ECLI:NL:RBAMS:2025:9037

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 november 2025
Publicatiedatum
24 november 2025
Zaaknummer
13/220802-25
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben van een vuurwapen en bijbehorende munitie

Op 20 november 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 4 augustus 2025 in Amsterdam een vuurwapen, te weten een pistool van het merk Smith & Wesson, type Cs9, kaliber 9 x 19mm, en bijbehorende munitie voorhanden heeft gehad. De rechtbank heeft het feit bewezen verklaard op basis van het dossier en het verhandelde op de terechtzitting. De verdachte heeft het feit bekend en er is geen bewijsverweer gevoerd door de verdediging. De rechtbank heeft vastgesteld dat het voorhanden hebben van een vuurwapen een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van de samenleving met zich meebrengt, vooral gezien de toenemende vuurwapengeweld in Nederland, en heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek van voorarrest. Daarnaast is er een vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling van de verdachte behandeld, die gedeeltelijk is toegewezen voor de duur van 180 dagen, omdat de verdachte zich niet aan de voorwaarden heeft gehouden. De rechtbank heeft de onttrekking aan het verkeer van verschillende in beslag genomen voorwerpen, waaronder het vuurwapen, bevolen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/220802-25
Datum uitspraak: 20 november 2025
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1991,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[BRP adres] ,
gedetineerd in [detentieplaats] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 6 november 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. R.W. van Zanten, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. H. Polat, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 4 augustus 2025 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk Smith & Wesson, type Cs9, kaliber 9 x 19mm zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool
en of
munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten munitie in de zin van artikel 1 onder 4° van die wet, te weten een of meer kogelpatronen, kaliber 9 x 19mm voorhanden heeft gehad.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde feit kan worden bewezen.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen bewijsverweer gevoerd. Verdachte heeft het feit op de terechtzitting bekend.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
Gelet op de inhoud van het dossier en het verhandelde op de terechtzitting acht de rechtbank het tenlastegelegde feit bewezen.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 4 augustus 2025 te Amsterdam, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk Smith & Wesson, type Cs9, kaliber 9 x 19mm zijnde een vuurwapen
en
munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten munitie in de zin van artikel 1 onder 4° van die wet, te weten een of meer kogelpatronen, kaliber 9 x 19mm voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1.
De eis van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek van voorarrest.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte de rechtbank verzocht verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, waarvan het onvoorwaardelijk strafdeel gelijk is aan de tijd die verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht. Verdachte staat of stond op een dodenlijst, hij had het vuurwapen uitsluitend om zichzelf te beschermen.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
De aard en ernst van het feit
Verdachte heeft een pistool en bijbehorende munitie voorhanden gehad. Het voorhanden hebben van een pistool kan tot zeer gevaarlijke situaties leiden, zeker als dat pistool, zoals in dit geval, doorgeladen is. Het brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van de samenleving mee. Volgens verdachte staat of stond hij op een dodenlijst en heeft hij het vuurwapen alleen om zichzelf te beschermen en ook alleen in de woning voorhanden gehad. Zelfs als dat zo is dan is sprake van een ernstige feit. Nederland, en vooral Amsterdam, heeft te maken met steeds meer en heftiger vuurwapengeweld. Door een vuurwapen voorhanden te hebben heeft verdachte bijgedragen aan de instandhouding en normalisering van dat wapengeweld.
De persoon van de verdachte
Uit het uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 25 september 2025 blijkt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor ernstige geweldsdelicten en wapenbezit. Dit heeft verdachte er niet van weerhouden opnieuw een strafbaar feit te plegen. Verdachte heeft het feit zelfs gepleegd terwijl zijn proeftijd van één van deze eerdere veroordelingen nog niet was verstreken en dat is kwalijk.
De straf
Gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde en het strafblad van verdachte is de rechtbank van oordeel dat alleen een gevangenisstraf in aanmerking komt als strafmodaliteit. Bij het bepalen van de hoogte van die straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de afspraken die de rechtbanken onderling hebben gemaakt. Gelet daarop neemt zij een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden als uitgangspunt. In strafverzwarende zin houdt de rechtbank rekening met het strafblad van verdachte. Ook weegt de rechtbank in strafverzwarende zin mee dat het vuurwapen was doorgeladen.
Alles overwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, met aftrek van de tijd die verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden.

8.Beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
1. 1 STK Mes (G6693147)
2. 1 STK Verdovende Middelen (G6693154)
3. 1 STK Verdovende Middelen (G6693155)
4. 20 STK Verdovende Middelen (G6693156)
5. 1 STK Pistool (G6693137)
6. 1 STK Patroonhouder (G6693138)
7. 1 STK Munitie (G6693140)
8. 1 STK Papier (G6693150)
9. 5 STK Verdovende Middelen (G6693157)
10. 16 STK Verdovende Middelen (G6693152)
11. 4 STK Verdovende Middelen (G6693153)
8.1.
Onttrekking aan het verkeer
De officier van justitie heeft verzocht voornoemde voorwerpen te onttrekken aan het verkeer. De raadsman is daarmee akkoord.
De rechtbank overweegt dat met betrekking tot de onder 5, 6 en 7 genoemde voorwerpen het bewezen geachte is begaan en dat de onder 1 tot en met 4 en 8 tot en met 11 genoemde voorwerpen zijn aangetroffen in het onderzoek naar het door verdachte begane misdrijf. Uit het dossier blijkt dat het onder 1 genoemde mes een wapen is in de zin van artikel 2 lid 1, categorie I onder 4 van de Wet Wapens en Munitie en dat het onder 8 genoemde papier een vals bankbiljet is. Nu alle voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, worden de voorwerpen onttrokken aan het verkeer.

9.Vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling

9.1.
Procesgang
Bij onherroepelijk geworden vonnis van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Midden-Nederland van 27 maart 2019, onder parketnummer 16/659054-17 is verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 jaren.
Verdachte is bij besluit van 9 augustus 2023 op grond van artikel 6:2:10 Sv voorwaardelijk in vrijheid gesteld onder de algemene voorwaarde dat de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke invrijheidstelling kan worden herroepen als verdachte zich voor het einde van de proeftijd van 1217 dagen aan een strafbaar feit schuldig maakt (artikel 6:2:11 lid 1 Sv).
Bij de stukken bevindt zich de op 15 augustus 2025 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam, in de zaak met parketnummer 16/659054-17, met v.i.-zaaknummer 99/001145-31.
9.2.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De vordering van de officier van justitie strekt tot het herroepen van de voorwaardelijke invrijheidstelling van 1217 dagen. De officier van justitie heeft op de terechtzitting gevorderd deze vordering gedeeltelijk toe te wijzen voor de duur van 180 dagen.
9.3.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling af te wijzen en subsidiair deze vordering toe te wijzen voor een duur korter dan 180 dagen.
9.4.
Oordeel van de rechtbank
Zoals uit dit vonnis volgt heeft verdachte het in rubriek vier genoemde bewezenverklaarde strafbare feit begaan terwijl de hiervoor bedoelde proeftijd nog niet was verstreken. Dat betekent dat verdachte de hiervoor genoemde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. Verdachte heeft in het kader van de voorwaardelijke invrijheidsstelling sinds twee jaar verplicht reclasseringscontact. Daarover heeft de reclassering op 5 november 2025 bericht dat verdachte een gesloten en niet-meewerkende houding heeft en dat zij geen mogelijkheden ziet tot gedragsverandering of risicobeperking. Verdachte heeft op de terechtzitting verklaard dat hij de afspraken met de reclassering wel naleefde, maar dat hij bepaalde persoonlijke omstandigheden niet met de reclassering deelde. De rechtbank ziet in deze verklaring van verdachte aanleiding hem een laatste kans te bieden om gedragsverandering te laten zien, onder meer door zich open te stellen in gesprekken bij de reclassering en hulp te vragen, bijvoorbeeld bij het vinden van gepaste woonruimte. Wel is de rechtbank van oordeel dat verdachte een consequentie moet dragen van het niet naleven van de aan de voorwaardelijke invrijheidsstelling verbonden voorwaarde. Gelet op ernst van de overtreding van de algemene voorwaarde (het voorhanden hebben van een doorgeladen vuurwapen) terwijl de voorwaardelijke invrijheidstelling (onder meer) ziet op ernstige geweldsdelicten, kan niet worden volstaan met een kortere duur van de tenuitvoerlegging dan door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank zal de vordering gelet op het voorgaande niet geheel, maar gedeeltelijk voor de duur van 180 dagen toewijzen.
De rechtbank zal gelasten dat dit gedeelte van de vrijheidsstraf dat als gevolg van de toepassing van de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling niet ten uitvoer is gelegd, alsnog moet worden ondergaan.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36b, 36c, 36d en 55 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek vier is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Eendaadse samenloop van:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeeltverdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
  • 1 STK Mes (G6693147)
  • 1 STK Verdovende Middelen (G6693154)
  • 1 STK Verdovende Middelen (G6693155)
  • 20 STK Verdovende Middelen (G6693156)
  • 1 STK Pistool (G6693137)
  • 1 STK Patroonhouder (G6693138)
  • 1 STK Munitie (G6693140)
  • 1 STK Papier (G6693150)
  • 5 STK Verdovende Middelen (G6693157)
  • 16 STK Verdovende Middelen (G6693152)
  • 4 STK Verdovende Middelen (G6693153)
Wijst gedeeltelijk toe de vordering strekkende tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling.
Gelast dat het gedeelte van de vrijheidsstraf dat als gevolg van de toepassing van de regeling van de voorwaardelijke invrijheidstelling niet ten uitvoer is gelegd, te weten
180 (honderdtachtig) dagen, alsnog wordt ondergaan.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E. Biçer, voorzitter,
mrs. K.A. Brunner en B.J. Blok, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. van Gerven, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 november 2025.
[…]