Op 9 oktober 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Duitse autoriteiten. De officier van justitie had op 14 augustus 2025 een vordering ingediend tot het in behandeling nemen van het EAB, dat op 14 mei 2025 was uitgevaardigd door het Frankfurt am Main District Court. De opgeëiste persoon, geboren in 1961, was niet aanwezig tijdens de zitting op 25 september 2025, maar werd vertegenwoordigd door zijn raadsman, mr. R. van den Boogert. Tijdens deze zitting heeft de rechtbank de termijn voor uitspraak verlengd en de gevangenhouding bevolen.
Op de uitspraakzitting van 9 oktober 2025 heeft de officier van justitie meegedeeld dat het EAB was ingetrokken door de uitvaardigende justitiële autoriteit, omdat het aan het EAB ten grondslag liggende nationale aanhoudingsbevel was ingetrokken. De rechtbank heeft vervolgens geoordeeld dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moest worden verklaard in zijn vordering tot behandeling van het EAB, aangezien het EAB niet langer geldig was. De rechtbank heeft de (geschorste) overleveringsdetentie opgeheven. Deze uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter mr. O.P.M. Fruytier, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, conform artikel 29, tweede lid, van de Overleveringswet.