ECLI:NL:RBAMS:2025:8767

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 november 2025
Publicatiedatum
14 november 2025
Zaaknummer
13/230916-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 22-jarige man voor verkrachting en bedreiging in Diemen

Op 14 november 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een 22-jarige man, die werd beschuldigd van verkrachting en bedreiging. De rechtbank heeft de man veroordeeld voor de verkrachting van een vrouw op 8 mei 2023 in een studentenflat in Diemen, waarbij de verdachte de vrouw met geweld en bedreiging dwong tot seksuele handelingen. De rechtbank baseerde haar oordeel op de bekennende verklaring van de verdachte en het informatief gesprek dat de vrouw had met de politie. De verdachte werd ook veroordeeld voor de bedreiging van een andere vrouw op 27 mei 2023, waarbij hij haar bij de arm greep en dreigde met een vuurwapen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van een eerdere aanklacht van verkrachting van een andere vrouw op 14 maart 2023, wegens gebrek aan bewijs. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van dertig maanden, waarvan tien maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en bijzondere voorwaarden. Tevens werd de vordering van de benadeelde partij toegewezen, die schadevergoeding eiste voor de bedreiging.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/230916-24
Datum uitspraak: 14 november 2025
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2003,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] , [woonplaats] ,
thans gedetineerd in: [naam PI] .
hierna te noemen: verdachte.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 9 oktober 2024, 19 december 2024, 20 februari 2025, 7 mei 2025, 18 juni 2025, 4 september 2025 en 31 oktober 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. W.J. Nijkerk, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. B.C. Swier, advocaat in Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort weergegeven – ten laste gelegd dat hij zich in Diemen heeft schuldig gemaakt aan:
1. verkrachting van [slachtoffer 1] op 14 maart 2023 waarbij verdachte onder meer zijn vinger(s) in de vagina van [slachtoffer 1] heeft geduwd;
2.
primair:verkrachting van [slachtoffer 2] op 8 mei 2023, waarbij verdachte onder meer zijn vinger(s) in de vagina van [slachtoffer 2] heef geduwd;
subsidiair ten laste gelegde als: poging tot verkrachting;
3. bedreiging van [slachtoffer 3] op 27 mei 2023 door die [slachtoffer 3] bij haar arm te pakken en/of “sssst” te zeggen en een vinger voor zijn mond te doen en/of te zeggen dat hij een vuurwapen bij zich had en naar zijn tasje te wijzen en/of te zeggen “Je moet stil zijn want ik heb een wapen. Anders schiet ik je helemaal leeg”.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt vrijgesproken van het onder feit 1 ten laste gelegde. Uit de camerabeelden die aan het dossier zijn toegevoegd, blijkt niet dat sprake is van dwang. Ook tonen de camerabeelden aan dat de verklaring van aangeefster [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) op bepaalde onderdelen onjuist is.
Ten aanzien van het onder feit 2 ten laste gelegde heeft de officier van justitie gerekwireerd tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde.
Ten aanzien van het onder feit 3 ten laste gelegde heeft de officier van justitie eveneens gerekwireerd tot een bewezenverklaring.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder feit 1 ten laste gelegde. Aangeefster [slachtoffer 1] heeft in strijd met de waarheid verklaard, waardoor haar aangifte onbetrouwbaar is.
Wat betreft het onder feit 2 ten laste gelegde heeft de raadsman bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de primair ten laste gelegde verkrachting van [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) wegens onvoldoende wettig bewijs. Het dossier bevat uitsluitend een verklaring van [slachtoffer 2] in de vorm van een informatief gesprek dat niet voor het bewijs van het ten laste gelegde kan worden gebruikt. Verdachte heeft op de terechtzitting van 31 oktober 2025 de onder feit 2 ten laste gelegde handelingen bekend, zij het dat hij heeft ontkend met zijn vingers de vagina van [slachtoffer 2] te hebben gepenetreerd. Wat betreft de subsidiair ten laste gelegde poging tot verkrachting heeft de raadsman het standpunt ingenomen dat dit feit kan worden bewezen.
De raadsman heeft zich ten aanzien van het onder feit 3 ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Verdachte heeft ter zitting van 31 oktober 2025 verklaard dat het klopt dat hij [slachtoffer 3] (hierna: [slachtoffer 3] ) heeft aangesproken en haar bij haar arm heeft vastgepakt. Verdachte heeft verder verklaard dat hij zich niet kan herinneren dat hij tegen [slachtoffer 3] heeft gezegd dat hij een wapen bij zich had.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Vrijspraak ten aanzien van feit 1
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verkrachting van [slachtoffer 1] , zodat verdachte daarvan zal worden vrijgesproken. Uit het dossier blijkt dat [slachtoffer 1] ten aanzien van het ten laste gelegde wisselende verklaringen heeft afgelegd bij de politie en de rechter-commissaris. Dit maakt dat de rechtbank haar verklaringen onvoldoende betrouwbaar vindt en niet gebruikt als bewijsmiddel. Evenmin kan op grond van de overige bewijsmiddelen in het dossier worden vastgesteld dat de seks onder dwang heeft plaatsgevonden en dat sprake is van verkrachting. Verdachte zal van dit feit worden vrijgesproken.
4.3.2
Ten aanzien van feit 2 en feit 3
De rechtbank is op grond van de in
bijlage IIopgenomen wettige bewijsmiddelen van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verkrachting van [slachtoffer 2] (feit 2, primair) en bedreiging van [slachtoffer 3] (feit 3). De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
4.3.2.1 Bewezenverklaring ten aanzien van feit 2
Informatief gesprek zeden met [slachtoffer 2]
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring die [slachtoffer 2] bij de politie heeft afgelegd tijdens het informatief gesprek zeden voor het bewijs van het onder feit 2, primair, ten laste gelegde kan worden gebezigd. De rechtbank baseert zich hierbij op het arrest van de Hoge Raad met ECLI:NL:HR:2024:237, waarin wordt verwezen naar de conclusie van de plaatsvervangend advocaat-generaal met ECLI:NL:PHR:2024:94. In deze conclusie wordt overwogen dat een proces-verbaal dat in de wettelijke vorm is opgemaakt en een mededeling behelst van feiten en omstandigheden die de verbalisanten zelf hebben waargenomen of ondervonden voor het bewijs kan worden gebruikt. In deze zaak gaat het om zo’n proces-verbaal waarin de verbalisanten weergeven wat [slachtoffer 2] heeft verklaard over wat haar is overkomen. Zij heeft verklaard dat zij door verdachte met zijn vingers in haar vagina is gepenetreerd. Verdachte heeft haar daarbij vastgepakt, zijn hand op haar mond gelegd, haar omgedraaid, haar op haar knieën geduwd, en haar bedreigd.
Bekennende verklaring verdachte
Naast het informatieve gesprek zeden bevat het dossier ook de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter zitting op 9 oktober 2024. Tijdens deze zitting heeft verdachte verklaard dat het klopt dat hij mevrouw [slachtoffer 2] op 9 mei 2023 heeft verkracht. Dat verdachte later zijn verklaring heeft bijgesteld en bij de politie heeft verklaard dat hij niet met zijn vingers de vagina van [slachtoffer 2] is binnengegaan, maakt dit niet anders. De rechtbank overweegt daartoe dat het subsidiair ten laste gelegde pas aan de tenlastelegging is toegevoegd nadat verdachte bij de politie op 30 oktober 2024 een andersluidende verklaring heeft afgelegd, dus
nazijn eerdere bekennende verklaring. Op de zitting van 18 juni 2025 is de vordering van de officier van justitie tot wijziging van de tenlastelegging toegewezen.
Conclusie
Concluderend acht de rechtbank op grond van de verklaring van [slachtoffer 2] , zoals opgenomen in het proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden, en de bekennende verklaring van verdachte zoals afgelegd ter zitting van 9 oktober 2024, bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 2, primair ten laste gelegde te weten de verkrachting van [slachtoffer 2] door haar met geweld en bedreiging met geweld te dwingen tot het ondergaan van seksuele handelingen die mede bestonden uit het onverhoeds seksueel bij haar binnendringen. Dit heeft hij gedaan door [slachtoffer 2] van achteren vast te pakken en met zijn hand haar mond te bedekken en vervolgens zijn vingers in haar vagina te duwen, terwijl verdachte onder meer zei dat hij haar zou verkrachten en zij aan zijn penis moest zuigen.
4.3.2.2 Bewezenverklaring ten aanzien van feit 3
Op grond van de aangifte van bedreiging van [slachtoffer 3] en de bekennende verklaring van verdachte ten aanzien van deze bedreiging op de zitting van 9 oktober 2024, is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging van [slachtoffer 3] met enig misdrijf tegen het leven gericht.

5.De bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
bijlage IIvervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Ten aanzien van feit 2:
primair:
omstreeks 9 mei 2023 te Diemen door geweld en bedreiging met geweld, te weten door
- die [slachtoffer 2] van achteren vast te pakken en te houden en
- zijn, verdachtes, hand op de mond van die [slachtoffer 2] te leggen en
- onverhoeds zijn, verdachtes, vingers in de vagina van die [slachtoffer 2] te duwen en
- die [slachtoffer 2] om te draaien en op haar knieën te duwen en
- daarbij die [slachtoffer 2] een of meermaals de woorden toe te voegen: “ik heb een wapen" en "open de deur" en "kus mij" en "zuig mijn penis" en "ik ga je verkrachten" en "zweer op je moeder dat je niet de politie belt want ik weet hoe je eruitziet en ik vermoord je", in elk geval woorden van gelijke aard en/of strekking,
[slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] ,
te weten het duwen/drukken van zijn vingers in de vagina van die [slachtoffer 2] ;
Ten aanzien van feit 3:
op 27 mei 2023 te Diemen [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [slachtoffer 3] bij haar arm te pakken en "sssst" te zeggen en een vinger voor zijn mond te doen en te zeggen dat hij een vuurwapen had en naar zijn tasje te wijzen en te zeggen "Je moet stil zijn want ik heb een wapen. Anders schiet ik je helemaal leeg", althans woorden van gelijke strekking.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf en maatregel

8.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 (tweeënveertig) maanden, waarvan 12 (twaalf) maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 (drie) jaren. Ook heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte een aantal bijzondere voorwaarden worden opgelegd zoals die door de reclassering zijn geadviseerd, behalve de bijzondere voorwaarden die zien op het locatiegebod en locatieverbod in combinatie met elektronische monitoring. De officier van justitie heeft gevorderd dat de gestelde voorwaarden dadelijk uitvoerbaar worden verklaard. Tot slot heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking (hierna: GVM), als bedoeld in artikel 38z Sr, wordt opgelegd.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om bij het bepalen van de strafmaat rekening te houden met straffen die in soortgelijke zaken aan verdachten worden opgelegd en de oriëntatiepunten die door het Landelijk overleg Vakinhoud Strafrecht (hierna: LOVS) zijn opgesteld. Ook heeft de raadsman verzocht om bij het bepalen van de strafmaat rekening te houden met de jonge leeftijd van verdachte. Ook heeft hij gevraagd rekening te houden met de aanwezigheid van een stoornis gelet waarop sprake is van verminderde toerekening. Tot slot heeft de raadsman verzocht om aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarde van ambulante behandeling. Gelet hierop vindt de raadsman een gevangenisstraf van 24 maanden waarvan 8 maanden voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden passend.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
8.3.1
De ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan
Verdachte heeft in de nacht van 9 op 10 mei 2023 een vrouw, die onderweg was naar haar woning, achtervolgd in haar flatgebouw. Hij heeft haar onverhoeds van achteren vastgepakt haar mond bedekt en tegen haar gezegd dat hij een wapen bij zich had. Vervolgens heeft hij zijn hand in de broek van de vrouw gestopt en haar vagina met zijn vingers gepenetreerd. Verdachte heeft zich hiermee schuldig gemaakt aan verkrachting van een jonge vrouw. Een verkrachting is een van de ergste dingen die een persoon kan overkomen. Het is een ernstige aantasting van de lichamelijke integriteit en leidt in veel gevallen tot blijvende psychische schade. Een feit als dit roept in de samenleving dan ook afschuw en verontwaardiging op. Het plegen van dergelijke misdrijven draagt bovendien bij aan gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij. De verdachte heeft met zijn handelen een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van het slachtoffer. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij met het slachtoffer wilde praten en seks met haar wilde hebben. Aldus heeft verdachte bij zijn handelen enkel oog gehad voor zijn eigen lustgevoelens en op geen enkele wijze rekening gehouden met de wil en de gevoelens van het slachtoffer. Naast verkrachting heeft verdachte zich ook schuldig gemaakt aan bedreiging van een jonge vrouw op 27 mei 2023 in hetzelfde flatgebouw. Wederom heeft verdachte een vrouw die ’s avonds thuiskwam achtervolgd, waarna hij haar heeft vastgepakt en zijn hand op de mond van de vrouw heeft gelegd. Vervolgens heeft verdachte haar bedreigd door te zeggen dat hij een wapen bij zich had en dat zij stil moest zijn omdat hij haar anders helemaal leeg zou schieten. Door zo te handelen heeft verdachte ook bij deze vrouw inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van het slachtoffer. Uit de slachtofferverklaring die dit slachtoffer tijdens de zitting heeft voorgelezen blijkt dat zij sinds het feit angstig is en last heeft van herbelevingen en scenario denken. Eenieder dient op elk moment van de dag veilig naar huis te kunnen gaan zonder dat zij slachtoffer worden van ernstige (gewelds)feiten, zoals de feiten waaraan verdachte zich schuldig heeft gemaakt Deze feiten hebben in de (studenten)flat in Diemen lange tijd tot grote onrust en gevoel van onveiligheid geleid.
8.3.2
De persoonlijke omstandigheden
Het strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 23 oktober 2025. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld. In het strafblad van verdachte zijn daarom geen strafverzwarende omstandigheden gelegen.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op de Pro Justitia-rapportage opgemaakt door de psychiater M.B.F. van Berkel en de GZ-psycholoog W. Groen. Verdachte functioneert op het grensgebied van zwakbegaafd tot een licht verstandelijk beperkt niveau. Het functioneren op het grensgebied van een licht verstandelijke beperking is op het moment van de tenlastegelegde feiten reeds aanwezig geweest; het betreft een ontwikkelingsstoornis. De deskundigen concluderen dat een persoonlijkheidsstoornis, een parafiele stoornis en een stoornis in het gebruik van middelen allen vanuit het onderhavige onderzoek niet met zekerheid aan te tonen zijn, maar ook niet zijn uit te sluiten. Doordat er onvoldoende tot diagnostische conclusies kan worden gekomen en geen zicht is gekomen op een eventueel recidiverisico, is het voor de deskundigen niet mogelijk om tot een onderbouwde aanbeveling te komen voor interventies en juridische kaders. Op basis van de uitkomsten van de wegingslijst adolescentenstrafrecht, achten onderzoekers alles overwegend, toepassing van het jeugdstrafrecht niet geïndiceerd.
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsadvies van 3 oktober 2024 van Reclassering Nederland. In de rapportage, ten tijde waarvan verdachte zich ten aanzien van de bewezenverklaarde feiten zich nog op zijn zwijgrecht heeft beroepen, schrijft de reclassering dat met name de ernst van het delict (de rechtbank begrijpt: delicten) en de onduidelijkheid hieromtrent, ernstige zorgen baart. Vanwege de gesloten houding van verdachte konden zij op dat moment geen plan van aanpak gericht op gedragsverandering en recidivevermindering opstellen.
In de rapportage van 8 augustus 2025 is door de reclassering opnieuw de mogelijkheid onderzocht omtrent het opleggen van bijzondere voorwaarden aan verdachte, omdat zijn houding ten aanzien van de bewezenverklaarde feiten op dat moment was veranderd. De reclassering schrijft dat verdachte meerdere keren was afgewezen door verschillende vrouwen. Dit leidde bij hem tot frustratie, die steeds meer opliep. De afwijzing, de gevoelens van krenking en mogelijke seksuele preoccupatie hebben mogelijk een rol gespeeld bij de totstandkoming van de ten laste gelegde feiten. Er zal volgens de reclassering nader onderzoek moeten plaatsvinden om zicht te krijgen op wat er precies aan de feiten ten grondslag heeft gelegen. Gelet op de veranderde houding van verdachte ten aanzien van de strafbare feiten, ziet de reclassering nu wel mogelijkheden om uitvoering te geven aan bijzondere voorwaarden, waaronder behandeling in een ambulant kader, gericht op risicobeheersing, gedragsverandering en het structureren van praktische zaken. Hoewel er sprake is van responsiviteit, blijkt dat verdachte in detentie wel moeite heeft om zich te conformeren aan voorwaarden en regels. Ook blijft hij geneigd om informatie achter te houden. Als bijzondere voorwaarden wordt geadviseerd om aan verdachte op te leggen een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, dagbesteding, geen andere huisvesting zonder toestemming van het Openbaar Ministerie, een contactverbod met de slachtoffers, een locatieverbod en locatiegebod met elektrische monitoring
Ook geeft de reclassering in overweging mee om aan verdachte een GVM op te leggen. De lichtverstandelijke beperking van verdachte en het matige tot hoge risico op recidive maken dat een traject langer de tijd nodig heeft om tot risicobeheersing en gedragsverandering te kunnen komen.
Gelet op de Pro Justitia-rapportage en de adviezen van de reclassering zal de rechtbank aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen en de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden overnemen, met uitzondering van een locatieverbod en locatiegebod met elektronische monitoring. De rechtbank ziet in de jeugdige leeftijd van verdachte en zijn lichtverstandelijke beperking, reden om aan verdachte een proeftijd op te leggen die langer is dan gebruikelijk, namelijk voor de duur van drie jaren, teneinde verdachte en de reclassering voldoende de tijd te geven om tot gedragsverandering te komen.
8.3.3
Strafoplegging en oplegging van de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel
De rechtbank deelt de ernstige zorgen die door de deskundigen zijn geuit en acht het opleggen van de bijzondere voorwaarden, zoals geformuleerd door de reclassering, dringend noodzakelijk. De ernstige zorgen over verdachte zien voornamelijk op de door hem gepleegde delicten. Tot op heden is onvoldoende duidelijk geworden welke factoren aan dit gedrag ten grondslag hebben gelegen. Dit gebrek aan inzicht maakt het moeilijk om de risico’s op recidive en verdere escalatie goed in te schatten. Bovendien is het zorgelijk dat verdachte de indruk blijft wekken dat alles goed gaat en dat er geen sprake is van onderliggende problematiek. Hierdoor lijkt hij onvoldoende probleembesef te tonen en ontbreekt de motivatie om aan eventuele risicofactoren te werken.
Gelet op deze zorgen komt de rechtbank tot de navolgende beoordeling en conclusie.
Landelijke Oriëntatiepunten voor Straftoemeting
Bij het bepalen van de strafmaat houdt de rechtbank rekening met de LOVS die opgesteld zijn om te bevorderen dat landelijk voor dezelfde feiten door rechtbanken ongeveer dezelfde straffen worden opgelegd. Ten aanzien van de oriëntatiepunten voor verkrachting wordt een gevangenisstraf van 24 maanden genoemd. Bij verkrachting waarbij enige vorm van geweld wordt toegepast, wordt in de LOVS 36 maanden genoemd. Ook houdt de rechtbank rekening met de straffen die in soortgelijke zaken aan verdachten worden opgelegd en met de jonge leeftijd van verdachte. Het LOVS-uitgangspunt voor bedreiging (een geldboete van € 250,-) vindt de rechtbank gelet op de ernst van de onderhavige bedreiging geen passend vertrekpunt.
Belangrijk is verder dat een deel van de straf voorwaardelijk wordt opgelegd. Verdachte zal langere tijd in het kader van een intensief traject aan gedragsverandering moeten werken.
De raadsman heeft verzocht de feiten verminderd aan verdachte toe te rekenen en daarmee in strafmatigende zin rekening te houden. De rechtbank ziet in de gedragskundige rapportages die over verdachte zijn opgemaakt onvoldoende aanknopingspunten om te komen tot de conclusie dat verdachte vanwege zijn problematiek op enig moment is belemmerd in zijn keuzevrijheid om te handelen. Dit betekent dat de rechtbank daarmee ook geen rekening zal houden bij de strafoplegging.
Strafoplegging
Gelet op de ernst van de feiten kan niet worden volstaan met een andere straf dan een (deels voorwaardelijke) vrijheidsbenemende straf van substantiële duur. Wel is de rechtbank van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding bestaat om bij de straftoemeting af te wijken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd. Alles afwegende vindt de rechtbank het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden met aftrek, waarvan 10 (tien) maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 3 (drie) jaren passend. De rechtbank zal aan het voorwaardelijk strafgedeelte de eerdergenoemde bijzondere voorwaarden verbinden.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De rechtbank is van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Zij zal daarom de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar verklaren.
Gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel
De rechtbank leidt uit het reclasseringsrapport af dat het in de toekomst mogelijk wenselijk is ook na afloop van de proeftijd nog gedragsvoorwaarden moeten gelden. Gelet op dit advies en gelet op het feit dat hetgeen aan het ernstige strafbare gedrag van verdachte ten grondslag heeft gelegen onbekend is gebleven, is de rechtbank van oordeel dat langdurig toezicht vereist is om het recidiverisico in te kunnen perken. De rechtbank constateert dat aan de wettelijke voorwaarden voor oplegging van een GVM is voldaan. De rechtbank zal gelet op het zojuist overwogene dan ook tevens een GVM als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opleggen. Naar het oordeel van de rechtbank is de oplegging van deze maatregel noodzakelijk voor de bescherming van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen.

9.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

9.1
Vorderingen benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer 3] (feit 3) vordert € 1.000,- aan vergoeding van immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade. Daarnaast is verzocht de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f Sr aan verdachte op te leggen.
9.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat de vordering geheel kan worden toegewezen.
9.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de gevorderde schadevergoeding niet betwist en aangegeven dat verdachte bereid is de gevorderde schadevergoeding te betalen.
9.4
Het oordeel van de rechtbank
Namens de benadeelde partij [slachtoffer 3] is gesteld dat zij door de bedreiging psychisch letsel heeft opgelopen. In haar schade-onderbouwingsformulier heeft de benadeelde partij [slachtoffer 3] gemotiveerd en onbetwist gesteld dat de bedreiging van verdachte een grote impact op haar heeft gehad. Het incident heeft ertoe geleid dat zij binnen een maand is verhuisd en zij heeft na de bedreiging lange tijd veel last gehad van flashbacks en scenario denken. Zij heeft angstklachten ontwikkeld en ervoer veel stress. Hoewel de vordering niet met een medische verklaring is onderbouwd, is de rechtbank van oordeel dat het aannemelijk is dat er sprake is van psychisch letsel gelet op de aard en ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor de benadeelde partij [slachtoffer 3] , zoals hiervoor omschreven.
Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij [slachtoffer 3] recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade. De rechtbank is van oordeel dat de door benadeelde partij [slachtoffer 3] gevorderde schadevergoeding onder de gestelde omstandigheden redelijk is en zal deze vordering dan ook geheel toewijzen.
De rechtbank zal het toegewezen bedrag van de benadeelde partij [slachtoffer 3] vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van de schadeveroorzakende gebeurtenis tot het moment van de algehele voldoening. Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 3] de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, op de wijze zoals hieronder is opgenomen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 38z, 57, 242 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder
feit 1ten laste gelegde
niet bewezenen
spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart
bewezendat verdachte het onder
feit 2, primair, en feit 3ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 2, primair:
verkrachting;
Ten aanzien van feit 3:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
30 (dertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak
in verzekering en in voorlopige hechtenisis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf
in minderinggebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte,
10 (tien) maanden, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een
proeftijdvan
3 (drie) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden bevolen als de veroordeelde gedurende de proeftijd niet aan de hierna vermelde bijzondere voorwaarden voldoet.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
Meldplicht bij de reclassering
Veroordeelde meldt zich op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met veroordeelde opnemen voor de eerste afspraak.
Ambulante behandeling
Veroordeelde laat zich behandelen door de Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo spoedig mogelijk. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
Indien dit door de toezichthouder wordt geïndiceerd, verblijft veroordeelde in een nader te bepalen instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
Dagbesteding
Veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag.
Geen andere huisvesting zonder toestemming
Veroordeelde vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van het Openbaar Ministerie.
Contactverbod
Veroordeelde heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met:
  • [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ;
  • [slachtoffer 3] , geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.
Geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarde daarbij is dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt; en
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Beveelt dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht
dadelijk uitvoerbaarzijn.
Legt aan verdachte op
de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij geheel toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 3] , van een bedrag van
€ 1.000,- (duizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van de schadeveroorzakende gebeurtenis, d.d. 27 mei 2023, tot aan de dag van de algehele voldoening. Voormeld bedrag bestaat uit vergoeding van immateriële schade.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij, tot op heden begroot op nihil. Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel
Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 3] van een bedrag van € 1.000,- (duizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de datum van de schadeveroorzakende gebeurtenis d.d. 27 mei 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan 20 dagen gijzeling worden toegepast. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. I. Timmermans, voorzitter,
mrs. A.M. Grüschke en C.C.J. Maas-van Es, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.M. Zoetelief en L.J. Bekker, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 november 2025.