ECLI:NL:RBAMS:2025:8559

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 november 2025
Publicatiedatum
11 november 2025
Zaaknummer
13/367207-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware mishandeling van een fietser door een willekeurige passant met ernstige gevolgen voor het slachtoffer

Op 11 november 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 18 november 2024 een fietser, [benadeelde partij], in Amsterdam zwaar heeft mishandeld. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte de benadeelde partij zonder enige aanleiding in het gezicht heeft geslagen, waardoor zij van haar fiets viel en ernstig letsel opliep, waaronder een gebroken neus en andere verwondingen. De verdachte heeft tijdens de zittingen zijn daad bekend, maar kon geen duidelijke verklaring geven voor zijn handelen. De rechtbank heeft de zaak behandeld in meerdere zittingen, waarbij deskundigen zijn gehoord over de psychische toestand van de verdachte en het risico op recidive. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van zes maanden en terbeschikkingstelling onder voorwaarden, wat de rechtbank heeft toegewezen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, met de maatregel van terbeschikkingstelling onder voorwaarden, om de kans op herhaling te verkleinen en de verdachte te laten behandelen voor zijn psychische problemen. Daarnaast is de benadeelde partij in haar schadevergoeding toegewezen, waarbij de rechtbank de materiële en immateriële schade heeft vastgesteld op respectievelijk €561,54 en €2.500,00, te vermeerderen met wettelijke rente.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/367207-24
Datum uitspraak: 11 november 2025
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 1996,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] ,
momenteel gedetineerd in het [detentieadres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Zittingen 26 februari 2025 en 13 mei 2025
Op 26 februari 2025 en 13 mei 2025 hebben er pro forma-behandelingen plaatsgevonden van de zaak tegen verdachte.
Zitting 24 juli 2025
Op 24 juli 2025 heeft de inhoudelijke behandeling van de zaak tegen verdachte plaatsgevonden. Aan het eind van deze zitting is het onderzoek gesloten, met het voornemen later op dezelfde dag uitspraak te doen. Na beraad heeft de rechtbank het onderzoek echter heropend, omdat zij zich onvoldoende voorgelicht achtte om tot een einduitspraak te komen. Bij de rechtbank bestond de wens om zich op een volgende zitting nader te laten voorlichten door de deskundigen die over verdachte gerapporteerd hebben, onder meer over andere afdoeningsmogelijkheden zoals de maatregel van terbeschikkingstelling (al dan niet met voorwaarden) of een zorgmachtiging. Deze wens was ingegeven door de zorgen rondom het herhalingsgevaar en de motivatie van verdachte om mee te werken aan de bij een mogelijke veroordeling mogelijk op te leggen geadviseerde bijzondere voorwaarden.
Ook op 24 juli 2025 heeft rechtbank kennisgenomen van het verzoek tot schadevergoeding van de benadeelde partij, [benadeelde partij] , en de toelichting daarop van haar en mevrouw
[persoon 1] van Slachtofferhulp Nederland. De benadeelde partij heeft op 24 juli 2025 ook gebruik gemaakt van haar spreekrecht.
Zitting 22 oktober 2025
Op 22 oktober 2025 heeft er een pro forma-behandeling plaatsgevonden van de zaak tegen verdachte. Het onderzoek is op deze zitting formeel opnieuw aangevangen.
Zitting 28 oktober 2025
Op de zitting van 28 oktober 2025 is de zaak tegen verdachte opnieuw inhoudelijk behandeld. Partijen hebben ermee ingestemd dat het verhandelde op de eerdere inhoudelijke zitting van 24 juli 2025 als herhaald en ingelast mocht worden beschouwd.
De rechtbank heeft op 28 oktober 2025 kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. P. de Haas, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. D. Fontein, naar voren hebben gebracht.
Ook op 28 oktober 2025 heeft de rechtbank ter zitting de deskundigen gehoord die in de onderhavige zaak over verdachte gerapporteerd hebben, te weten: [persoon 2] (reclasseringswerker), [persoon 3] (reclasseringswerker) en [psycholoog] (psycholoog). Namens de benadeelde partij was aanwezig mevrouw [persoon 4] van Slachtofferhulp Nederland.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt – kort gezegd – verweten dat hij [benadeelde partij] op 18 november 2024 in Amsterdam van haar fiets heeft geslagen. Dit is aan hem ten laste gelegd als primair een zware mishandeling, subsidiair een poging tot zware mishandeling en meer subsidiair een eenvoudige mishandeling.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in de bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

Inleiding
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. Deze feiten en omstandigheden hebben ter zitting niet ter discussie gestaan en kunnen aldus dienen als uitgangspunt voor de uiteindelijke beantwoording van de bewijsvraag. [1]
Op 18 november 2024 kreeg de politie de melding dat er iemand van de fiets geslagen zou zijn in Amsterdam. [2] Ter plaatse werd het slachtoffer, [benadeelde partij] (hierna: [benadeelde partij] ) aangetroffen, zittend op een stenen verhoging. De politie nam waar dat [benadeelde partij] haar ogen gesloten had en dat deze opgezwollen waren. Haar beide handen en kleding zaten onder het bloed. Er stroomde bloed uit de neusgaten van [benadeelde partij] en op haar neus was een wond zichtbaar in de vorm van een snee. Ook haar onderlip was beschadigd en haar gezicht was vanaf haar ogen tot haar kin opgezwollen. [benadeelde partij] verklaarde tegen de politie dat ze uit het niets door iemand was geslagen. [3] Ze reed op dat moment ongeveer 23 kilometer per uur op haar elektrische fiets en voelde plotseling een harde klap tegen haar gezicht, als gevolg waarvan ze ten val kwam. Ze viel hard op de grond met haar hoofd. [benadeelde partij] voelde zich heel duizelig en schrok van de hoeveelheid bloed die uit haar neus kwam. [4] De persoon die [benadeelde partij] van haar fiets had geslagen bleek verdachte te zijn. Verdachte heeft bekend dat hij dit gedaan heeft. [5] Ook een op de plaats delict aanwezige getuige heeft bevestigd dat de aangehouden verdachte uit het niets de langsfietsende [benadeelde partij] in haar gezicht sloeg, als gevolg waarvan zij van haar fiets viel. [6]
Verdachte heeft niet duidelijk gemaakt waarom hij [benadeelde partij] van haar fiets heeft geslagen. In het dossier en de persoonlijkheidsrapportages zijn als mogelijke verklaringen onder andere genoemd dat verdachte een slaapplek nodig had en van de drugs af wilde komen, dat hij het in opdracht van een stem heeft gedaan en dat hij wraak wilde nemen op een willekeurige vrouw omdat zijn zusje ooit door iemand aangereden zou zijn met een winkelwagen. Op de zitting van 24 juli 2025 heeft verdachte verklaard dat hij niet weet waarom hij [benadeelde partij] van haar fiets geslagen heeft.
[benadeelde partij] heeft als gevolg van de val letsel opgelopen. Uit de letselrapportage blijkt dat het uitwendige letsel van [benadeelde partij] onder andere bestond uit een snee boven haar linker wenkbrauw, [7] letsel aan en rond haar oog (bestaande uit bloeduitstortingen en oogwitbloedingen), [8] een snee op haar neus [9] , schaafwonden op haar lichaam [10] en meerdere blauwe plekken. In het ziekenhuis werd daarnaast vastgesteld dat [benadeelde partij] ook haar neus had gebroken en mogelijk een hersenschudding had. Er bleek sprake te zijn van onder andere een scheef septum (neustussenschot), als gevolg waarvan de ademhaling werd bemoeilijkt. [11] Op 25 november 2025 heeft er, onder narcose, een operatie plaatsgevonden om het neustussenschot recht te zetten. Deze operatie bleek nog niet het gewenste resultaat te hebben gehad, als gevolg waarvan de ademhaling van [benadeelde partij] bemoeilijkt bleef. Indien dit niet zou wennen, zou een tweede operatie dit mogelijk kunnen verhelpen. [benadeelde partij] is daarop akkoord gegaan met deze tweede operatie. [12] Ten tijde van de zitting van 24 juli 2025 had deze operatie nog niet plaatsgevonden en stond [benadeelde partij] hiervoor nog op een wachtlijst. [13] De officier van justitie kon op de zitting van 28 oktober 2025 geen aanvullende informatie geven over de medische situatie van [benadeelde partij] .
Voorliggende rechtsvraag en ingenomen standpunten
Verdachte heeft de feitelijke handeling die hem ten laste gelegd wordt, het van de fiets slaan van [benadeelde partij] , heeft bekend. Op dit punt bestaat dan ook geen discussie. De rechtbank ziet zich in het kader van de bewijsvraag enkel nog voor de vraag gesteld of en hoe dit handelen gekwalificeerd kan worden.
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde zware mishandeling en gaat uit van vol opzet. De officier van justitie heeft in dit kader verwezen naar een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 2 mei 2024 met ECLI:NL:GHAMS:2024:1213.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit voor wat betreft de primair ten laste gelegde zware mishandeling. Er is nog geen medische eindtoestand bereikt en het door de officier van justitie aangehaalde arrest is niet vergelijkbaar, omdat daar sprake was van groter tijdsverloop. Daarnaast blijkt uit de medische informatie niet dat de tweede operatie medisch noodzakelijk is. De drempel om te kunnen spreken van zwaar lichamelijk letsel is niet gehaald. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling kan worden bewezen en gaat daarbij uit van voorwaardelijk opzet.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de primair ten laste gelegde zware mishandeling bewezen. Het letsel van [benadeelde partij] wordt in het normale spraakgebruik gezien als zwaar lichamelijk letsel. [benadeelde partij] is kort na het incident al een keer geopereerd. Deze ingreep heeft niet het gewenste resultaat gehad, nu ze bleef kampen met ademhalingsproblemen. Een tweede operatie is noodzakelijk om hier verbetering in aan te brengen. Uit de medische stukken en de toelichting van [benadeelde partij] in haar verzoek tot schadevergoeding blijkt duidelijk dat ze veel last heeft van haar ademhalingsproblemen en daarom een tweede operatie wenst. Bij het oordeel dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel is verder redengevend dat de operaties van een zekere ernst zijn (zo was in ieder geval de eerste operatie onder narcose) en dat er bij de laatste stand van zaken in juli 2025 al sprake was van een genezingsduur van ongeveer acht maanden terwijl volledig herstel op dat moment nog niet bereikt was. Voor haar oordeel dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel vindt de rechtbank ook steun in het door de officier van justitie aangehaalde arrest van het gerechtshof Amsterdam van 2 mei 2024 (ECLI:NL:GHAMS:2024:1213). In die zaak, waarin ook een zware mishandeling bewezen is verklaard, is sprake van vergelijkbaar letsel. Het verschil in tijdsverloop maakt dat niet anders.
De rechtbank gaat uit van voorwaardelijk opzet, zoals ook door de raadsman is betoogd. Het in het gezicht slaan van een persoon die met flinke snelheid op een (elektrische) fiets voorbijkomt brengt een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel met zich mee. De snelheid van de fiets vergroot immers de impact van de klap en brengt de reële kans mee dat iemand ten gevolge daarvan ten val komt, met alle gevolgen van dien. Uit het feit dat verdachte verklaard heeft dat hij [benadeelde partij] aan zag komen fietsen op haar elektrische fiets [14] (en zich dus bewust moet zijn geweest van haar hoge snelheid) leidt de rechtbank af dat verdachte deze aanmerkelijke kans ook bewust aanvaard heeft.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van het voorgaande en de in de voetnoten vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte op 18 november 2024 te [plaats] aan
[benadeelde partij] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten een gebroken neus, een snee op de neus, oogletsel, een snee boven de linker wenkbrauw en schaafwonden op het lichaam) heeft toegebracht door die [benadeelde partij] in het gezicht en van haar fiets te slaan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf en maatregel

De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft naar aanleiding van hetgeen besproken is tijdens de zitting van 28 oktober 2025 de oorspronkelijke eis aangepast en gevorderd dat verdachte voor het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek van voorarrest. De officier van justitie heeft daarnaast gevorderd dat verdachte ter beschikking wordt gesteld onder de door de reclassering in de maatregelenrapportage van
17 oktober 2025 geadviseerde voorwaarden. De officier van justitie vordert de voorwaarden dadelijk uitvoerbaar op te leggen.
Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft niet betwist dat het recidiverisico hoog is en dat verdachte te kampen heeft met problematiek waarvoor een behandeling moet volgen. De raadsman heeft wel kritiek geuit op de adviezen van de deskundigen. In het initiële psychiatrisch en psychologisch rapport werd de maatregel van terbeschikkingstelling nergens genoemd. De reclassering heeft in het initiële advies van 15 juli 2025 een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden geadviseerd. De officier van justitie heeft dit ook geëist op de zitting van 24 juli 2025. Nu zijn de deskundigen, na heropening van het onderzoek en zonder dat er sprake is van wezenlijk andere omstandigheden, opeens tot het advies gekomen van terbeschikkingstelling onder voorwaarden. Naar deze gang van zaken moet kritisch gekeken worden. De raadsman heeft de rechtbank verzocht om te overwegen of kan worden volstaan met een minder verstrekkend alternatief dan terbeschikkingstelling onder voorwaarden.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen oplegging van straf en maatregel is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een heel naar feit. Hij heeft [benadeelde partij] volledig uit het niets geslagen toen zij voorbij fietste, als gevolg waarvan zij van haar fiets viel. Deze val heeft grote gevolgen voor [benadeelde partij] gehad. Niet alleen het fysieke letsel is aanzienlijk; ook psychisch heeft het incident de nodige impact op haar gehad. De gevolgen waar [benadeelde partij] nog elke dag mee te kampen heeft zijn door haar treffend naar voren gebracht in haar slachtofferverklaring. De vraag waarom verdachte tot zijn handelen is gekomen, is onbeantwoord gebleven. Verdachte heeft weinig tot geen verantwoordelijkheid voor zijn handelen kunnen nemen.
Het is vervolgens de vraag wat een passende reactie is op het door verdachte gepleegde feit. Uit de persoonlijkheidsrapportages die over verdachte zijn opgemaakt volgt dat hij te kampen heeft met uiteenlopende problematiek. Zo stelt de psychiater in haar rapport van
25 april 2025 dat er sprake is van zwakbegaafdheid dan wel licht verstandelijke beperking, trekken van autismespectrumstoornis, psychotische problematiek en stoornissen in het cannabis- en alcoholgebruik. Een definitieve eenduidige diagnose kan op dit moment nog niet worden vastgesteld, daarvoor is verdiepingsdiagnostiek noodzakelijk. De psycholoog spreekt in haar rapport van 22 april 2025 van een ongespecificeerde psychotische stoornis, kenmerken van autisme en een stoornis in cannabis- en alcoholgebruik. De reclassering noemt daarnaast nog een heel aantal problemen op verschillende leefgebieden. Zowel de psychiater als de psycholoog adviseren om het ten laste gelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank volgt de deskundigen in dit advies en gaat uit van de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
Door zowel de psychiater als de psycholoog wordt het risico op toekomstig gewelddadig gedrag zonder begeleiding en behandeling als hoog ingeschat. Ook de reclassering spreekt in haar rapporten van 15 juli 2025 en 17 oktober 2025 van een hoog risico op recidive en letsel. Zij schatten ook het risico op onttrekking aan voorwaarden in als hoog.
Het voornaamste doel van de aan verdachte op te leggen straf en maatregel is zijn behandeling en daarmee het naar beneden brengen van het als hoog ingeschatte herhalingsgevaar. Dit doel prevaleert boven vergelding. De samenleving moet tegen verdachte beschermd worden: iets zoals [benadeelde partij] is overkomen mag niet opnieuw gebeuren.
Zoals uit het voorgaande is gebleken lijken partijen het dusver eens te zijn over de problematiek van verdachte, het herhalingsgevaar en de noodzaak tot behandeling. Het is vervolgens de vraag in welke vorm deze behandeling moet worden gegoten. De psychiater en psycholoog hebben in hun initiële rapportages geadviseerd dat aan verdachte een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf moet worden opgelegd met daaraan gekoppeld een aantal bijzondere voorwaarden, waaronder een klinische behandeling. De reclassering heeft dit advies uitgewerkt in haar rapport van 15 juli 2025. Zoals reeds onder 1 overwogen heeft de rechtbank op 24 juli 2025 besloten om de deskundigen die over verdachte gerapporteerd hebben op een nadere zitting te horen, vanwege de zorgen over het hoge herhalingsgevaar en de mogelijk gebrekkige motivatie van verdachte om mee te werken aan zijn behandeling. Vervolgens is op 17 oktober 2025 een maatregelenrapportage verschenen van de reclassering, waarin de reclassering adviseert om aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling onder voorwaarden op te leggen. De op de zitting van 28 oktober 2025 aanwezige psycholoog heeft zich (mede namens de niet op de zitting aanwezige psychiater, met wie zij op voorhand overleg had gehad) bij dit advies aangesloten.
De rechtbank begrijpt de kritiek van de raadsman over het plotseling andere advies, terwijl er in eerdere rapportages nooit over de maatregel van terbeschikkingstelling gesproken is, maar is van oordeel dat dit verschil voldoende is verklaard. Het advies om de maatregel van terbeschikkingstelling onder voorwaarden te laten prevaleren boven de eerder geadviseerde bijzondere voorwaarden in het kader van een (deels) voorwaardelijke straf is voornamelijk ingegeven door de wisselvallige en tegenstrijdige motivatie van verdachte, in combinatie met het herhalingsgevaar. Het kader van de terbeschikkingstelling onder voorwaarden, met als stok achter de deur een eventuele dwangverpleging, is nodig om de klinische behandeling te laten slagen.
De rechtbank volgt de deskundigen in het meest recente advies en zal aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling onder voorwaarden opleggen. De rechtbank heeft, net als de deskundigen, vraagtekens bij de motivatie van verdachte. Hij lijkt een beperkt ziekte-inzicht te hebben en lijkt op vragen over zijn motivatie vooral gewenste antwoorden te geven. Daar komt bij dat verdachte een omvangrijk strafblad heeft en dat verschillende eerdere reclasseringscontacten/behandelingen problematisch zijn verlopen. Bij het enkel aan verdachte opleggen van bijzondere voorwaarden is het risico te groot dat hij op enig moment besluit om niet mee te werken. Als dat gebeurt, zal de uitkomst uiteindelijk zijn dat verdachte, eventueel na het uitzitten van een voorwaardelijk strafdeel, onbehandeld op straat belandt. Met het grote herhalingsgevaar is dat een onaanvaardbaar risico. De rechtbank is al met al van oordeel dat met een minder streng kader dan de terbeschikkingstelling onder voorwaarden – die bij een gebrekkige motivatie van verdachte omgezet kan worden in een ongemaximeerde terbeschikkingstelling met dwangverpleging – niet kan worden volstaan. De rechtbank vindt een ongemaximeerde terbeschikkingstelling bij het niet voldoen aan de voorwaarden noodzakelijk omdat de diagnostiek nog niet volledig is afgerond en het om complexe multiproblematiek gaat waardoor de behandeling lang zou kunnen duren. Daarnaast is er een groot herhalingsgevaar.
De rechtbank concludeert dat verdachte ter beschikking gesteld moet worden en dat aan de voorwaarden voor oplegging van die maatregel is voldaan. Bij verdachte bestond, zoals reeds blijkt uit het voorgaande, tijdens het begaan van het bewezen geachte feit een gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Het bewezen geachte feit is een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld, en de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen vereist het opleggen van deze maatregel. De rechtbank zal de door de reclassering in het rapport van 17 oktober 2025 genoemde voorwaarden stellen betreffende het gedrag van de ter beschikking te stellen verdachte. Verdachte heeft zich bereid verklaard tot naleving van deze voorwaarden.
De rechtbank overweegt dat de maatregel van terbeschikkingstelling zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De maatregel kan daarom bij een eventuele omzetting naar terbeschikkingstelling met dwangverpleging langer duren dan vier jaar.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal zij bevelen dat de hierna op grond van artikel 38, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
De rechtbank combineert de op te leggen maatregel, conform de eis van de officier van justitie, met een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met aftrek van voorarrest.
Het bovenstaande brengt met zich mee dat de rechtbank geen reden ziet om de mogelijkheid van een zorgmachtiging nader te onderzoeken. De mogelijkheid van een zorgmachtiging heeft op tafel gelegen, maar een aanvraag daartoe is door het openbaar ministerie ingetrokken. Op basis van wat de op 28 oktober 2025 aanwezige deskundigen naar voren hebben gebracht acht de rechtbank nu echter geen grond meer om de mogelijkheid van een zorgmachtiging alsnog nader te onderzoeken. De aanwezige psycholoog heeft naar voren gebracht dat verdachte, gelet op zijn justitiële voorgeschiedenis, baat heeft bij een forensisch justitieel kader. Dit kader biedt een zorgmachtiging niet.
De eveneens besproken in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht bedoelde maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking (de GVM-maatregel) legt de rechtbank niet aan verdachte op. De rechtbank ziet in de oplegging van de maatregel geen meerwaarde bovenop de reeds aan hem op te leggen maatregel van terbeschikkingstelling onder voorwaarden. Al in het kader van die maatregel kan namelijk, zolang dat nodig is, toezicht worden gehouden op verdachte.

8.Beslag

Onder verdachte is een geldbedrag van € 481,30 in beslag genomen. Dit bedrag kan aan verdachte teruggeven worden (met dien verstande dat op het grootste deel van dit bedrag conservatoir beslag rust).

9.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De vordering
De benadeelde partij, [benadeelde partij] , vordert € 603,34 aan vergoeding van materiële schade (bestaande uit het toekomstige eigen risico voor de tweede ingreep, reparatiekosten voor haar fiets, stomerijkosten, de vervangingswaarde van haar vernielde Apple AirPods en reiskosten) en € 2.500,00 aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het verzoek tot schadevergoeding voor wat betreft de materiële schade volledig wordt toegewezen. De immateriële schade verzoekt ze toe te wijzen tot een bedrag van € 2.000,00. Het totaal toe te wijzen bedrag moet worden vermeerderd met de wettelijke rente. Daarnaast moet de schadevergoedingsmaatregel opgelegd worden.
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in de gevorderde materiële schade voor zover die ziet op het toekomstige eigen risico. Ten aanzien van die post bestaat onzekerheid en is nog te veel onduidelijk. In de berekening van de vervangingswaarde van de vernielde Apple AirPods is uitgegaan van drie jaar afschrijving, terwijl dat vier jaar moet zijn. Voor de overige materiële posten heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De raadsman heeft de rechtbank verzocht om het toe te wijzen bedrag aan immateriële schadevergoeding te matigen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de gevorderde materiële schade toewijzen, met dien verstande dat zij uitgaat van een afschrijvingsduur van vier jaar ten aanzien van de Apple AirPods. Dat maakt dat de vervangingswaarde daarvan geen € 125,40, maar € 83,60 bedraagt. De gevorderde kosten voor het toekomstige eigen risico zal de rechtbank toewijzen. Zoals reeds onder 3 is overwogen twijfelt de rechtbank niet aan de noodzakelijkheid van de tweede ingreep. Om die reden ziet de rechtbank, anders dan de raadsman, geen reden om de benadeelde partij in de post van het toekomstige eigen risico voor die ingreep niet-ontvankelijk te verklaren. Het totaal toe te wijzen bedrag aan materiële schade komt op € 561,54, waar van toepassing te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de verschillende schadeposten (zoals weergegeven in het dictum).
De gevorderde immateriële schade zal de rechtbank in haar geheel toewijzen. De rechtbank zoekt in dat kader aansluiting bij de Rotterdamse Schaal. In paragraaf 9.1 onder c) worden bij breuken van de neus bedragen genoemd die al hoger liggen dan het door de benadeelde partij gevorderde bedrag. Ook het toe te wijzen bedrag aan immateriële schade zal de rechtbank vermeerderen met de wettelijke rente.
Ook zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 36f, 37a, 38, 38a, 38e en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor onder 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
zware mishandeling
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
6 (zes) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Gelast dat verdachte ter beschikking zal worden gesteld en stelt daarbij de volgende voorwaarden:
1.
Geen strafbaar feit plegen
Veroordeelde maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit.
2.
Meewerken aan reclasseringstoezicht
Veroordeelde werkt mee aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in:
  • Veroordeelde meldt zich op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is.
  • Veroordeelde laat een of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig identiteitsbewijs zien. Dit is nodig om de identiteit van veroordeelde vast te stellen.
  • Veroordeelde houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om veroordeelde te helpen bij het naleven van de voorwaarden.
  • Veroordeelde helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid.
  • Veroordeelde werkt mee aan huisbezoeken.
  • Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners.
  • Veroordeelde vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering.
  • Veroordeelde werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met veroordeelde, als dat van belang is voor het toezicht.
3.
Meewerken aan time-out
Als de reclassering dat nodig vindt en veroordeelde daarmee instemt, kan veroordeelde voor een time-out worden opgenomen in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) of andere instelling. Deze time-out duurt totdat de reclassering of veroordeelde deze beëindigt, maar maximaal zeven weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal zeven weken, tot maximaal veertien weken per jaar.
4.
Niet naar het buitenland
Veroordeelde gaat niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden, zonder toestemming van de reclassering.
5.
Opname in een zorginstelling
Veroordeelde laat zich opnemen op de FPA Fivoor of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start wanneer er plek is. De opname duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt.
Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing.
Indien er aansluitend aan zijn detentie nog geen plek beschikbaar is dient veroordeelde zijn medewerking te verlenen aan een verblijf in het kader van een overbruggingsvoorziening, ter beoordeling van de Divisie Individuele Zaken.
6.
Ambulante behandeling
Veroordeelde laat zich – na afronding van de klinische behandeling – behandelen door een nader te bepalen zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
7.
Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
Veroordeelde verblijft – na afronding van de klinische behandeling - in een nader te bepalen instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start zodra er een plaatsingsplek en -datum is. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
8.
Drugsverbod
Veroordeelde gebruikt geen drugs en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
9.
Alcoholverbod
Veroordeelde gebruikt geen alcohol, en werkt mee aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
10.
Contactverbod
Veroordeelde heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met het slachtoffer [benadeelde partij] , geboren op [geboortedag 2] 1995 in [geboorteplaats 2] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.
11.
Dagbesteding
Veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag.
12.
Meewerken aan schuldhulpverlening
Veroordeelde werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
Geeft opdracht aan Reclassering Nederland de terbeschikkinggestelde bij de naleving van die voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden
dadelijk uitvoerbaaris.
Schorsthet bevel tot voorlopige hechtenis onder dezelfde voorwaarden als hierboven genoemd met ingang van het moment dat er voor verdachte een overbruggingsplaats of opnameplek als bedoeld in voorwaarde 5 beschikbaar is.
Ten aanzien van het beslag:
Gelast de teruggave aan verdachte,
[verdachte]van:
- 481,30 EUR (PL1300-2024275770-G6583196).
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde partij] :
Wijst de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde partij] , toe tot een bedrag van
€ 561,54 (vijfhonderdéénenzestig euro en vierenvijftig eurocent) aan vergoeding van materiële schade en € 2.500,00 (tweeduizendvijfhonderd euro) aan vergoeding van immateriële schade.
De toe te wijzen € 2.500,00 (tweeduizendvijfhonderd euro) aan vergoeding van immateriële schade en een deel van € 148,62 (honderdachtenveertig euro en tweeënzestig eurocent) aan materiële schade moeten worden vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade op 18 november 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening. Het deel van € 7,26 (zeven euro en zesentwintig eurocent) aan materiële schade moeten worden vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van ontstaan van de schade op 20 november 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening. Het deel van € 20,66 (twintig euro en zesenzestig eurocent) aan materiële schade moet worden vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade op 11 december 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening. Het deel van € 385,00 (driehonderdvijfentachtig euro) aan materiële schade moet worden vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf het moment waarop deze kosten worden gemaakt.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde partij] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Schadevergoedingsmaatregel
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde partij] aan de Staat € 3.061,54 (drieduizend éénenzestig euro en vierenvijftig eurocent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover zoals hiervoor weergegeven. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 40 (veertig) dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. K.A. Brunner, voorzitter,
mrs. M. Vaandrager en A.K. Glerum, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.J.F. Ceelie, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 november 2025.
[--]

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2024275770-5, doorgenummerde pagina 11 onder ‘Hoedanigheid en melding’.
3.Ibid., doorgenummerde pagina 11 onder ‘Ter plaatse’.
4.Proces-verbaal van aangifte met nummer PL1300-2024275770-7, doorgenummerde pagina 6 onder ‘Inleiding’ en ‘Mishandeling’.
5.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2024275770-5, doorgenummerde pagina 11 onder ‘Ter plaatse’ en de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 24 juli 2025.
6.Ibid., doorgenummerde pagina 12 onder ‘Getuige’.
7.Een Letselrapportage Forensische Geneeskunde Noordwest Nederland van 20 november 2024, opgenomen in een aanvullend procesdossier op doorgenummerde pagina 6.
8.Ibid., doorgenummerde pagina’s 7 en 8.
9.Ibid., doorgenummerde pagina 9.
10.Ibid., doorgenummerde pagina 11.
11.Een brief van het OLVG van 22 november 2024, opgenomen in een aanvullend procesdossier op doorgenummerde pagina’s 6 en 7 en een brief van het OLVG van 18 november 2024, opgenomen in een aanvullend procesdossier op doorgenummerde pagina’s 9 en 10.
12.Ibid., doorgenummerde pagina 7 en een brief van het OLVG van 15 januari 2025, opgenomen in een aanvullend procesdossier op doorgenummerde pagina 4.
13.Proces-verbaal van de zitting van 24 juli 2025 en het verzoek tot schadevergoeding van [benadeelde partij] .
14.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 24 juli 2025