ECLI:NL:RBAMS:2025:8996

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 november 2025
Publicatiedatum
20 november 2025
Zaaknummer
AMS 25/6055 en AMS 25/6110
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep en verzoek om voorlopige voorziening inzake Wmo-maatwerkvoorziening en tijdelijke woonvoorziening

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 21 november 2025, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam behandeld. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 11 maart 2025, waarin hij was toegelaten tot de Wmo-maatwerkvoorziening voor beschermd verblijf, maar op een wachtlijst werd geplaatst. Eiser verzocht om een voorlopige voorziening, omdat hij niet in een geschikte tijdelijke woonvoorziening kon worden geplaatst. De voorzieningenrechter oordeelt dat het bezwaar van eiser ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard. De voorzieningenrechter legt uit dat verweerder niet adequaat heeft gereageerd op de eerdere uitspraak van 14 augustus 2025, waarin was bepaald dat eiser zo snel mogelijk moest worden toegelaten tot de Dag- en Nacht Opvang (DNO) met een privékamer. Eiser had deze DNO na vijf dagen verlaten, omdat hij zich daar niet veilig voelde. De voorzieningenrechter concludeert dat verweerder eiser zelfstandig onderdak in een hotel moet bieden tot zes weken na de nieuwe beslissing op bezwaar. De uitspraak benadrukt het belang van een passende tijdelijke woonvoorziening voor eiser, die onder behandeling staat voor schizofrenie. De voorzieningenrechter vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, waarbij ook het griffierecht en proceskosten aan eiser worden vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
Zaaknummers: AMS 25/6055 en AMS 25/6110
uitspraak van de voorzieningenrechter van 21 november 2025 op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[eiser] , uit Amsterdam, eiser

(gemachtigden: [gemachtigde 1] en [gemachtigde 2] ),
en

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, verweerder

(gemachtigden: [gemachtigde 3] en mr. H. Kras).

Samenvatting

1.1.
Deze uitspraak gaat over het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser inhoudende dat hij binnen een week in een geschikte tijdelijke woonvoorziening (bijvoorbeeld een hotel) wordt geplaatst en de begeleiding van eiser wordt opgestart. Eiser is het niet eens met het toegekende tijdelijk verblijf. Hij heeft daarom beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Hij voert een aantal gronden aan. Aan de hand van deze gronden beoordeelt de voorzieningenrechter het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser.
1.2.
De voorzieningenrechter komt in deze uitspraak tot het oordeel dat verweerder het bezwaar van eiser ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het beroep is dus gegrond Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2.1.
Met het besluit van 11 maart 2025 is eiser toegelaten tot de Wmo-maatwerkvoorziening beschermd verblijf voor de periode van 27 februari 2025 tot en met 26 februari 2029. Verweerder heeft in dit besluit vermeld dat eiser op een wachtlijst wordt geplaatst, omdat hij nog niet in een beschermd verblijf terecht kan. Verder houdt het besluit in dat verzoeker in aanmerking komt voor begeleiding tijdens de wachttijd. Eiser heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt en tijdens de bezwaarprocedure de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
2.2.
Met de uitspraak van 14 augustus 2025 heeft de voorzieningenrechter verweerder opgedragen dat eiser zo snel mogelijk moet worden toegelaten tot de Dag- en Nacht Opvang (DNO) met een privékamer (eventueel met gedeeld sanitair en keuken). Eiser heeft de DNO betrokken, maar na vijf dagen verlaten.
2.3.
Met het bestreden besluit van 16 september 2025 heeft verweerder het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard omdat eiser volgens verweerder geen procesbelang meer heeft. Met de combinatie van het besluit van 11 maart 2025 en de toekenning die volgt uit de uitspraak van de voorzieningenrechter van 14 augustus 2025 heeft eiser volgens verweerder gekregen wat hij wil.
2.4.
Verweerder heeft eiser op 15 oktober 2025 een eenpersoonskamer in het Instroomhuis aan de Zeeburgerdijk aangeboden, maar dit heeft niet geleid tot een overnachting omdat eiser van mening is dat deze DNO voor hem geen passende tijdelijke oplossing is. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit en de voorzieningenrechter wederom verzocht om een voorlopige voorziening.
2.5.
Verweerder heeft op het verzoek om een voorlopige voorziening gereageerd met een verweerschrift.
2.6.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 12 november 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigden van eiser en de gemachtigden van verweerder.
2.7.
Omdat de voorzieningenrechter na afloop van de zitting tot de conclusie is gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak beslist hij ook op het beroep van eiser daartegen. [1]

Beoordeling door de voorzieningenrechter

3. In de uitspraak van 14 augustus 2025 heeft de voorzieningenrechter een voorziening toegewezen, in die zin dat verweerder eiser zo spoedig mogelijk moet toelaten tot de DNO met een privékamer (eventueel met gedeeld sanitair en keuken). Als dat niet lukt moet verweerder tijdelijk verblijf in een hotel regelen totdat een privékamer in de DNO beschikbaar komt. De voorzieningenrechter heeft daarbij overwogen dat mocht later blijken dat een privékamer in de DNO toch niet passend is, eiser en verweerder samen op zoek moeten naar een alternatieve oplossing tijdens de wachttijd.
4. Na de uitspraak kreeg eiser een eenpersoonskamer bij HVO-Querido toegewezen. Eiser heeft deze DNO na vijf dagen verlaten omdat hij zich daar niet veilig voelde. Eiser wil nu met het voorliggende verzoek om een voorlopige voorziening bereiken dat hij in een geschikte tijdelijke woonvoorziening (bijvoorbeeld een hotel) wordt geplaatst en zijn begeleiding kan worden opgestart, nu is gebleken dat de DNO niet geschikt is. De gemachtigden van eiser hebben benadrukt dat een woonplek waar eiser alleen kan verblijven en waar ambulante begeleiding vanuit Arkin mogelijk is, het meest passend is. Volgens hen is de DNO niet geschikt, omdat daar continu sociale interactie is en eiser hierdoor getriggerd raakt. Verweerder stelt zich op het standpunt dat een hotelkamer in dit kader niet kan worden aangeboden en geen oplossing is. Amsterdam kent veel daklozen aan wie dat ook niet wordt aangeboden en de situatie op het adres van zijn familie is onduidelijk.
5. Het dossier bevat geen medische gegevens op grond waarvan kan worden vastgesteld welke tijdelijke opvang geschikt is voor eiser. Op dit moment kan de voorzieningenrechter dan ook niet vaststellen in hoeverre het eiser verweten kan worden dat de plaatsing op een eenpersoonskamer in de DNO niet gelukt is of in hoeverre de wens voor een hotelkamer uitdrukking is van een persoonlijke voorkeur van eiser dan wel is ingegeven door een medische noodzaak. De door verweerder verleende indicatie voor beschermd wonen wijst er weliswaar op dat eiser niet zelfredzaam is en begeleiding nodig heeft maar niet duidelijk is waar dat dan concreet op ziet. In de verklaring van de huisarts is verder sprake van een diagnose schizofrenie waarvoor eiser onder behandeling staat bij Mentrum. Ook dat wijst niet concreet op het soort begeleiding dat noodzakelijk is, maar het gaat hier wel om mogelijk wezenlijke medische gegevens. Verweerder heeft naar eisers gezondheid (al dan niet via eisers gemachtigden) echter geen onderzoek verricht of advies ingewonnen via bijvoorbeeld de GGD.
6. Verweerder heeft wel geconcludeerd dat eiser heeft gekregen wat hij wil. Los van het feit dat alleen al deze door eiser aangespannen procedure laat zien dat dat feitelijk niet juist is, kan verweerder bij het ontbreken van verder medisch onderzoek en/of advies niet de conclusie trekken dat/in hoeverre sprake is van een vrije wilsbepaling van eiser. Daar komt nog bij dat verweerder geen gehoor heeft gegeven aan de uitspraak van 14 augustus 2025, door niet in overleg met eiser te zoeken naar een alternatieve oplossing tijdens de wachttijd. Het bezwaar van eiser is dan ook ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard, waarbij de rechtbank volledigheidshalve ook nog wijst op de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 27 januari 2021. [2] Het bestreden besluit wordt vernietigd en verweerder wordt opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak.
7. De voorzieningenrechter treft vervolgens als bodemrechter de voorlopige voorziening dat verweerder eiser vanaf heden zelfstandig onderdak in een hotel dient te bieden tot zes weken na de nieuwe beslissing op bezwaar.

Conclusie en gevolgen

8.1.
Het beroep is gegrond omdat verweerder het bezwaar van eiser ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. De voorzieningenrechter vernietigt daarom het bestreden besluit en bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dat verweerder een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. De voorzieningenrechter geeft verweerder hiervoor acht weken. Omdat het beroep gegrond is en verweerder wordt opgedragen om een nieuw besluit te nemen, bestaat er aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen dat verweerder eiser tot zes weken na de beslissing op bezwaar onderdak in een hotel moet bieden.
8.2.
Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht aan eiser vergoeden en krijgt eiser ook een vergoeding van zijn proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 2.721,- omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend, een verzoek om een voorlopige voorziening heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe, in die zin dat verweerder eiser vanaf heden tot zes weken na de nieuwe beslissing op bezwaar zelfstandig onderdak in een hotel moet bieden;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 106,- aan eiser moet vergoeden;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 2.721,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Tijselink, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J.C.M. Schilder, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 21 november 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. Tegen deze uitspraak voor zover deze gaat over de voorlopige voorziening staat geen hoger beroep open.

Voetnoten

1.Artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.