9.3.Het oordeel van de rechtbank
Vordering van [benadeelde partij 1]
Vast staat dat aan de benadeelde partij [benadeelde partij 1], door het onder 3 bewezenverklaarde, rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade aangezien de benadeelde partij ten gevolge van het strafbare feit geestelijk letsel heeft opgelopen en verdachte het oogmerk had angst toe te brengen.
De benadeelde partij heeft haar immateriële schadevergoeding (nader) onderbouwd. Er zijn nieuwe omstandigheden die bij de veroordeling van de medeverdachten nog niet bekend waren. Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding naar billijkheid op een bedrag van € 3.000,-
,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
Nu verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij betalen, is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
De benadeelde partij zal ten aanzien van het materiële deel van haar vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. De behandeling van dit deel van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafgeding op omdat dit toekomstige posten betreffen. De benadeelde partij kan dit deel van haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Vordering van [benadeelde partij 2]
Vast staat dat aan de benadeelde partij [benadeelde partij 2], door het onder 3 bewezenverklaarde, rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De vordering is niet betwist. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen tot een bedrag van € 1.113,30
,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
Verder staat vast dat aan [benadeelde partij 2], door het onder 3 bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106 lid 1 BW heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade aangezien de benadeelde partij ten gevolge van het strafbare feit lichamelijk letsel en geestelijk letsel heeft opgelopen en dat verdachte het oogmerk had leed/angst toe te brengen.
Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schade naar billijkheid op € 4.000,-. De rechtbank wijkt hiermee iets af van hetgeen de rechtbank in de zaken van de medeverdachten hebben begroot, maar de rechtbank is van oordeel dat met inachtneming van de zogenoemde Rotterdamse Schaal een hogere vergoeding toegewezen dient te worden. De vordering zal voor het meerdere worden afgewezen.
Nu verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij betalen, is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
Vordering van [benadeelde partij 3]
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij door het onder 3 bewezenverklaarde rechtstreeks schade is toegebracht. De benadeelde partij was immers aanwezig tijdens het incident, hetgeen ook volgt uit zijn getuigenverklaring die in het dossier zit. Tijdens het incident is [benadeelde partij 3] bij zijn jas gepakt waardoor zijn jas kapot is gegaan. Aan [benadeelde partij 3] is hierdoor rechtstreeks materiële schade toegebracht. Om in aanmerking te komen voor vergoeding van deze schade is in de gegeven omstandigheden niet vereist dat de vernieling van de jas als afzonderlijk feit wordt tenlastegelegd en bewezenverklaard. De hoogte van de vordering van zijn materiële schade is niet betwist. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen tot een bedrag van € 119,30.
Op grond van artikel 6:106 lid 1 BW heeft de benadeelde partij daarnaast recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade aangezien de benadeelde partij ten gevolge van het strafbare feit geestelijk letsel heeft opgelopen en verdachte het oogmerk had leed/angst toe te brengen.
Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schade naar billijkheid op € 1.500,-.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. De behandeling van dit deel van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafgeding op omdat de rechtbank momenteel onvoldoende ingelicht is over de immateriële schadevergoeding om een hoger bedrag te kunnen toewijzen. De benadeelde partij kan dit deel van zijn/haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Nu verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij betalen, is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In zaak B
Vordering van [benadeelde partij 4]
Vast staat dat aan de benadeelde partij [benadeelde partij 4], door het onder 1 bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding naar billijkheid op een bedrag van € 650,-
,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In zaak C
Vordering van [benadeelde partij 5]
Vast staat dat aan de benadeelde partij [benadeelde partij 5], door het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding naar billijkheid op een bedrag van € 3.000,-
,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
Nu verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij betalen, is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
Schadevergoedingsmaatregelen
In het belang van [benadeelde partij 1], [benadeelde partij 2], [benadeelde partij 3], [benadeelde partij 4] en [benadeelde partij 5] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.