar bestond voor de opgeëiste persoon, gezien de detentieomstandigheden in Polen. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd en de gevangenhouding bevolen. In een tussenuitspraak op 25 september 2025 werd geconcludeerd dat de aanvullende informatie van de Poolse autoriteiten onvoldoende was om het gevaar van onmenselijke behandeling uit te sluiten.

Bij de zitting op 29 oktober 2025 was de opgeëiste persoon niet aanwezig, maar had hij afstand gedaan van zijn recht om bij de zitting aanwezig te zijn. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en geoordeeld dat de aanvullende informatie van de Poolse autoriteiten niet voldeed aan de eisen om de detentieomstandigheden te verbeteren. De rechtbank heeft daarom besloten geen gevolg te geven aan het EAB en de overleveringsdetentie op te heffen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/351549-24
Datum uitspraak: 29 oktober 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 21 juli 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 12 september 2024 door
the Circuit Court in Białystok III Criminal Division, Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[De opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1994,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[BRP-adres] ,
gedetineerd in de [detentieadres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

Zitting 11 september 2025
De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 11 september 2025, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. S. de Goede, advocaat in Breda, en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met dertig dagen verlengd. [2]
Ook heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen.
Tussenuitspraak
Bij tussenuitspraak van 25 september 2025 [3] heeft de rechtbank het onderzoek heropend en vastgesteld dat voor de opgeëiste persoon sprake is van een individueel gevaar van een onmenselijke of vernederende behandeling, omdat met de aanvullende informatie over zijn detentieomstandigheden in Polen het eerder vastgestelde algemene reële gevaar van een onmenselijke of vernederende behandeling niet is weggenomen. Op grond van artikel 11, tweede lid, OLW is de beslissing over de overlevering aangehouden, omdat een mogelijkheid bestaat dat bij wijziging van de omstandigheden het individuele gevaar alsnog kan worden uitgesloten. De rechtbank heeft hier een redelijke termijn van dertig dagen aan verbonden en heeft geoordeeld dat als binnen deze termijn zich geen gewijzigde omstandigheden voordoen, geen gevolg zal worden gegeven aan het EAB.
De rechtbank heeft op grond van artikel 22, vierde lid, sub c, OLW de beslistermijn verlengd met zestig dagen, onder gelijktijdige verlenging van de overleveringsdetentie op grond van artikel 27, derde lid, OLW.
Zitting 29 oktober 2025
De behandeling van de vordering is, met instemming van partijen, in gewijzigde samenstelling voortgezet op de zitting van 29 oktober 2025, in aanwezigheid van mr. A.L. Wagenaar, officier van justitie. De opgeëiste persoon is niet verschenen. Het dossier bevat een schriftelijke verklaring van de opgeëiste persoon van 29 oktober 2025 waarin hij afstand doet van zijn recht om bij de behandeling ter zitting aanwezig te zijn. De opgeëiste persoon is vertegenwoordigd door zijn gemachtigd raadsman, mr. S. de Goede, advocaat in Breda.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Poolse nationaliteit heeft.

3.Tussenuitspraak van 25 september 2025

Bij deze tussenuitspraak heeft de rechtbank al geoordeeld over de grondslag en inhoud van het EAB, de strafbaarheid van het feit, de garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW en over de toetsing aan artikel 11 OLW in combinatie met artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de EU. Deze overwegingen moeten als hier herhaald en ingelast worden beschouwd.

4.Artikel 11 OLW; detentieomstandigheden

Inleiding

De rechtbank verwijst in dit kader allereerst naar haar overwegingen onder punt 7 van de tussenuitspraak van 25 september 2025. Die overwegingen moeten als hier herhaald en ingelast worden beschouwd.
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft op 8 oktober 2025 de volgende aanvullende informatie verstrekt:

(…) Pursuant to the regulations of Article 112 § 1 of the Executive Penal Code, a convicted prisoner exercises his right to rest, which is indispensable to keep healthy, especially the right to go for at least one-hour walk and to sleep 8 hours a day. Walks are available for inmates outdoors and they last an hour.
Notwithstanding, with the consent of the administrative authority, an inmate is allowed visits and to use a pay phone, as well to consult with a psychologist and a supervisor (when needed) or to participate in cultural and educational activities.
Except for a walk, the above activities are not usually cyclical, hence it is impossible to estimate an average daily time span during which an inmate spends his time outside the residential cell.
It is also worth mentioning that no penitentiary actions are taken towards temporary arrested prisoners which are intended to eliminate causes of committed crimes in view of the presumption of innocence. Therefore, the offer of activities for such a group of inmates is limited which has a direct bearing on the time spent outside the residential cell."
In aanvulling hierop heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit op 21 oktober 2025 de volgende informatie verstrekt:
“(…) Pursuant to the regulations of Article 135 § 2 of the Executive Penal Code, in each custodial institution there is a lending library with books and the press available for the convicted and there is a possibility to use audio-visual devices in day rooms and residential cells. When using the devices, the convict must not disturb the established order in the penal institution.
In the Detention Centre in Białystok, using the book collection of the penal institution is organised in the following manner: books are brought to a residential cell on the basis of the order placed by an inmate. An inmate does not leave his residential cell.
In the Detention Centre in Białystok there are no separate social rooms or sport facilities where an inmate may spend his time every day.
Temporarily arrested prisoners may participate in cultural and educational activities in common rooms situated in the residential divisions for approximately 2 hours a week. Sports activities take place in the common rooms within the above timeframes.
Pursuant to the regulations of Article 112 § 1 of the Executive Penal Code, a convicted prisoner exercises his right to rest, which is indispensable to keep healthy, especially the right to go for at least one-hour walk and to sleep 8 hours a day. Walks are available for inmates outdoors and they last an hour.
Notwithstanding, with the consent of the administrative authority, an inmate is allowed visits and to use a pay phone, as well to consult with a psychologist and a supervisor. The above activities are not usually cyclical, hence it is impossible to estimate an average daily time span during which an inmate will spend his time outside the residential cell.
Pursuant to the regulations of Article 73 of the Executive Penal Code, the Director arranges the internal agenda of a penal institution, in which he specifies, inter alia, times dedicated to sleep, work, studying, cultural and educational activities, sports activities and individual activities of a temporarily arrested person, times and a place of meals provided by the administration of a detention centre, times, a place and the manner of walks and baths, days, times, a place and the agenda of visits, the rules of using a payphone, days, times and a place of worship, religious meetings and religion classes.
The administration of the Detention Centre in Białystok may not grant an absolute guarantee that a temporarily arrested person will be able to spend at least 2 hours daily outside the residential cell.”
Stanpunten van de raadsman en de officier van justitie
De raadsman stelt zich op het standpunt dat de nadere aanvullende informatie van de Poolse autoriteiten nog altijd geen garantie bevat dat de opgeëiste persoon minimaal twee uur per dag buiten zijn cel zal verblijven. In de aanvullende informatie wordt slechts vermeld dat activiteiten voor ongeveer twee uur per week worden aangeboden. Bovendien staat niet vast dat de opgeëiste persoon daadwerkelijk aan de activiteiten zal kunnen deelnemen. Daarnaast vinden alle activiteiten plaats binnen de cel, aangezien er geen gemeenschappelijke ruimtes zijn die dagelijks kunnen worden gebruikt. De rechtbank moet daarom geen gevolg geven aan het EAB.
De officier van justitie refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat zich binnen de in de tussenuitspraak van 11 september 2025 gestelde redelijke termijn geen wijziging van omstandigheden heeft voorgedaan op grond waarvan het algemene reële gevaar van onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie ten aanzien van de opgeëiste persoon kan worden uitgesloten. De aanvullende informatie van 8 en 21 oktober 2025 is onvoldoende. De rechtbank overweegt daartoe als volgt
In de tussenuitspraak van 11 september 2025 heeft de rechtbank geoordeeld dat, als de Poolse autoriteiten niet kunnen garanderen dat de opgeëiste persoon minimaal twee uur per dag buiten zijn cel kan verblijven, de rechtbank informatie nodig heeft waaruit blijkt aan welke activiteiten de opgeëiste persoon dagelijks kan deelnemen, wat de duur van die activiteiten is, én de omstandigheden waarvan deelname en duur afhankelijk zijn.
De aanvullende informatie van 8 en 21 oktober 2025 bevat dergelijke informatie niet. Op basis van de aanvullende informatie kan de rechtbank dan ook niet vaststellen hoeveel tijd en onder welke omstandigheden de opgeëiste persoon dagelijks buiten zijn cel zou kunnen verblijven. Voor de opgeëiste persoon is alleen gegarandeerd dat hij één uur per dag kan wandelen en verder kan uit de aanvullende informatie worden afgeleid dat hij daarnaast ongeveer twee uur per week kan deelnemen aan activiteiten. Dit is onvoldoende om het algemene reële gevaar voor de opgeëiste persoon weg te nemen. Er is niet concreet gemaakt welke verdere activiteiten er worden georganiseerd en met name hoe vaak die plaatsvinden, hoelang die duren en welke voorwaarden er zijn voor deelname daaraan, en wat dat concreet voor de opgeëiste persoon betekent.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de aanvullende informatie niet heeft geleid tot een wijziging in de omstandigheden als bedoeld in artikel 11, tweede lid, OLW. De gegeven redelijke termijn in de zin van artikel 11, vierde lid, OLW is inmiddels verstreken.
De rechtbank zal daarom geen gevolg geven aan het EAB gelet op het bepaalde in artikel 11, eerste lid, OLW en zal op grond van artikel 11, vierde lid, juncto artikel 28, derde lid, OLW de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaren in de vordering tot het in behandeling nemen van het EAB.

5.Slotsom

De rechtbank zal met toepassing van artikel 11, eerste lid, OLW geen gevolg geven aan het EAB.

6.Toepasselijke wetsartikelen

Artikel 11 OLW.

7.Beslissing

GEEFTgeen gevolg aan het EAB.
VERKLAARTde officier van justitie niet-ontvankelijk in de vordering tot het in behandeling nemen van het EAB.
HEFT OPde overleveringsdetentie.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. O.P.M. Fruytier, voorzitter,
mrs. M. Scheeper en C.M.S. Loven, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.F.A. Reuvekamp, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 29 oktober 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.