In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 19 november 2025 uitspraak gedaan over een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat door Hongarije was uitgevaardigd op 1 augustus 2025. De rechtbank heeft de overlevering van de opgeëiste persoon toegestaan, na eerder op 9 oktober 2025 al te hebben geoordeeld over de grondslag en inhoud van het EAB en de strafbaarheid van het feit. De zaak betreft de detentieomstandigheden in Hongarije, waarbij de rechtbank zich baseerde op artikel 11 van de Overleveringswet (OLW).
De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon na overlevering niet in de detentie-instelling van Tiszalök zal worden geplaatst, wat een belangrijke voorwaarde was voor de toestemming tot overlevering. De rechtbank heeft de informatie van de Hongaarse autoriteiten als voldoende betrouwbaar beoordeeld, waardoor het risico op onmenselijke detentieomstandigheden werd weggenomen. De rechtbank heeft ook de procesgang beschreven, waarin de zittingen op 25 september en 5 november 2025 plaatsvonden, met de betrokkenheid van de officier van justitie en de raadsman van de opgeëiste persoon.
De rechtbank concludeert dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en dat er geen weigeringsgronden zijn die de overlevering in de weg staan. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing, conform artikel 29, tweede lid, OLW.